IEFBE 3723
19 maart 2024
Uitspraak

Conclusie Europese A-G inzake mededeling aan het publiek

 
IEFBE 3722
12 maart 2024
Artikel

De Inzet van Neurowetenschap bij het Beoordelen van Verwarringsgevaar

 
IEFBE 3721
11 maart 2024
Uitspraak

Gele stiksel van Dr. Martens schoenen niet onderscheidend voor alle schoenen

 
IEFBE 2361

Uitspraak ingezonden door Tom Heremans, CMS

Primagaz misleidt publiek door enkel één parameter van gebruikskost te noemen waardoor aardgas goedkoper lijkt dan Mazout

Antwerpen(afd. Hasselt) - Anvers(div. Hasselt) 19 okt 2012, IEFBE 2361; (Primagaz tegen Informazout), https://www.ie-forum.be/artikelen/primagaz-misleidt-publiek-door-enkel-n-parameter-van-gebruikskost-te-noemen-waardoor-aardgas-goedkop

Rechtbank van Koophandel Hasselt 19 oktober 2012, RB 2983; IEFbe 2361 (Informazout tegen Primagaz Belgium) Primagaz verkoopt gasproducten zoals butaan en propaan voor het verwarmen van woningen en gebouwen. In de krant De Morgen met de titel: "Geen aardgas? Een budgetvriendelijke en groenere oplossing dan Mazout" maakte Primagaz een vergelijking van de officiële prijzen van propaan met die van Mazout. De reclame zou bij de gemiddelde consument de  indruk wekken dat de verbruikskost van verwarmen met propaan beduidend lager is dan de verbruikskost van verwarmen met mazout. Als de correcte vergelijkingsbasis wordt gebruikt, rekening houdende met de calorische waarde, dan zou de verbruikskost van verwarmen met mazout duidelijk voordeliger zijn dan met propaan. De rechtbank verwijst naar haar vonnis van 8 september 2010 [RB 2982] en blijft bij haar standpunt dat er sprake is van vergelijkende reclame in de zin van art. 2.20 WMPC. De vergelijkende reclame vertoont een misleidend karakter. Primagaz kan zich niet beperken tot de vermelding van één enkele parameter van de gebruikskost, die haar het beste uitkomt, zonder daarbij te vermelden dat de calorische waarde van de brandstoffen substantieel verschillen. Hierdoor misleidt Primagaz het publiek.

IEFBE 2362

Uitspraak ingezonden door Eric De Gryse, Simont Braun
 

Grondwettelijk Hof: Het aanbieden van een Belgisch werkwijze-octrooi buiten België wordt niet beschermd door het Belgisch octrooi

Grondwettelijk hof - Cour constitutionelle 28 sep 2017, IEFBE 2362; (Europlasma tegen P2i Ltd), https://www.ie-forum.be/artikelen/grondwettelijk-hof-het-aanbieden-van-een-belgisch-werkwijze-octrooi-buiten-belgi-wordt-niet-bescherm

Grondwettelijk Hof 28 september 2017, IEFbe 2362; nr. 105/2017 (Europlasma tegen P2i Ltd) De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Het aanbieden van een werkwijze die valt onder een Belgisch octrooi vanuit België moet geschieden voor toepassing ervan binnen het Belgisch grondgebied om binnen het octrooi te vallen; m.a.w. is een aanbod vanuit België voor toepassing ervan buiten het Belgisch grondgebied, niet beschermd door het Belgisch octrooi.   

IEFBE 2360

Primagaz mag propaan niet meer vergelijken met 'duurdere' stookolie

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 8 sep 2010, IEFBE 2360; (Informazout VZW tegen Primagaz Belgium), https://www.ie-forum.be/artikelen/primagaz-mag-propaan-niet-meer-vergelijken-met-duurdere-stookolie

Rechtbank van Koophandel Hasselt 8 september 2010, RB 2982; IEFbe 2360 (Informazout VZW tegen Primagaz Belgium) Primagaz verkoopt gasproducten zoals butaan en propaan voor het verwarmen van woningen en gebouwen. Volgens Informazout vormt de slogan "Genoeg van stookolie? Ontdek propaan! Lichter voor uw budget, lichter voor het milieu!" een ontoelaatbare vorm van misleidende vergelijkende reclame. Volgens de rechtbank is er sprake van vergelijkende reclame in de zin van art. 2.20 WMC. Eveneens is er sprake van misleidende reclame. Door ten onrechte voor te houden dat voor het publiek dat actueel met stookolie verwarmt, het verwarmen met propaan beter is voor haar budget begaat Primagaz een inbreuk op de artt. 19.1 lid 1, 88 lid 4 en 96 lid 1b WMC. De slogan maakt een vorm uit van verboden denigrerende reclame.

IEFBE 2357

Verhoging tarieven BOIP per 1 januari 2018

Per 1 januari 2018 worden de tarieven voor al de BOIP-producten verhoogd. Deze zijn sinds 2005 niet meer gewijzigd. De Raad van Bestuur heeft op 28 september tot deze verhoging besloten. Het nieuwe tarief voor het deponeren van een merk bedraagt in 2018 € 248. Het nieuwe tarief voor het deponeren van een enkelvoudig model bedraagt € 112 euro. De overige tarieven vindt u hier.

IEFBE 2356

Uitspraak ingezonden door Bastiaan van Ramshorst, Stichting BREIN

Conclusie AG: Via cloud computing aanbieden tv-programma's niet verenigbaar met InfoSocRl

HvJ EU - CJUE 7 sep 2017, IEFBE 2356; ECLI:EU:C:2017:649 (VCAST tegen RTI), https://www.ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-via-cloud-computing-aanbieden-tv-programma-s-niet-verenigbaar-met-infosocrl

Conclusie AG HvJ EU 7 september 2017, IEF 17142; IEFbe 2356; IT 2356; ECLI:EU:C:2017:649; C‑265/16 (VCAST Limited tegen R.T.I. SpA) Privékopie-exceptie. Richtlijn 2000/31/EG. Richtlijn 2001/29/EG. VCAST biedt via internet een systeem aan waarmee alle tv-programma’s van belangrijke Italiaanse zenders als video kunnen worden opgeslagen (‘cloud computing’). RTI stelt onrechtmatigheid van de activiteiten van VCAST. Zij wijst op haar zowel Italiaans- als EU-wettelijk geregelde exclusieve recht op het economisch gebruik van de werken die zij via haar netwerken uitzendt (en de daaruit voortvloeiende rechten). VCAST stelt dat haar activiteiten overeenkomen met het verhuren van een video-opnamesysteem op afstand. Dit is volgens de Italiaanse wet tegen billijke vergoeding toegestaan. Ook het Unierecht zou hieraan niet in de weg staan zolang sprake is van een forfaitaire vergoeding aan de rechthebbenden. RTI stelt dat lidstaten is toegestaan het maken van een privékopie mogelijk te maken onder de voorwaarde van een billijke compensatie en alleen in het geval dat de reproductie door een natuurlijk persoon voor eigen gebruik en zonder commercieel oogmerk wordt verricht. Het gaat om een uitzondering die dan ook strikt moet worden uitgelegd. Het toestaan van reproduceren met commercieel oogmerk zou dan ook in strijd zijn met EU-recht. Conclusie AG:

Artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling in de weg staat aan een nationale regeling op grond waarvan het is toegestaan om zonder toestemming van de rechthebbenden van de auteursrechten een online opnamedienst aan te bieden voor op het grondgebied van die lidstaat vrij beschikbare, langs terrestrische weg uitgezonden televisie-uitzendingen, wanneer de aanbieder van die dienst, en niet de gebruiker ervan, het terrestrisch uitgezonden signaal ontvangt aan de hand waarvan de opname wordt gemaakt.

IEFBE 2355

Bijdrage ingezonden door Michiel Haegens, Signify.

Michiel Haegens - Grote veranderingen voor het collectieve merk

Een merk kan worden ingeschreven als individueel merk of als collectief merk. Die eerste categorie dekt ruim 98% van alle merkaanvragen en betreffen consumenten- en B2B-merken als ING, ADIDAS en ANWB. Collectieve merken zijn veel schaarser. Niet alleen in het gebruik, maar nog minder worden er als merk geregistreerd. In het Benelux register staan zo’n 1200 collectieve merken geregistreerd. In het Europese merkenregister zijn dat er ruim 2000. Voorbeelden zijn merken als TÜV, VVV Tourist Information en het Beter Leven Keurmerk. Collectieve merken zijn dus niet de meest voorkomende merken, maar zijn meestal wel zeer bekend. Voor de houders van deze merken zijn er belangrijke veranderingen in aantocht. 

Achterliggende reden is dat er nieuwe wetgeving wordt doorgevoerd, waardoor er naast het collectieve merk, het zogenoemde certificeringsmerk wordt geïntroduceerd. Tegelijkertijd wordt de wetgeving met betrekking tot de collectieve merken aangepast.

IEFBE 2354

Conclusie AG: Autovelgen zijn 'onderdeel van samengesteld voortbrengsel' die voor normaal gebruik nodig en zichtbaar zijn

HvJ EU - CJUE 28 sep 2017, IEFBE 2354; ECLI:EU:C:2017:730 (Acacia tegen Fallimento Pneusgarda), https://www.ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-autovelgen-zijn-onderdeel-van-samengesteld-voortbrengsel-die-voor-normaal-gebruik-nodig

Conclusie AG HvJ EU 28 september 2017, IEF 17138; IEFbe; 2354; ECLI:EU:C:2017:730; C-397/16; C-435/16 (Acacia tegen Audi en Fallimento Pneusgarda) Modelrecht. Audi en Pneusgara zijn houder van het gemeenschapsmodel voor lichtmetalen wielvelgen voor Audi's. Audi vordert dat Acacia stopt met de invoer, productie of verkoop van haar replicavelgen. Sluiten de beginselen van het vrije verkeer van goederen de wettelijke interpretatie (die een reparatieclausule bevat die uitsluitend uit replica wielen die esthetisch identiek aan origineel wielen zijn), met het oog op de reparatie van dit samengestelde voortbrengsel en het herstel van zijn oorspronkelijke vorm, uit? Conclusie AG:

1)      Artikel 110, lid 1, van [GemModVo] moet aldus worden uitgelegd dat het begrip ‚onderdeel van een samengesteld voortbrengsel’ niet is beperkt tot onderdelen waarvan de vorm afhankelijk is van de uiterlijke kenmerken van het samengestelde voortbrengsel, maar betrekking heeft op elk product dat in een ander product, dat als ‚samengesteld voortbrengsel’ wordt aangemerkt, is verwerkt, dat eruit kan worden gehaald en vervangen, dat nodig is voor een normaal gebruik van het samengestelde voortbrengsel en dat bij een normaal gebruik van dit samengestelde voortbrengsel zichtbaar blijft.

IEFBE 2353

HvJ EU: Persoonsgegevens mogen zonder instemming worden verwerkt en geplaatst op zwarte lijst ten behoeve van bestrijding belastingfraude

HvJ EU - CJUE 27 sep 2017, IEFBE 2353; ECLI:EU:C:2017:725 (Peter Puskar tegen Slowakije), https://www.ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-persoonsgegevens-mogen-zonder-instemming-worden-verwerkt-en-geplaatst-op-zwarte-lijst-ten-beh

HvJ EU 27 september 2017, IEF 17135; IEFbe 2353; IT 2353; ECLI:EU:C:2017:725; C-73/16 (Peter Puskar tegen Slowakije) Verwerking van persoonsgegevens, bescherming van de grondrechten. Peter Puskar verzoekt om alle SLW belastingautoriteiten te verbieden zijn naam en identificatiegegevens te plaatsen op een (‘zwarte’) lijst van natuurlijke personen die volgens het openbaar bestuur zijn te beschouwen als ‘stromannen’. Verzoeker stelt dat vermelding op de lijst inbreuk maakt op zijn recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bescherming van de goede naam. HvJ EU antwoordt dat: 

IEFBE 2352

AIPPI Belgium - IP meets parody - 5 oktober

AIPPI België nodigt u graag uit voor haar ontmoetingsavond op donderdag 5 oktober 2017 om 19.30 uur in de bar van het restaurant Cospaia, Kapitein Crespelstraat 1 te 1050 Brussel (www.cospaia.be), met volgend programma:

L’AIPPI Belgique vous invite à une soirée de rencontre le jeudi 5 octobre 2017 à 19h30 au bar du restaurant Cospaia Rue Capitaine Crespel 1, 1050 Bruxelles, avec le programme suivant:

IEFBE 2351

HvJ EU: Afbeelden van game console bij het aanbieden van accessoires is toegestaan

HvJ EU - CJUE 27 sep 2017, IEFBE 2351; ECLI:EU:C:2017:724 (Nintendo-afstandbediening), https://www.ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-afbeelden-van-game-console-bij-het-aanbieden-van-accessoires-is-toegestaan

HvJ EU 27 september 2017, C-24/16 en C-25/16, ECLI:EU:C:2017:724; IEF 17133; IEFbe 2351; IT 2352 (Nintendo tegen BigBen) Jurisdictie. Modelrecht. Via een website worden afstandsbedieningen voor game consoles aangeboden met daarbij een afbeelding van een game console waarop modelrechten gelden. HvJ EU antwoordt (FR/DUI), kort gezegd, dat artikel 20 lid 1 onder c GemModVo zo moet worden uitgelegd dat een derde die zonder toestemming van de Gemeenschapsmodelgerechtigde bij rechtmatig voeren van een bedrijf in accessoires die toebehoren aan waren van de modelrechthouder om de toepassing van die waren toe te lichten middel het plaatsen van een afbeelding op de website of daartoe te citeren dat dat toelaatbaar is.

1)      Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen, gelezen in samenhang met artikel 6, punt 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet aldus worden uitgelegd dat in omstandigheden als die van de hoofdgedingen, waarin de internationale bevoegdheid van een rechtbank voor het gemeenschapsmodel waarbij een vordering wegens inbreuk aanhangig is gemaakt, ten aanzien van een eerste verweerder is gebaseerd op artikel 82, lid 1, van verordening nr. 6/2002 en ten aanzien van een in een andere lidstaat gevestigde tweede verweerder op dat artikel 6, punt 1, gelezen in samenhang met artikel 79, lid 1, van verordening nr. 6/2002, omdat deze tweede verweerder producten vervaardigt en levert aan de eerste verweerder die deze verkoopt, deze rechtbank op verzoek van de verzoekende partij ten aanzien van de tweede verweerder maatregelen overeenkomstig artikel 89, lid 1, en artikel 88, lid 2, van verordening nr. 6/2002 kan gelasten die ook betrekking hebben op gedragingen van deze tweede verweerder die geen verband houden met bovengenoemde toeleveringsketen en die gelden voor de gehele Europese Unie.

2)      Artikel 20, lid 1, onder c), van verordening nr. 6/2002 moet aldus worden uitgelegd dat een derde die, zonder toestemming van de houder van de aan een gemeenschapsmodel verbonden rechten, onder meer via zijn website gebruikmaakt van afbeeldingen van producten die overeenstemmen met dergelijke modellen in het kader van de rechtmatige verkoop van producten die bestemd zijn voor gebruik als accessoires voor specifieke producten van de houder van de aan deze modellen verbonden rechten, teneinde het gezamenlijke gebruik van de aldus verkochte producten en de specifieke producten van de houder van die rechten uit te leggen en te tonen, een handeling bestaande in de reproductie ter „illustratie” in de zin van dat artikel 20, lid 1, onder c), verricht, zodat een dergelijke handeling krachtens deze bepaling toegestaan is voor zover is voldaan aan de daarin gestelde cumulatieve voorwaarden, hetgeen de nationale rechter dient na te gaan.

3)      Artikel 8, lid 2, van verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen („Rome II”) moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „land waar de inbreuk is gepleegd” in de zin van die bepaling ziet op het land van de plaats waar de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan. In omstandigheden waarin eenzelfde verweerder verschillende inbreukmakende handelingen worden verweten die in verschillende lidstaten zijn verricht, dient voor de vaststelling van de schadeveroorzakende gebeurtenis niet te worden gerefereerd aan elke verweten inbreukmakende handeling, maar dient het gedrag van die verweerder in zijn totaliteit te worden beoordeeld teneinde de plaats vast te stellen waar de oorspronkelijke inbreukmakende handeling die ten grondslag ligt aan het verweten gedrag, door die verweerder is verricht of dreigt te worden verricht.