Gepubliceerd op dinsdag 12 december 2017
IEFBE 2429
HvJ EU - CJUE ||
12 dec 2017
HvJ EU - CJUE 12 dec 2017, IEFBE 2429; ECLI:EU:C:2017:958 (Bundesanstalt für Finanzdienstleistungsaufsicht tegen Ewald Baumeister), https://www.ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-alle-informatie-van-nationale-autoriteiten-financi-le-markten-over-onder-toezicht-staan

Conclusie AG: Alle informatie van nationale autoriteiten financiële markten over onder toezicht staande ondernemingen zijn 'vertrouwelijke gegevens'

Conclusie A-G HvJ EU 12 december 2017, IT&R 2437; IEFbe 2429; C-15/16; ECLI:EU:C:2017:958 (Bundesanstalt für Finanzdienstleistungsaufsicht tegen Ewald Baumeister). Vertrouwelijke gegevens. Alle informatie, waaronder correspondentie en verklaringen betreffende een onder toezicht staande onderneming, opgesteld of ontvangen door een nationale autoriteit die toezicht houdt op de financiële markten, valt onder het begrip 'vertrouwelijke gegevens’ en wordt door het beroepsgeheim beschermd zonder aan nadere voorwaarden te hoeven voldoen.

Conclusie AG:

Alle informatie, daaronder begrepen correspondentie en verklaringen betreffende een onder toezicht staande onderneming, die is ontvangen of opgesteld door een nationale autoriteit die toezicht houdt op de financiële markten, valt onder het begrip ,vertrouwelijke gegevens’ in de zin van artikel 54, lid 1, tweede volzin, van richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van richtlijn 2000/12/EG van de Raad, en wordt derhalve door het beroepsgeheim van artikel 54, lid 1, eerste volzin, van die richtlijn beschermd, zonder dat daarvoor aan nadere voorwaarden hoeft te zijn voldaan.

Gestelde vragen:

1a) Valt alle bedrijfsinformatie die de onder toezicht staande onderneming aan de toezichthoudende autoriteit heeft verstrekt, onder het begrip ,vertrouwelijke gegevens’ in de zin van artikel 54, lid 1, tweede volzin, van richtlijn [2004/39], en dus onder het in artikel 54, lid 1, eerste volzin, van deze richtlijn bedoelde beroepsgeheim, zonder dat daarvoor aan nadere voorwaarden hoeft te zijn voldaan?

b) Geldt het ,geheim van het prudentiële toezicht’ als onderdeel van het beroepsgeheim in de zin van artikel 54, lid 1, eerste volzin, van richtlijn [2004/39] voor alle in de stukken vervatte verklaringen van de toezichthoudende autoriteit, daaronder begrepen haar correspondentie met andere instanties, zonder dat daarvoor aan nadere voorwaarden hoeft te zijn voldaan?

Voor het geval dat de vragen a) of b) ontkennend worden beantwoord:

c) Dient de bepaling over het beroepsgeheim in artikel 54, lid 1, van richtlijn [2004/39] aldus te worden uitgelegd dat bij de kwalificatie van gegevens als ,vertrouwelijk’

i) beslissend is of deze gegevens naar de aard ervan onder het beroepsgeheim vallen dan wel de toegang tot deze gegevens het belang bij geheimhouding concreet en daadwerkelijk kan schaden, dan wel dat daarbij

ii) rekening moet worden gehouden met andere omstandigheden die meebrengen dat de gegevens onder het beroepsgeheim vallen, dan wel dat daarbij

iii) de toezichthoudende autoriteit zich ten aanzien van de in haar stukken vervatte bedrijfsinformatie van de onder toezicht staande instelling en ten aanzien van de documenten die daarmee verband houden, kan beroepen op het weerlegbare vermoeden dat in zoverre commerciële of prudentiële geheimen in het geding zijn?

2) Dient het begrip ,vertrouwelijke gegevens’ in de zin van artikel 54, lid 1, tweede volzin, van richtlijn [2004/39] aldus te worden uitgelegd dat de kwalificatie van door de toezichthoudende autoriteit doorgegeven bedrijfsinformatie als commercieel geheim dat bescherming verdient of als gegeven dat anderszins bescherming verdient, enkel afhangt van het tijdstip waarop deze informatie is verstrekt aan de toezichthoudende instantie?

Voor het geval dat de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord:

3) Dient bij de vraag of bedrijfsinformatie, los van wijzigingen van het economische klimaat, bescherming verdient als commercieel geheim en dus onder het beroepsgeheim valt als bedoeld in artikel 54, lid 1, tweede volzin, van richtlijn [2004/39], op algemene wijze een tijdslimiet – van bijvoorbeeld vijf jaar – te worden gehanteerd, waarvan de overschrijding het weerlegbare vermoeden oplevert dat deze informatie haar economische waarde heeft verloren? Geldt dit eveneens voor het geheim van het prudentiële toezicht?

Afbeelding: CC0, public domain