Gepubliceerd op maandag 8 april 2013
IEFBE 197
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Billijke kwekersrechtvergoeding

Conclusie AG HvJ EU 29 maart 2012, Zaak C-509/10 (Geistbeck en Geistbeck)

Kwekersrechtvergoeding. Verordening (EG) nr. 2100/94 van 27 Juli 1994.

Over de gepaste vergoeding, die een landbouwer aan de houder van een communautair kwekersrecht in overeenstemming met de verordening betaald. Deze vergoeding wordt gebaseerd op het gemiddelde bedrag van de vergoeding, die in hetzelfde gebied wordt gevraagd, voor het genereren van een overeenkomstige hoeveelheid van het onder licentie geproduceerd teeltmateriaal van de beschermde rassen van de betrokken plantensoorten.

Voor de berekening van de billijke vergoeding kan ten eerste de houder de situatie herstellen naar de situatie voordat de overtreding plaatsvond en de gevolgen van de inbreuk op zijn rechten elimineren. Ten tweede kan de houder de gemaakte kosten voor monitoring en controle in de licentievergoeding opnemen. De betaling daarvan kan alleen plaatsvinden als het gaat om extra (buiten)gerechtelijke kosten in verband met het onderzoek van een specifiek geval en waarvan de vergoeding van de kosten in overeenstemming met en zonder afbreuk te doen aan het bepaalde in artikel 94, paragraaf 2 verordening nr. 2100/94 kan worden verlangd.

Conclusie AG, helaas (nog) niet in het Nederlands noch Engels beschikbaar.

Die angemessene Vergütung, die ein Landwirt dem Inhaber eines gemeinschaftlichen Sortenschutzrechts gemäß Art. 94 Abs. 1 der Verordnung (EG) Nr. 2100/94 des Rates vom 27. Juli 1994 über den gemeinschaftlichen Sortenschutz zu zahlen hat, weil er durch Nachbau gewonnenes Vermehrungsgut einer geschützten Sorte genutzt und die in Art. 14 Abs. 3 der Verordnung Nr. 2100/94 und Art. 8 der Verordnung (EG) Nr. 1768/95 der Kommission vom 24. Juli 1995 über die Ausnahmeregelung gemäß Artikel 14 Absatz 3 der Verordnung Nr. 2100/94 über den gemeinschaftlichen Sortenschutz in der durch die Verordnung (EG) Nr. 2605/98 der Kommission vom 3. Dezember 1998 geänderten Fassung festgelegten Verpflichtungen nicht erfüllt hat, ist nach dem Durchschnittsbetrag der Gebühr zu berechnen, die in demselben Gebiet für die Erzeugung einer entsprechenden Menge in Lizenz von Vermehrungsmaterial der geschützten Sorten der betreffenden Pflanzenarten verlangt wird. Da es die Bemessung der angemessenen Vergütung auf oben genannter Grundlage zum einen ermöglicht, den Sortenschutzinhaber wieder in die Lage zu versetzen, in der er sich vor dem Verstoß befunden hat, und die Folgen der Verletzung seiner Rechte zu beseitigen, und zum anderen davon auszugehen ist, dass der Sortenschutzinhaber angefallene Kontroll- und Überwachungskosten in die Lizenzgebühr hat einfließen lassen, kann die Zahlung dieser Kosten vom Sortenschutzinhaber nur insoweit verlangt werden, als es sich um zusätzliche vorgerichtliche oder gerichtliche Kosten im Zusammenhang mit der Prüfung eines besonderen Falls einer Verletzungshandlung handelt, deren Erstattung nach Maßgabe und unbeschadet der Voraussetzungen des Art. 94 Abs. 2 der Verordnung Nr. 2100/94 verlangt werden kann.