Gepubliceerd op maandag 8 april 2013
IEFBE 258
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Verlaging dwangsom voor Microsoft

Gerecht EU 27 juni 2012, zaaknr. T-167/08 (Microsoft Corp. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen) - perscommuniqué
Mededinging. Misbruik van machtspositie. Verlaging dwangsom.

Vordering tot nietigverklaring door Microsoft van de beschikking C(2008)764 van de Commissie tot vaststelling van het bedrag van de dwangsom, die aan Microsoft is opgelegd. Middel: Niet specificeren van 'redelijke' prijsvoorwaarden; inbreuk artt. 253 en 233 EG; schending hoor- en wederhoor; bedrag van de dwangsom is buitensporig en onevenredig.

Voorgeschiedenis
Microsoft heeft misbruik gemaakt van haar machtspositie, omdat zij heeft geweigerd om haar concurrenten de „informatie inzake de compatibiliteit” te verstrekken en het gebruik ervan toe te staan voor de ontwikkeling en de verkoop van producten (die met haar eigen producten concurreren) op de markt voor besturingssystemen voor werkgroepservers. De Commissie heeft bij beschikking van 27 februari 2008 Microsoft een dwangsom van € 899 miljoen opgelegd. Microsoft heeft het Gerecht verzocht deze beschikking nietig te verklaren, subsidiair, de dwangsom in te trekken of het bedrag te verlagen.

Gerecht EU
Het Gerecht bevestigt grotendeels de beschikking van de Commissie, maar verwerpt alle argumenten van Microsoft die zij heeft aangevoerd om nietigverklaring te verkrijgen. Het Gerecht EU verlaagt het bedrag van de dwangsom van € 899 miljoen tot € 860 miljoen, vanwege het feit dat de Commissie Microsoft had toegestaan om tot 17 september 2007 beperkingen met betrekking tot de verkoop van 'open source'-producten op te leggen. Microsoft wordt veroordeeld tot vergoeding van 95% van de proceskosten van de Commissie.

225 Opgemerkt zij dat de brief van de Commissie van 1 juni 2005 een aspect van de uitvoering van artikel 5 van de beschikking van 2004, namelijk de toegang tot de informatie inzake de compatibiliteit onder niet-discriminerende voorwaarden, betreft, dat niet de grondslag van de bestreden beschikking vormt. Ofschoon de Commissie tijdens de administratieve procedure erop heeft gewezen dat bepaalde clausules van de door Microsoft voorgestelde overeenkomsten tot uitsluiting van het „open source”-ontwikkelingsmodel leidden (zie bijvoorbeeld de punten 65 tot en met 70 van de bijlage bij de brief van de Commissie van 17 maart 2005), wordt de bestreden beschikking gemotiveerd door de onredelijkheid van de door Microsoft voor de periode van 21 juni 2006 tot 21 oktober 2007 voorgestelde prijzen (zie punt 55 hierboven).

226 Ofschoon de Commissie, gelet op een litispendentie en rekening houdend met de aard van de bij artikel 5 van de beschikking van 2004 opgelegde verplichtingen en met de gevolgen van een eventuele nietigverklaring, Microsoft heeft toegestaan om gedurende een bepaalde periode een gedragslijn te volgen welke de voor de mededinging nadelige gevolgen kon hebben die de beschikking van 2004 beoogde weg te nemen, kan deze omstandigheid toch in aanmerking worden genomen in het kader van de vaststelling van het bedrag van de dwangsom.

227 Daartoe dienen verschillende elementen in aanmerking te worden genomen. Ten eerste heeft Microsoft, ondanks de strekking van de brief van 1 juni 2005, die alleeen betrekking had op de verkoop van door de concurrenten van Microsoft ontwikkelde producten, haar weigering om de „open source”-ontwikkelaars toegang te geven tot de informatie inzake de compatibiliteit in de praktijk gehandhaafd, hetgeen in die brief niet als een legitieme mogelijkheid was erkend. Volgens de geest van die brief kon Microsoft immers hooguit tot aan de uitspraak van het arrest van het Gerecht in de zaak Microsoft/Commissie, aangehaald in punt 18 hierboven, perken stellen aan de mogelijkheid voor deze ontwikkelaars om hun producten te verkopen.

228 Ten tweede behoren de „open source”-ontwikkelaars tot de belangrijkste concurrenten van Microsoft, zoals in punt 68 van de bijlage bij de brief van de Commissie van 17 maart 2005 is vermeld en ter terechtzitting meermaals is verklaard.

229 Ten derde is ten gevolge van de vertraging waarmee Microsoft een volledige en nauwkeurige versie van de informatie inzake de compatibiliteit ter beschikking heeft gesteld (zie punt 115 hierboven), de waarschijnlijkheid dat vóór de uitspraak van het arrest Microsoft/Commissie, aangehaald in punt 18 hierboven, een concurrerend product kon worden ontwikkeld en verkocht, louter theoretisch geworden, hetgeen het in punt 224 hierboven uiteengezette oordeel van de Commissie bevestigt.

230 Ten vierde volstond de praktijk die Microsoft tot 21 oktober 2007 ter zake van de voorgestelde prijzen heeft gevolgd, op zichzelf om artikel 5 van de beschikking van 2004 elke doeltreffende werking ten aanzien van de „open source”-ontwikkelaars te ontnemen.

231 Ten vijfde heeft Microsoft geen enkel element aangedragen dat erop zou kunnen wijzen in hoeverre de voor de mededinging nadelige gevolgen van de bij de bestreden beschikking bestrafte gedraging zouden zijn ingetreden indien zij de in de brief van 1 juni 2005 beschreven gedragslijn zou hebben gevolgd, maar zou hebben voldaan aan haar verplichting om redelijke prijzen voor de niet geoctrooieerde en niet innoverende technologieën voor te stellen. Gelet op hetgeen in de punten 224 en 229 hierboven is gezegd, wijst niets erop dat de gevolgen die in dat geval zouden zijn ingetreden, niet marginaal zouden zijn geweest.

232 In die omstandigheden moet het bedrag van de aan Microsoft opgelegde dwangsom op 860 miljoen EUR worden bepaald.