Gepubliceerd op dinsdag 4 juli 2017
IEFBE 2234
Rechtbanken van Koophandel - Tribunaux de commerce ||
2 okt 2015
Rechtbanken van Koophandel - Tribunaux de commerce 2 okt 2015, IEFBE 2234; (Doccle.Up), https://www.ie-forum.be/artikelen/uitvinder-doccle-up-komen-slechts-morele-rechten-toe-nu-doccle-up-octrooihouder-is

Uitvinder Doccle.Up komen slechts morele rechten toe nu DOCCLE UP octrooihouder is

Rechtbank van Koophandel Antwerpen 2 oktober 2015, IEFbe 2234 (Doccle.Up) Octrooirecht. Partijen ontwikkelden het online platform Doccle, bedoeld voor het uitwisselen en archiveren van (facturatie)documenten, waar zij een octrooi voor verkregen. Doccle.Up is houder en X staat vermeld als uitvinder. Doccle stelt dat X geen IE-rechten toekomen op het Doccle platform op basis waarvan X licentievergoedingen kan opeisen. X stelt daarom dat het octrooi aan hem zou moeten toekomen. Het feit dat X op het octrooi als uitvinder vermeld staat en dat het vermoeden van uitvinderschap niet wordt ontkracht, brengt met zich mee dat hij wel houder is van de morele rechten die hiermee samengaan.

9. Een onbestaande contractuele regeling kan niet terzijde worden gesteld, en X kan het feit dat er geen contractuele regeling bestaat enkel aan zichzelf verwijten. Dat hij zich tot het najaar van 2013 niet bewust zou zijn geweest van alle implicaties, is hierbij zonder invloed: hij roept geen nietigheid in op grond van (rechts)dwaling van - hypothetisch - het octrooi noch van enige overeenkomst gesloten in de aanloop ertoe. Deze regel is dus niet van toepassing - zoals X ten onrechte voorhoudt - op hypothetische contractuele verhoudingen die nooit tot stand zijn gekomen. De omstandigheid dat X (1) tijdens de ontwikkeling, (2) vóór de aanvraag van het octrooi, (3) gedurende de aanvraagprocedure zelf en (4) zelfs vóór de toekenning van het octrooi géén licentievergoedingen heeft bedongen daar waar hij het hypothetisch wel had kunnen doen, leidt er niet toe dat dit octrooi zou zijn tot stand gekomen met terzijdestelling van een wettelijke of contractuele verplichting.

10. Uit het Statement of Work van 25 juni 2012 (stuk III.8 van de verwerende partijen) en uit de Master Service Agreement van 12 april/1 juli 2012 (stuk III.11) (die X mee tekende namens een BVBA MAN & Go, voor ACERTA) blijkt zeer duidelijk dat ATOS WORLDLINE geen afstand deed van haar intellectuele eigendomsrechten (zie punt 8.3 op p. 74, respectievelijk clause 16 op p. 14). Er is hierbij geen sprake van intellectuele eigendomsrechten van X zelf, die nochtans ook zijn vermeende rechten had kunnen laten gelden. Uit de ongedateerde brief (stuk III.17 van de verwerende partijen), die mede werd ondertekend door X, blijkt verder uitdrukkelijk dat over de ontstane intellectuele eigendomsrechten werd onderhandeld en gecontracteerd: "We verwijzen naar een gesprek van de heer A met de heer B, senior Legal consel van Atos Wordline (sic) op 28/08/2013. Tijdens dit gesprek werd bevestigd dat de IP-rechten op de user interface en de business logica die door Atos Wordline (sic) voor rekening van Acerta cvba, Telenet NV en Nationaal Hulpfonds (en vervolgens na de oprichting ervan voor rekening van Doccle.Up NV) zijn en nog worden ontwikkeld, worden overgedragen naar Doccle.Up NV.". X was ook hier volstrekt in de mogelijkheid om zijn vermeende rechten te laten gelden.
Tenslotte moet worden vastgesteld dat X op 23 januari 2013 namens DOCCLE.UP een volmacht (stuk IV.19 van de verwerende partijen) ondertekende opdat de octrooigemachtigde de aanvraag zou kunnen aanvatten, dit in naam van DOCCLE.UP en niet namens hemzelf. Er blijkt dan ook niet dat het octrooi - waarvan de totstandkomingsprocedure herhaaldelijk op raden van bestuur werd besproken - zou zijn tot stand gekomen met miskenning van enig contractueel recht van X.

11. Op grond van wat voorafgaat blijkt dat de tegenvordering faalt. De (declaratoire) hoofdvordering is in grote mate wel gegrond: er blijkt immers dat X (net zoals PINVEST) geen vermogensrechtelijke aanspraken uit het octrooi kan putten. Het feit dat hij op het octrooi als uitvinder vermeld staat en dat het vermoeden van uitvinderschap niet wordt ontkracht, brengt met zich mee dat hij wel houder is van de morele rechten die hiermee samengaan. Daarbij moet worden opgemerkt dat DOCCLE op 23 oktober 2012 met kennis van zaken (zie de mail van de VEREENIGDE OCTROOIBUREAUX van 5 oktober 2012) ervoor heeft gekozen om X als uitvinder op het octrooi te laten vermelden). DOCCLE brengt evenwel geen bewijs bij van enige 'dreigementen' vanwege X of PINVEST, laat staan met een foutief karakter. Er bestaat dan ook geen grond voor het toekennen van enige schadevergoeding.