Gepubliceerd op donderdag 26 oktober 2023
IEFBE 3691
Hoven van Beroep - Cours d'Appel ||
1 jun 2023
Hoven van Beroep - Cours d'Appel 1 jun 2023, IEFBE 3691; 2016/AR/337 (Eiser tegen gedaagde), https://www.ie-forum.be/artikelen/hof-van-beroep-hervormt-bestreden-vonnis-geen-inbreuk-op-werkwijze-conclusies

Hof van Beroep hervormt bestreden vonnis, geen inbreuk op (werkwijze-)conclusies

Hof van beroep Brussel 6 juni 2023, IEFBE 3691; 2016/AR/337 (Eiser tegen gedaagde).“S” is houder van een Belgisch octrooi ter bescherming van imitatie- of kunststoftakken. Zij is tevens houder van een Europees octrooi ter bescherming van de methode voor de productie van imitatietakken. “F” is houder van drie gemeenschapsmodellen die betrekking hebben op respectievelijk (1) een imitatietak, (2) een paneel gemaakt van gevlochten imitatietakken en (3) een paneel eveneens gemaakt van gevlochten imitatietakken in een frame. “F” dient een verzoek in tot beschrijvend beslag wegens vermeende inbreuk door “V” voor het vervaardigen van soortgelijke panelen en door “N” voor het aanleveren van synthetische takken daartoe. “N” dient oppositie in bij het EOB tegen het Europees octrooi van “S”, waarna de conclusies finaal worden gewijzigd. “S” en “F” verzoeken ondertussen in eerste aanleg een verbod op het vervaardigen, verdelen en verkopen of aanbieden van de beweerde namaakproducten door “V” en “N”, dat wordt toegewezen op straffe van een geldboete. “V” en “N” tekenen beroep aan tegen deze beslissing.

Octrooirecht

Opdat het weerlegbare vermoeden van inbreuk gelegen in artikel XI.60, §2 WER (“Indien een octrooi betrekking heeft op een werkwijze tot vervaardiging van een nieuw voortbrengsel, wordt zulk een voortbrengsel dat door een ander dan de octrooihouder is vervaardigd, behoudens tegenbewijs, geacht met toepassing van de geoctrooieerde werkwijze te zijn vervaardigd”) toepassing kan vinden, moeten “V” en “N” aantonen dat het product dat het resultaat is van de geoctrooieerde werkwijze nieuw is en identiek is aan het product dat zou zijn verkregen door inbreuk te maken op de geoctrooieerde werkwijze. (§10 van het arrest). Het onderzoek naar de identieke aard van de producten die via de respectieve werkwijzen zijn verkregen, moet worden uitgevoerd met betrekking tot de producten zelf, en dus in het bijzonder met betrekking tot het product dat met behulp van de geoctrooieerde werkwijze is geproduceerd, en niet met betrekking tot de conclusies van het werkwijze-octrooi (§11 van het arrest). De hoven en rechtbanken beoordelen soeverein de bewijskracht van een verklaring uitgaande van één van de partijen in overeenstemming met de artikelen 961/1 en 961/2 van het Gerechtelijk Wetboek (§13 van het arrest). Bij de beoordeling van een octrooiinbreuk, moet het vermeende inbreukmakende product worden vergeleken met de octrooiconclusies (§22, 24 van het arrest). Er moet worden nagegaan of de essentiële kenmerken van de conclusies werden overgenomen (§24). Als er geen inbreuk is op een onafhankelijke conclusie, is er ook geen inbreuk op de daarvan afhankelijke conclusies (§15, 25). Art. XI.86, §1 WER: Indien, doordat er afstand is gedaan van de productconclusies, het ingeroepen Europees octrooi beperkt is tot een werkwijze-octrooi, vervallen de productconclusies van het Belgisch octrooi, dat als prioriteit van het Europees octrooi werd ingeroepen, niet (§20).

Modellenrecht

Wanneer het voortbrengsel waarin het model is verwerkt, bestemd is voor professionele gebruikers, is het aandachtsniveau van de geïnformeerde gebruiker bovengemiddeld (§28).

Wanneer het voortbrengsel bedoeld is voor zowel professionele gebruikers als consumenten, is de geïnformeerde gebruiker waarmee rekening moet worden gehouden degene met het laagste aandachtsniveau, d.w.z. dat van de consument. Wanneer het voortbrengsel waarin het model is verwerkt relatief duur is, zal de consument toch een bovengemiddelde aandacht aan de dag leggen (§31). Hoewel het niet verkeerd is om bij de beoordeling van modelinbreuk rekening te houden met de producten die zowel door de houder van het model als door de vermeende inbreukmaker daadwerkelijk in de handel zijn gebracht, gaat het er slechts om de conclusies te bevestigen die worden getrokken uit de vergelijking tussen het ingeschreven model en het model waarop vermeende inbreuk wordt gemaakt (§38). Aangezien het model in zwart-wit is geregistreerd, is het kleurverschil tussen de modellen die door de partijen op de markt zijn gebracht irrelevant (§29). Het feit dat de vermeende inbreukmaker toegaf geïnspireerd te zijn door het werk van de houder van het model, vormt geen buitengerechtelijke bekentenis van inbreuk (§38). Het tentoonstellen van een vermeend inbreukmakend model op een beurs is "gebruik" in de zin van artikel 19 van Verordening 6/2002. Deze bepaling bevat immers slechts een niet-exhaustieve lijst van handelingen die "gebruik" vormen (§38). Een model is "nieuw" als het niet identiek is aan een ouder model. Er is ook sprake van identiteit als de kenmerken van de modellen slechts in onbelangrijke details verschillen (§33). De benadering waarbij de nieuwheid van een ingeschreven model wordt beoordeeld door een of ander onderdeel van dat model te vergelijken met een ouder model, is onjuist (§34). De beoordeling van het eigen karakter vereist dat het ingeschreven model wordt vergeleken met eerdere modellen van dezelfde aard of functie; het is niet vereist dat de voortbrengselen tot dezelfde sector behoren (§35). Bij de beoordeling van de uiterlijke kenmerken van voortbrengselen zijn het gebruikte materiaal en de eigenschappen ervan irrelevant voor de vergelijking als er geen verschil zichtbaar is voor de geïnformeerde gebruiker (§35). Ook al neemt het EUIPO in zijn richtsnoeren en besluitvormingspraktijk een ander standpunt in, wordt het feit dat een modelregistratie afbeeldingen van verschillende (lees: meer dan één) voortbrengselen omvat (terwijl artikel 3, onder a), van Verordening 6/2002 een model definieert als zijnde de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel), niet bestraft met nietigheid (§41). Als er geen sprake is van inbreuk, kan er ook geen sprake zijn van kopiëren en dus ook niet van misbruik van het recht op kopiëren (§45).

Het feit dat de oorspronkelijke eisers de reikwijdte van hun rechten verkeerd hebben ingeschat, impliceert niet dat zij onrechtmatig of onrechtmatig hebben gehandeld. Een verhoging van de rechtsplegingsvergoeding boven op de basisvergoeding is dus niet gerechtvaardigd (§48).