Gepubliceerd op woensdag 13 december 2017
IEFBE 2430
Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise ||
13 dec 2017
Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 13 dec 2017, IEFBE 2430; ECLI:NL:RBDHA:2017:14483 (Kwantum tegen Vitra), https://www.ie-forum.be/artikelen/noch-in-nederland-noch-in-belgi-aanspraak-op-auteursrechtelijke-bescherming-voor-eames-stoel

Uitspraak ingezonden door Margot van Gerwen en Charlotte Garnitsch, TaylorWessing.

Noch in Nederland, noch in België aanspraak op auteursrechtelijke bescherming voor Eames-stoel

Rechtbank Den Haag 13 december 2017, IEF 17352; IEFbe 2430; ECLI:NL:RBDHA:2017:14483 (Kwantum tegen Vitra) Auteursrecht. Modellenrecht. Internationale verdragen. Vitra heeft de Eames stoel DWS ontworpen en constateert de 'Paris'-stoel die door Kwantum op de markt is gebracht. In kort geding is een auteursrechtinbreuk verbod opgelegd [IEF 14584]. Vitra beroept zich op artikel 2 lid 1 van het Unieverdrag. Ook artikel X van het Nederlands-Amerikaanse Vriendschapsverdrag en artikel 5.3 van het Belgisch-Amerikaanse Vriendschapsverdrag bieden volgens Vitra basis voor auteursrechtelijke bescherming van de DSW. Daarnaast voert Vitra aan dat 10 lid 2 Duurrichtlijn in Nederland in artikel 51 Aw en in België in de WER en de interpretatie hiervan in HvJ EU Sony/Falcon auteursrecht aan de DSW toekent. In het onderhavige geval staat tussen partijen vast dat de DSW in het land van oorsprong geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Voor de groep modellen waar de DSW toe behoort heeft in Nederland en België immers nooit de mogelijkheid bestaan om modelrechtelijke bescherming te verkrijgen omdat die groep nooit heeft voldaan aan de nationale beschermingsvoorwaarden. Verklaring voor recht dat er geen auteursrechtinbreuk is en geen slaafse nabootsing.

4.25. Wat opvalt is dat Vitra wel wijst op de uitkomst van een concrete benadering van onderdeel B maar, hoewel dat de kortste weg naar huis zou zijn, toch niet bepleit dat onderdeel B concreet behoort te worden getoetst. Vitra lijkt eerder de — hierna te bespreken — abstractere toetsing te bepleiten die het Haagse hof in de hiervoor genoemde zaak over de Lounge Chair heeft gehanteerd. Kennelijk aanvaardt zij de concrete benadering van onderdeel 3 ook niet als juist. Naar het oordeel van de rechtbank is dat terecht. Het gaat in artikel 2 lid 7 BC immers om de vraag welke bescherming voor een ‘buitenlands’ werk kan worden ingeroepen; auteursrecht of modellenrecht, waarna het aan de lidstaten is om te bezien of het werk voldoet aan de nationale beschermingsvoorwaarden en zij, in uitzondering op het reciprociteitsbeginsel, een buitenlands werk mogen discrimineren.

Uitgangspunt bij het bepalen welke bescherming kan worden ingeroepen, is de in het land van oorsprong toegekende bescherming, opdat aan een voorwerp als werk van toegepaste kunst in beginsel geen auteursrechtelijke bescherming wordt geboden als die in het land van oorsprong niet aan dit voorwerp toekomt. Indien de uitzonderingstoets van onderdeel B concreet zou worden benaderd, zou daarentegen de in het aangezochte land feitelijk toegekende modelbescherming bepalend worden voor het antwoord op de vraag welke bescherming kan worden ingeroepen. Een concrete benadering beantwoordt dan ook niet aan het met artikel 2 lid 7 BC beoogde doel.

4.27. Kwantum c.s. verdedigt een abstracte benadering van onderdeel B waarin het er om gaat of in het land waar bescherming wordt gezocht een modelrechtelijk beschermingsregime bestaat. Nu in Nederland en België aan die voorwaarde wordt voldaan, ook al op het moment dat de VS tot de BC toetraden, blijft volgens Kwantum c.s. gelden dat geen auteursrechtelijke bescherming voor de DSW aan de orde is. Vitra maakt geen keuze voor een benadering maar betoogt dat zowel via een concrete benadering van onderdeel B als via een abstracte toets van de daarin opgenomen voorwaarde de DSW voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Dat in Nederland en België de DSW nimmer door het modellenrecht is beschermd, staat immers vast. Voor wat betreft de aan te leggen abstracte toets wijst Vitra op het arrest van het Hof Den Haag van 20 maart 200$ in een door haar aangespannen kort geding over een andere door Charles en Ray Eames in de VS halverwege de vorige eeuw ontworpen stoel, de ‘Lounge Chair”9. In dat arrest heeft het hof bepalend geacht dat de Lounge Chair, die voor wat betreft het inroepen van bescherming met de DSW vergelijkbaar is, behoort tot een groep modellen waarvoor in Nederland en België nooit de mogelijkheid heeft bestaan om modelrechtelijke bescherming te verkrijgen. Het hof heeft zodoende beslist dat de uitzondering van onderdeel B is vervuld en dat auteursrechtelijke bescherming aan de Lounge Chair moet worden toegekend.

4.29. Datzelfde heeft op vergelijkbare wijze te gelden voor de meer abstracte benadering van het hof in voornoemd arrest uit 2008. Voor de groep modellen waar de DSW toe behoort heeft in Nederland en België immers nooit de mogelijkheid bestaan om modelrechtelijke bescherming te verkrijgen omdat die groep nooit heeft voldaan aan de nationale beschermingsvoorwaarden. Indien aan die groep via de uitzondering van onderdeel B hoe dan ook auteursrechtelijke bescherming moet worden geboden, is wederom de in het land van oorsprong toegekende bescherming zonder belang. Deze op basis van het hof door Vitra gegeven invulling aan onderdeel B strookt ook niet met het Vijf spellen-arrest en de wijze waarop in rechtspraak en literatuur dat arrest wordt uitgelegd. Uit dit hierna te bespreken arrest volgt dat onderdeel B op de abstracte wijze die Kwantum c.s. verdedigt, moet worden getoetst.