Gepubliceerd op woensdag 9 november 2016
IEFBE 1988
HvJ EU - CJUE ||
9 nov 2016
HvJ EU - CJUE 9 nov 2016, IEFBE 1988; Zaak C-536/15 (Tele2 tegen ACM en European Directory Assistance NV), https://www.ie-forum.be/artikelen/a-g-onderneming-dient-na-te-gaan-of-abonnee-duidelijke-informatie-ontvangt-over-de-verwerking-van-pe

A-G: Onderneming dient na te gaan of abonnee duidelijke informatie ontvangt over de verwerking van persoonsgegevens

Conclusie AG 9 november 2016, IT 2164; IEFBE 1988; Zaak C-536/15 (Tele2 tegen ACM en European Directory Assistance NV) Provider. Verweking persoonsgegevens. Het gaat hier onder andere om de vraag of onder verzoeken ook moet worden begrepen een verzoek van een in een andere lidstaat gevestigde onderneming, die informatie vraagt ten behoeve van het verstrekken van openbare telefooninlichtingendiensten en telefoongidsen die worden aangeboden in die lidstaat en/of in andere lidstaten.
Conclusie AG: Op het tijdstip waarop het contract van het abonnement wordt getekend, dient deze onderneming zich er van te vergewissen dat de abonnee duidelijke en nauwkeurige informatie ontvangt over de verschillende aspecten van de verwerking van zijn persoonsgegevens en in het bijzonder over het beschikbaar stellen van deze gegevens aan een aanbieder van telefoongidsen en/of telefooninlichtingen die zijn diensten verricht in een andere lidstaat dan die waarin hij verblijft.

Conclusie A-G:

„Artikel 25, lid 2, van richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en ‑diensten (Universeledienstrichtlijn), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009, en artikel 12 van richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136, moeten aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat de onderneming die wordt verzocht om de persoonsgegevens van zijn abonnees beschikbaar te stellen, wanneer zij hiertoe toestemming verkrijgt van deze abonnees, onderscheid maakt naar de lidstaat waarin de telefoongidsen en/of standaard abonnee-informatiediensten worden aangeboden, mits deze gegevens bestemd zijn om te worden gebruikt voor dezelfde doelen als die waarvoor die gegevens met het oog op hun eerste publicatie zijn verzameld.

Op het tijdstip waarop het contract van het abonnement wordt getekend, dient deze onderneming zich er dus van te vergewissen dat de abonnee duidelijke en nauwkeurige informatie ontvangt over de verschillende aspecten van de verwerking van zijn persoonsgegevens en in het bijzonder over het beschikbaar stellen van deze gegevens aan een aanbieder van telefoongidsen en/of telefooninlichtingen die zijn diensten verricht in een andere lidstaat dan die waarin hij verblijft.”

Prejudicieel gestelde vragen: 
1.    Moet artikel 25, tweede lid, van richtlijn 2002/22/EG1 zo worden uitgelegd dat onder verzoeken ook moet worden begrepen een verzoek van een in een andere lidstaat gevestigde onderneming, die informatie vraagt ten behoeve van het verstrekken van openbare telefooninlichtingendiensten en telefoongidsen die worden aangeboden in die lidstaat en/of in andere lidstaten?

2.    Als vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: mag de aanbieder die telefoonnummers in gebruik geeft, en die op grond van een nationale regeling gehouden is de abonnee toestemming te vragen voor opname in standaard telefoongidsen en standaard abonnee-informatiediensten, in de vraag om toestemming op grond van het non-discriminatiebeginsel differentiëren naar de lidstaat waarin de onderneming die verzoekt om informatie als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van richtlijn 2002/22/EG, de telefoongids en abonnee-informatiedienst aanbiedt?