Gepubliceerd op dinsdag 2 december 2014
IEFBE 1077
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Beslissingen van RvdJ vallen onder meningsuiting

Hof van Beroep Brussel 28 oktober 2014, IEFbe 1077 (Verbeeck tegen RvdJ)
Mediarecht. RvdJ betwist dat er sprake is van een beslissing/oordeel en beroept zich met succes op vrijheid van meningsuiting ex 10 EVRM. De 'beslissing' bestaat uit een samenvatting van feiten en weergave van standpunten waaruit blijkt dat mevrouw Wuyts door Verbeeck voortdurend zou lastigvallen en meermaals via een honderdtal artikels onterecht zou hebben beschuldigd van fraude, oplichting en dierenmishandeling zonder bewijs. RvdJ concludeert dat appellant beroepsethische inbreuk heeft begaan.

Het feit dat Verbeeck geen beroepsjournalist is en geen lid van de journalistenvereniging VVJ is niet relevant. Verbeeck betwist de bevoegdheid van de RvdJ om zich uit te spreken over de klacht van Rita Wuyts omdat hij geen beroepsjournalist is, noch lid van de VVJ, omdat de Raad niet bij wet is opgericht en omdat de Raad zou optreden als een tuchtorgaan. Het RvdJ heeft recht om zijn mening te geven over het journalistieke werk van Eric Verbeeck.

RvdJ.be:

Daarnaast verwijst het Hof naar de pleidooien van de Raad Europa voor zelfregulering  in de journalistiek. Op basis daarvan wijst het Hof op de taak van de Raad voor de Journalistiek ‘om de journalistieke beroepsethiek te behartigen en te verdedigen en beroepsethische richtlijnen te formuleren voor de journalistieke praktijk’. En het Hof vervolgt: ‘Een dergelijk platform beoogt een goede journalistiek. In die context beantwoordt een beperking van de vrijheid van meningsuiting van de Raad niet aan de dwingende sociale noodwendigheid, zelfs indien de goede naam van Eric Verbeeck (nog) in het gedrang zou kunnen komen’.

Arrest

2.7 (...) Appellant toont niet aan dat de uiting door geïntimeerde van haar opinie over hem aangaande zijn wijze van optreden als journalist in het licht van de beginselen vervat in de Code van Journalistieke, die gebaseerd is op haar fundamenteel recht op vrije meningsuiting, omwille van een dwingende sociale noodwendigheid zou mogen/moeten ingeperkt worden.
(...)
Indien appellant in de zaak Wuyts een absoluut recht op vrije meningsuiting proclameert - dat hij ten volle heeft kunnen uitoefenen via zijn eigen herhaalde publicaties - kan geïntimeerde zich evenzeer beroepen op datzelfde fundamenteel recht om voormelde opinie te formuleren en te verspreiden.

Het feit dat appellant bij beschikking van de raadkamer van 5 februari 2010 buiten vervolging werd gesteld wat bevestigd werd bij arrest van de K.I. van 23 september 2010 heeft geen uitstaans met huidig debat. In voornoemde procedures werd geoordeeld over een klacht ingediend door o.a. mevrouw WUYTS betreffende strafrechtelijke inbreuken (=laster, belaging en lasterlijke aangifte) - zoals omschreven in het Strafwetboek - die appelant zou hebben gepleegd.

Op andere blogs:
RvdJ.be - Hof van Beroep bevestigt rol Raad voor de Journalistiek
Morsum Magnificat (over eerder kort gedingvonnis)