IEFBE 3734
18 april 2024
Uitspraak

HvC over auteursrechten in beroepsuitoefening advocaat

 
IEFBE 3733
16 april 2024
Uitspraak

HvC over de bevoegdheid van de stakingsrechter

 
IEFBE 3732
15 april 2024
Uitspraak

HvC over gebruik teken in advertenties van online marktplaats

 
IEFBE 2303

AU CHÂTEAU MAGIQUE et LASER MAGIQUE sont descriptive

BBIE/OBPI 30 jun 2017, IEFBE 2303; (Au chateau magique contre o.b.p.i.), https://www.ie-forum.be/artikelen/au-ch-teau-magique-et-laser-magique-sont-descriptive

Cour d’appel Bruxelles 30 juin 2017 et Cour d’appel Bruxelles 30 juin 2017, IEFbe 2303 (au chateau magique contre o.b.p.i.) Marque Benelux. AU CHÂTEAU MAGIQUE. LASER MAGIQUE. Caractére descriptif. Enregistrement portant atteinte à l’interet général. La marque Iitigieuse, exciusivement composées de signes descriptifs, est descriptive dans le sens de ‘article 2.11.1.c de a CBPI pour ce qui concerne une attraction de parcs a theme sous a forme d’un château et pour ce qui concerne les services de parcs dattractions dont le theme est un château. Des lors que Ia cour a dit que le signe en cause est descriptif, ii est sans utilité de verifier s’iI est éventuellemerit distinctif.

Le signe LASER MAGIQUE, considéré dans son ensemble, ne cree pas une impression suffisamment éloignée de cello produite par Ia simple reunion des indications apportées par es éléments qui le composent, en sorte qu’il primerait Ia somme desdits éléments. Le consommateur concerné percevra ce signe, immédlatement, comme un terme désignarit un prodult servant a Intensifier les rayons de lumière avec des effets extraordinaires. C’est des lors a bon droit quo l’OBPI a refuse l’enregistrement de ce signe pour Ic produit visé en classe 9 sur Ia base de ‘article 2.11.1,c) de Ia CBPI, ce signe étant descriptif de l’espèce et Ia qualité du produit. 

IEFBE 2301

Uitspraak ingezonden door Dirk Merckx, Novius.

Geen rechten kunnen putten uit de vennootschaps- of handelsnaam Tow Traffic Assist

Brussel - Bruxelles 4 okt 2016, IEFBE 2301; (Tow Traffic Assist), https://www.ie-forum.be/artikelen/geen-rechten-kunnen-putten-uit-de-vennootschaps-of-handelsnaam-tow-traffic-assist

Hof van Beroep Brussel 4 oktober 2016, en Rechtbank van Koophandel Brussel 17 juni 2015, IEFbe 2299 (Tow Traffic Assist) Merkenrechtinbreuk. Domeinnaamrecht. Eisende partijen vorderen met succes de staking van elk gebruik van de benaming Tow Traffic Assist en de afkorting T.T.A., schrapping van de domeinnamen TowTrafficAssist.com en TowtrafficAssist.be. De modellen van eisende partijen worden nietig verklaard. Eisende partijen plegen een inbreuk op het merkenrecht door het gebruik van de benamingen TOW TRAFFIC ASSIST en TTA als handelsbenaming. Het Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Besluit tot de nietigheid van de door appellanten ingeroepen modellen. Appellanten kunnen geen rechten putten uit de vennootschaps- of handelsnaam Tow Traffic Assist. Zij dienen het gebruik daarvan te staken. De domeinnamen www.towtrafficassist.been www.towtrafficassist.com dienen geschrapt te worden.

IEFBE 2296

Geen inbreuk op auteursrecht B&co omdat de software programma's wel degelijk verschillen

Hoven van Beroep - Cours d'Appel 7 nov 2016, IEFBE 2296; (B&co tegen T), https://www.ie-forum.be/artikelen/geen-inbreuk-op-auteursrecht-b-co-omdat-de-software-programma-s-wel-degelijk-verschillen

Hof van beroep Antwerpen 7 november 2016, IEFbe 2296 (B&co tegen T) Vanaf p. 24: Hof van beroep Antwerpen 21 maart 2016; vanaf p. 33: Rechtbank Antwerpen 12 november 2013; vanaf p. 49: Rechtbank Antwerpen 18 maart 2011. Auteursrecht. B is geneesheer en de VOF commercialiseerde de software voor het geëncrypteerd wisselen van wacht- en vervangingsverslagen tussen artsen. T was thesisstudent en heeft B geholpen. De thesis verschijnt naderhand in een gezaghebbend medisch tijdschrift. B verstuurt een aangetekend schrijven aan verweerder, stellende dat de inhoud en het besluit van deze thesis onterecht zouden doen geloven dat verweerder zich een volledig nieuwe versie van de software, die aan eiser zou toebehoren, zou hebben toegeëigend. Eisers vorderen te zeggen voor recht dat de door T beschreven mailer niét, dan wel onvoldoende, oorspronkelijk is om in aanmerking te komen voor auteursrechtelijke bescherming. Rb. Antwerpen benoemt in haar tussenarrest een deskundige om na te gaan of de mailer van B naar uitdrukkingswijze een originele creatie is en zo ja, of T deze informatie heeft gebruikt om zijn mailer samen te stellen, dan wel zelf tot een origineel concept is gekomen. Rb. Antwerpen beslist in het volgende vonnis dat, op basis van het deskundigenrapport, de vordering van B ongegrond is. Vervolgens is de VOF B&co ontbonden. De vraag rijst of de VOF nog bekwaamheid heeft om een vordering in te stellen. Het hof beveelt de heropening der debatten teneinde partijen toe te laten standpunt in te nemen. Het hof stelt dat de vereffenaar van de VOF het geding kan voortzetten. Het hof aanvaardt dat de mailer een intellectuele schepping is van B en voor bescherming in aanmerking komt. Volgens het hof hebben appellanten echter niet aangetoond dat geïntimeerde een inbreuk heeft gepleegd op hun intellectuele eigendom. Daarbij komt dat de gerechtsdeskundige besluit dat het programma van geïntimeerde een nieuwe ontwikkeling is van nul af aan die wel degelijk een reeks functionaliteiten aanbiedt die in de software van B eveneens aanwezig zijn, maar sommige andere niet. Geïntimeerde heeft geen inbreuk gepleegd op de auteursrechten van appellanten.

IEFBE 2295

Meubelset 'Emily' maakt geen inbreuk op meubelset 'York' van Meubar

Rechtbanken van Koophandel - Tribunaux de commerce 30 dec 2016, IEFBE 2295; ( Meubar tegen Oosterlynck), https://www.ie-forum.be/artikelen/meubelset-emily-maakt-geen-inbreuk-op-meubelset-york-van-meubar

Rechtbank van Koophandel Brussel 30 december 2016, IEF 17012; IEFbe 2295 (Meubar tegen Oosterlynck) Intellectuele eigendomsrechten. Beide partijen zijn actief in de meubelsector. Eiser voert aan dat haar meubelstuk 'York' beschermd is door intellectuele eigendomsrechten en dat Oosterlynck hierop een inbreuk pleegt door de commercialisatie van een eetkamerset 'Emily' die bestaat uit een glaskast, een dressoir, een TV-meubel, een eettafel, een salontafel en een torenkast. Naar het oordeel van de rechter is het meubelset van verweerder sterk verschillend van het meubelset van eiser. Dit blijkt vooral uit de visuele waarneming van de stalen die ter zitting werden voorgelegd. De meubelen maken wel deel uit van een landelijke stijl maar hebben duidelijk een eigen algemene indruk. De rechter stelt vast dat de beide meubelsets sterk verschillend zijn wat betreft gebruikte materialen, textuur, kleur, afmetingen, afwerkingen etc. Conform artikel 3 VoGM zijn het die kenmerken die een model definiëren. Nu de geïnformeerde gebruikers van oordeel zijn dat de meubelset "EMILY" een andere algemene indruk wekt ten opzichte van de meubelset "YORK", en eiser geen namaak bewijst, kan er van enige inbreuk op intellectuele rechten geen sprake zijn. De vordering is ongegrond.

IEFBE 2302

Staking geoorloofd geworden handelspraktijk de Slegte wordt niet bevolen

Hof van Cassatie - Cour de Cassation , IEFBE 2302; (Belgische Staat tegen de Slegte), https://www.ie-forum.be/artikelen/staking-geoorloofd-geworden-handelspraktijk-de-slegte-wordt-niet-bevolen

Hof van Cassatie 29 april 2004, IEFbe 2302 (Belgische Staat tegen de Slegte) (voor het archief) Vergelijkende reclame. Ongeoorloofde handelspraktijk. In het bestreden arrest is vastgesteld dat prijsvermelding gedaan door de Slegte niet meer strijdig is met de herziene wet handelspraktijken van 25 mei 1999, waardoor de vordering tot staking ongegrond was. Eiser stelt dat nu het bestaan van de inbreuk makende daad bevestigd is, staking van de daad bevolen had moeten worden in de periode vóór de wijziging van artikel 43, §4 (oud), WHPC. Het "moreel belang" van eiser is onvoldoende gepreciseerd. Staking van een geoorloofd geworden handelspraktijk kan niet bevolen worden. Vaststelling van verboden handelspraktijk vóór wetswijziging doet hier niets aan af. Verwerping cassatieberoep.

IEFBE 2294

Geen merkinbreuk door Affinimmo op het merk Infinimo

Rechtbanken van Koophandel - Tribunaux de commerce 28 dec 2016, IEFBE 2294; (Infinimo tegen PDG), https://www.ie-forum.be/artikelen/geen-merkinbreuk-door-affinimmo-op-het-merk-infinimo

Rechtbank van Koophandel Gent 28 december 2016, IEF 17011; IEFbe 2294 (Infinimo tegen PDG) Merkenrecht. Infinimo is actief als vastgoedmakelaar en heeft een Benelux beeldmerk geregistreerd. Verweerster is tevens actief als vastgoedmakelaar en heeft als handelsnaam Affinimmo. Infinimo stelt dat Affinimmo met de handelsnaam en het beeldmerk inbreuk maakt op haar Benelux beeldmerk. Wat de graad van overeenstemming betreft tussen het beeldmerk van eiseres Infinimo en de naam Affinimmo is er een zekere auditieve gelijkenis nu beide namen eindigen op "inimo". Het is een feit dat in de wereld van het onroerend goed zeer veel actoren actief zijn met "immo" in hun benaming. Auditief is er niet direct overeenstemming tussen "In” en "Af”. Visueel zijn de afbeeldingen en logo's van beide partijen sterk uiteenlopend. Verweerster gebruikt wit en blauw en een totaal ander lettertype dan eiseres die in haar beeldmerk een zwarte achtergrond gebruikt met grijs en rood en specifiek "In” benadrukt met een rode bol. Dat begripsmatig beide benamingen verwijzen naar vastgoed is onvoldoende om het verwarringsgevaar tussen beide te weerhouden. Op geen enkele wijze wordt aangetoond dat het gebruik van Affinimmo heeft geleid tot enige verwarring bij het publiek. De vordering is ongegrond.

IEFBE 2300

In het kielzog van het bekende merk probeert te varen

HvJ EG, 18 juni 2009, in zaak C-487/07, L’Oréal S.A. c.s. tegen Bellure N.V. c.s. (Prejudiciële vragen Court of Appeal (England & Wales)

Merkenrecht. Boeiend arrest in de vergelijkende parfumreclamezaak. Gebruik door een adverteerder van het merk van een derde in vergelijkende reclame die met name bestaat uit vergelijkingslijsten. Deze lijsten betreffen i.c. een vergelijk tussen tussen de geur van relatief zeer goedkope parfums en een met de merknaam aangeduid luxeparfums (Trésor, Miracle, Anaïs-Anaïs en Noa Noa). Dat de geuren van de goedkope parfums lijken op die van de bekende luxeparfums is geen toeval, de imitatie van de geur is een doelbewuste keuze van de fabrikant. Eerst even kort:

Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 5, lid 2, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat voor een ongerechtvaardigd voordeel uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk in de zin van die bepaling noch is vereist dat er sprake is van verwarringsgevaar, noch dat er gevaar bestaat dat aan dat onderscheidend vermogen of die reputatie afbreuk wordt gedaan, of, meer algemeen, aan de houder ervan schade wordt berokkend. Het voordeel dat voortvloeit uit het gebruik door een derde van een teken dat overeenstemt met een bekend merk, wordt door die derde ongerechtvaardigd uit dat onderscheidend vermogen of die reputatie getrokken wanneer hij door dit gebruik in het kielzog van het bekende merk probeert te varen om te profiteren van de aantrekkingskracht, de reputatie en het prestige van dat merk, en om zonder financiële vergoeding profijt te halen uit de commerciële inspanning die de houder van het merk heeft geleverd om het imago van dit merk te creëren en te onderhouden.

2)      Artikel 5, lid 1, sub a, van richtlijn 89/104 moet aldus worden uitgelegd dat de houder van een ingeschreven merk gerechtigd is, een derde in vergelijkende reclame die niet voldoet aan alle voorwaarden voor geoorloofdheid genoemd in artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, het gebruik te laten verbieden van een teken dat gelijk is aan dat merk en wordt gebruikt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor dat merk is ingeschreven, ook wanneer dat gebruik geen afbreuk kan doen aan de wezenlijke functie van het merk, die erin bestaat de herkomst van de waren of diensten aan te duiden, mits dat gebruik afbreuk doet of kan doen aan één van de overige functies van het merk.

3)      Artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 84/450, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55, moet aldus worden uitgelegd dat een adverteerder die in vergelijkende reclame expliciet of impliciet vermeldt dat de waar die hij in de handel brengt, een imitatie is van een waar met een algemeen bekend merk, „goederen of diensten voorstelt als een imitatie of namaak” in de zin van genoemd artikel 3 bis, lid 1, sub h. Het voordeel dat de adverteerder dankzij een dergelijke ongeoorloofde vergelijkende reclame behaalt, moet als een „oneerlijk voordeel” ten gevolge van de bekendheid van dat merk in de zin van dat artikel 3 bis, lid 1, sub g, worden beschouwd.

Lees het arrest hier.

IEFBE 2299

In voldoende mate verwisselbaar

HvJ EU, 18 november 2010, zaak C-159/09, Lidl SNC tegen Vierzon Distribution SA (LeClerq) (prejudiciële vragen Tribunal de commerce de Bourges, Frankrijk)

Even over het hoofd gezien (bedankt, TC): Reclamerecht. Vergelijking met door concurrerende supermarktketen toegepaste prijzen: LeClerc (Vierzon) heeft in een plaatselijke krant een advertentie geplaatst waarin de kassabonnen van boodschappen in vier verschillende supermarkten werden vergeleken. Vraag i.c. is of ook levensmiddelen met elkaar vergeleken mogen worden. En dat mag, volgens het hof, onder voorwaarden. Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:

 Artikel 3 bis, lid 1, sub b, van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, moet aldus worden uitgelegd dat de loutere omstandigheid dat levensmiddelen van elkaar verschillen inzake hun eetbaarheid en het genoegen dat zij de consument verschaffen, op basis van de wijze en plaats van bereiding ervan, de ingrediënten, en de identiteit van de fabrikant, er niet toe leidt dat een vergelijking tussen dergelijke producten niet kan voldoen aan het in voornoemde bepaling neergelegde vereiste, inhoudende dat deze producten in dezelfde behoeften moeten voorzien of voor hetzelfde doel moeten zijn bestemd, met andere woorden in voldoende mate onderling verwisselbaar moeten zijn.

Artikel 3 bis, lid 1, sub a, van richtlijn 84/450, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55, moet aldus worden uitgelegd dat een advertentie zoals aan de orde in het hoofdgeding met name misleidend kan zijn:

 – indien, rekening houdend met alle relevante omstandigheden van het betrokken geschil en in het bijzonder met de vermeldingen of weglatingen in deze advertentie, vaststaat dat een aanzienlijk aantal consumenten tot wie de advertentie zich richt, tot aankoop zou kunnen besluiten in de onjuiste overtuiging dat de door de adverteerder samengestelde productenkorf representatief is voor diens algemene prijsniveau ten opzichte van zijn concurrent, zodat zij, wanneer zij regelmatig hun gangbare consumptiegoederen zouden aankopen bij de adverteerder en niet bij de betrokken concurrent, besparingen zouden kunnen realiseren van de door de betwiste advertentie vermelde omvang, of dat zij in de onjuiste overtuiging verkeren dat alle producten van de adverteerder goedkoper zijn dan deze van zijn concurrent, of

– indien blijkt dat, voor de vergelijking van de prijzen alleen, levensmiddelen zijn uitgekozen die nochtans verschillen vertonen die de keuze van de gemiddelde consument aanzienlijk kunnen beïnvloeden, zonder dat deze verschillen duidelijk blijken uit de betwiste advertentie.

Artikel 3 bis, lid 1, sub c, van richtlijn 84/450, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55, moet aldus worden uitgelegd dat de door deze bepaling gestelde voorwaarde van controleerbaarheid, wat een advertentie zoals aan de orde in het hoofdgeding betreft die de prijzen van twee goederenassortimenten vergelijkt, inhoudt dat de betrokken goederen nauwkeurig kunnen worden geïdentificeerd op basis van de informatie in de betrokken advertentie.

Lees het arrest hier.

IEFBE 2293

Geen merkinbreuk wegens langdurige samenwerking tussen Karlie Group en Karlie Flamingo

Rechtbanken van Koophandel - Tribunaux de commerce 5 dec 2016, IEFBE 2293; (Karlie), https://www.ie-forum.be/artikelen/geen-merkinbreuk-wegens-langdurige-samenwerking-tussen-karlie-group-en-karlie-flamingo

Rechtbank van Koophandel Brussel 5 december 2016, IEF 17010; IEFbe 2293 (Karlie) Merkenrecht. Faillissement. Karlie Group is lid van een groep vennootschappen die actief is in de productie, de commercialisering en de distributie van accessoires voor dieren. Zij beschikt over het woord- en beeldmerk 'Karlie Flamingo'. Er is een opslagplaats die verschillende producten bevat die eigendom zijn van Karlie Flamingo, een vennootschap die ook lid is van de groep. Karlie Group is de moedervennootschap van Karlie Flamingo Holding BVBA, waar Karlie Flamingo onder valt. Er werd faillissement aangevraagd van Karlie Flamingo Holding en Karlie Flamingo. Karlie Group tekende verzet aan om het doel er volgens haar op was gericht om verkoop van de aandelen van de Karlie Flamingo aan Groep Heylen te faciliteren. Gezien de lopende insolventieprocedures bestaat er volgens Karlie Group een groot risico dat de curatoren van Karlie Flamingo de voorraden verkopen hetzij afzonderlijk, hetzij als deel van het handelsfonds. De verkoop van de voorraden zou volgens Karlie Group een schending zijn van haar merken. In casu heeft Karlie Group toestemming gegeven aan Karlie Flamingo om het Karlie Flamingo merk te gebruiken. Dit blijkt uit de jarenlange samenwerking. Karlie Flamingo maakt hiermee geen inbreuk op het merkenrecht van Karlie Group.

IEFBE 2292

MEDURO maakt inbreuk op de het merk MODERO

Rechtbanken van Koophandel - Tribunaux de commerce 2 nov 2016, IEFBE 2292; (MODERO MEDURO), https://www.ie-forum.be/artikelen/meduro-maakt-inbreuk-op-de-het-merk-modero

Rechtbank van Koophandel Antwerpen 2 november 2016, IEF 17009; IEFbe 2292 (MODERO MEDURO) Merkenrecht. Domeinnaamrecht. Eisers is een deurwaarderskantoor en is houder van het woordmerk Modero en een beeldmerk van een M. Verweerder richt zich op kinderdagverblijven en scholen, waarbij getracht wordt om via bemiddeling een oplossing te zoeken voor onbetaalde schoolfacturen. Dit gebeurde onder de naam Meduro, met als domeinnaam 'meduro.be'. Eiseres vordert vaststelling dat verweerders inbreuk plegen op haar merken door het gebruik van het teken MEDURO op de website en in de domeinnaam www.meduro.be. De rechtbank stelt dat zowel wat betreft de letters M als de woorden MODERO en MEDURO visuele overeenstemming bestaat. Daarnaast bestaat er tevens een auditieve overeenstemming tussen beide woorden. In dit geval wordt het bestaan van verwarringsgevaar aanvaard, gelet op visuele overeenstemming, de hoge mate van zowel de auditieve overeenstemming van de tekens (MODERO/MEDURO) als van de soortgelijkheid van de diensten (invordering van facturen) en in acht genomen de grotere onderscheidingskracht van het oudere woordmerk MODERO, die verweerders overigens erkennen. MEDURO maakt inbreuk op de merken van eiseres wegens het gebruik van dit teken op de website en in de domeinnaam www.meduro.be.