Gepubliceerd op maandag 14 augustus 2017
IEFBE 2304
Gent - Gand ||
10 okt 2016
Gent - Gand 10 okt 2016, IEFBE 2304; (Freedom confectionery tegen Mellowparty), https://www.ie-forum.be/artikelen/mellowparty-maakt-inbreuk-door-verder-produceren-marshmallows

Uitspraak ingezonden door Tom Vanraes, Sherpa Law.

Mellowparty maakt inbreuk door verder produceren marshmallows

Hof van beroep Gent 10 oktober 2016, IEFbe 2304 (Freedom confectionery tegen Mellowparty) en rechtbank van Koophandel Gent, afdeling dendermonde 29 juni 2016, IEFbe 2304 (Freedom confectionery tegen Mellowparty) Mellowparty maakt inbreuk auteursrecht door het verder produceren van marshmallows. Freedom confectionery heeft een recept en productieproces ontwikkeld voor vegetarische marshmallows met een lange houdbaarheidsdatum. Met Mellowparty werd een distributieovereenkomst ondertekend voor de productie van de marshmallows. Partijen kwamen overeen dat de intellectuele eigendomsrechten volledig zou worden gedeeld en bij het staken van de productie door Mellow Party zou de intellectuele eigendom voor 50 % worden afgestaan aan Freedom Confectionery. De overeenkomst is per 24 maart 2016 beëindigd door Mellow Party. Freedom confectionery vordert een verbod op het delen door Mellow Party van de informatie omtrent het recept en productieproces van de marshmallows aan een derde. Daarnaast vordert zij Mellow Party tot stopzetting van de productie van de marshmallows. De rechtbank verklaart de vordering gegrond. Mellow Party stelt hoger beroep in en vordert om de beschikking teniet te doen. Het Hof bevestigt de bestreden beschikking.

8. De stelling van de appellante is dat geïntimeerde de overeenkomst verbrak omdat ze niet wou ingaan op eisen van minimum-afnames. In dat opzicht verwees artikel 4 van de overeenkomst reeds naar dit probleem, maar er werd daar benadrukt dat deze minimum-afnames er slechts zouden komen na akkoord van beide partijen. Uit het niet realiseren van een akkoord reeds dadelijk de wil tot beëindiging in hoofde van geïntimeerde afleiden, zoals appellant doet, lijkt in het kader van een prima facie beoordeling onterecht.

Tenslotte heeft appellante opgezegd per 24 maart 2016 (haar stuk 9).

Bij beëindiging van de overeenkomst moet in principe artikel 7 nageleefd worden. De vraag wie verantwoordelijk is voor de beëindiging van de samenwerking is echter zeer belangrijk.

Het komt aan de bodemrechter toe om te oordelen in welke mate de rechten op het recept (en eventuele geheimen inzake het productieproces) uitsluitend aan geïntimeerde toekomen en in hoeverre uit de overeenkomst mag afgeleid worden dat het recept door appellante niet meer mag worden gebruikt na de beëindiging.

Volgens het hof is er in de beëindigde overeenkomst voldoende "schijn van recht" te vinden om de door de geïntimeerde gevorderde maatregelen voorlopig op te leggen. Het verder produceren zonder exclusieve distributieovereenkomst dreigt onherstelbare schade te veroorzaken aan geïntimeerde, mocht dit contractueel door de bodemrechter finaal als onrechtmatig worden beoordeeld.

Er kan in casu een voldoende "schijn van recht" worden weerhouden om een beslissing in kort geding tot voorlopige bewaring van dit recht te bevelen.

9. Bij de beschikking a quo van 29 juni 2016 verklaarde de voorzitter de vordering ontvankelijk en gegrond als volgt:

– Legt appellante het verbod op om de informatie omtrent het recept en het productieproces van vegetarische marshmallows aan een derde onder welke vorm dan ook over te maken, onder verbeurte van een dwangsom van 500.000,00 EUR per vastgestelde overtreding na 24 uur vanaf de betekening van deze beschikking;

– Veroordeelt appellante in de stopzettingvan de productie van de vegetarische marshmallows vanaf heden en dit onder verbeurte van een dwangsom van 100.000,00 EUR per vastgestelde overtreding na 24 uur vanaf de betekening van deze beschikking;