Gepubliceerd op maandag 10 februari 2014
IEFBE 636
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Advocatenkantoor wist dat domeinnaamprocedure gedoemd was te mislukken

WIPO 3 november 2013, Case No. D2013-1603 (timbermate.com)
Domeinnaamrecht. Reverse Domain Name Hijacking. Eiseres is een Australische producent van houtvullerproducten en verkoopt dit sinds 1998 via timbermate.com.au onder het merk TIMBERMATE.  Sinds 2003 is de gewraakte domeinnaam geregistreerd door Respondent, exclusieve distributeur in de Verenigde Staten. In 2011 is de overeenkomst opgezegd en heeft Respondent de domeinnaam gebruikt voor het adverteren van haar eigen houtvuller. Eiseres is niet overtuigend in het aantonen van registratie en gebruik te kwader trouw. Er is - onder verwijzing naar vele eerdere WIPO procedures - zelfs sprake van een reverse domain name hijacking.

De klacht is door een advocatenkantoor naar voren gebracht en zij had dit moeten weten. De procedure is te kwader trouw gestart en levert misbruik van procesrecht op. De eiseres had moeten weten dat de procedure gedoemd was te mislukken en de eiseres wist dit (middels haar vertegenwoordiger - een advocatenkantoor). Die aanwijzing haalt het Panel uit het feit dat een zaak onder de IEDR Policy (Irish decision) werd aangehaald waarbij geen conjunctive requirement benodigd is, terwijl dit onder de toepasselijke UDRP wel een vereiste is. De domeinnaam wordt niet overgedragen; er is sprake van Reverse Domain Name Hijacking.

Onder E:

For a finding under this head the Panel must conclude that the Complaint was brought in bad faith whether to deprive the Respondent of the Domain Name or to harass the Respondent or for some other reason.

Is the fact that the Panel has found that the Respondent is using the Domain Name in bad faith a relevant factor? Can that fact counter-balance any bad faith intent behind the filing of the Complaint? The Panel does not believe so. Two wrongs do not make a right.

On the findings of the Panel the Complainant has brought a fundamentally misconceived Complaint. It should never have been brought. Paragraph 4(a)(iii) of the Policy calls for bad faith registration and use, yet there is no dispute that the Respondent’s registration of the Domain Name was in good faith.
(...)
Adopting that approach here, the Panel is required to choose between abuse and incompetence. In the end, the Panel concludes that when the Complaint was filed the Complainant (through its representative) knew that the Policy called for the conjunctive requirement and knew therefore that the Complainant was doomed to failure.

(...)
Accordingly, the Complainant (through its representative) was only too well aware of the conjunctive requirement and instead of citing any previous decisions on the topic under the Policy elected to cite an Irish decision, Fatboy the original B.V. v. Padraig Beirne, WIPO Case No. DIE2008-0003, a case under the IEDR Policy, which does not incorporate the conjunctive requirement.

The Panel finds that “the Complaint was brought in bad faith and constitutes an abuse of the Administrative Proceeeding”. The fact that the Domain Name is identical to the Complainant’s trade mark and that the Respondent has no rights or legitimate interests in respect of the Domain Name and that the Respondent is making bad faith use of the Domain Name does not alter the fact that under the Policy the Complaint was doomed to failure and the Complainant (through its representative) knew it.