Gepubliceerd op maandag 4 oktober 2021
IEFBE 3288
EUIPO - BHIM - OHMI ||
13 jul 2021
EUIPO - BHIM - OHMI 13 jul 2021, IEFBE 3288; (Interstyle tegen Casa International), https://www.ie-forum.be/artikelen/euipo-uniemerk-casa-ook-in-hoger-beroep-nietig

Uitspraak ingezonden door Robert Sampat, De Geschillenmeester en Sander Verbeek, Good Law.

EUIPO: Uniemerk CASA ook in hoger beroep nietig

EUIPO 13 juli 2021, IEF 20222, IEFbe 3288; R 1280/2020-2 (Interstyle tegen Casa International) Vervolg op [IEF 19275]. Het Uniemerk toebehorende aan Casa International (België) is ook in hoger beroep nietig verklaard door de Second Board of Appeal van het EUIPO. De vordering tot doorhaling bij het EUIPO was in maart 2019 al geïnitieerd namens Interstyle. Dit bedrijf handelt sinds 2009 onder de handelsnaam “Casa Wonen” te Utrecht. Casa International heeft in reactie op de vordering tot doorhaling in januari 2020 een dagvaardingsprocedure ingesteld bij de rechtbank Den Haag op grond van vermeend merkinbreuk door Interstyle, [IEF 19221]. De Second Board of Appeal oordeelt dat Casa International onvoldoende bewijs heeft geleverd waarmee kan worden aangetoond dat sprake is van “merkgebruik in relatie tot alle door Casa International ingeschreven goederen en diensten” dan wel dat sprake is van alsnog verkregen onderscheidend vermogen door gebruik van het bestreden merk binnen de genoemde lidstaten.

Door de merkhouder zijn in deze beroepsprocedure diverse stukken ingediend, deels binnen, en grotendeels buiten, de indieningstermijn. Mede onder verwijzing naar eerdere opmerkingen van de CEO van de merkhouder inhoudende dat Casa geen eigen merken verkoopt, oordeelt de Second Board dat geen van deze stukken volstaan om het bewijs te leveren dat sprake is van “merkgebruik in relatie tot alle ingeschreven goederen en diensten” dan wel alsnog verkregen onderscheidend vermogen door gebruik van het bestreden merk binnen de genoemde lidstaten. De Board maakt in het bijzonder korte metten met een tweetal ingediende “marktonderzoeken”.

Ten eerste stelt de Board vast dat de merkhouder heeft nagelaten de eindresultaten van de zgn. “enquêtes” mee te sturen, zodat niet kan worden beoordeeld of, en zo ja, in hoeverre de enquêtes betrouwbaar tot stand zijn gekomen. Bovendien is gebleken dat aan het relevante publiek, welk als onvoldoende representatief dient te worden aangemerkt, slechts één afbeelding is getoond, en niet meerdere, zodat ook géén sprake kan zijn geweest van een spontane reactie op de desbetreffende vraag. Ten slotte heeft de Second Board vastgesteld dat de ingediende enquêtes gebrekkig zijn, omdat bepaalde vragen/antwoordopties als sturend c.q. te beperkend moeten worden aangemerkt.
De Second Board of Appeal bevestigt de beslissing van de Cancellation Division d.d. 8 mei 2020 inhoudende dat ten tijde van de inschrijving van het bestreden Uniemerk (22 januari 2003) er een zodanig nauwe samenhang bestond tussen het woordelement “casa” en de inschreven waren en diensten, dat het bestreden Uniemerk valt onder het bereik van de absolute weigeringsgronden als bedoeld in artikel 7, lid 1, sub c in samenhang bezien met artikel 7, lid 2, van het UMVo.
De procedure ten overstaan van de rechtbank Den Haag is wegens onvoldoende zittingscapaciteit uitgesteld tot begin 2022.

83. (...) In this respect, the Board also notes that the EUTM proprietor did not provide any supporting
evidence as to its allegation that the ‘own’ goods have a ‘CASA’ label and the other goods have a price
tags on which the ‘CASA’ device is represented. Moreover, the cancellation applicant submitted an
article in which the EUTM proprietor’s CEO states that ‘Casa doesn’t sell its own brand. ‘We do try to
work with exclusive lines’ (observations of 31 December 2020, Annex 11
https://retailtrends.nl/item/53665/dag-xenos-hallo-casa).
84. Be it as it may, even if the combination of the various brochures on file and the list of the various
casa-shops were suffice to show genuine use of all goods and services covered by the contested mark,
it does not demonstrate that at least a significant proportion of the relevant public identifies the goods
and services as originating from the EUTM proprietor because of the trade mark.