Gepubliceerd op dinsdag 2 september 2025
IEFBE 3960
Gerecht EU - Tribunal UE ||
23 jul 2025
Gerecht EU - Tribunal UE 23 jul 2025, IEFBE 3960; ECLI:EU:T:2025:746 (Löwen Entertainment tegen EUIPO en Wazdan Holding), https://www.ie-forum.be/artikelen/geen-verwarringsgevaar-tussen-magic-crown-en-crown-wegens-zwakke-onderscheidingskracht

Geen verwarringsgevaar tussen Magic Crown en Crown wegens zwakke onderscheidingskracht

Gerecht EU 23 juli 2025, IEF 22879; IEFbe 3960; ECLI:EU:T:2025:746 (Löwen Entertainment / EUIPO en Wazdan Holding). Het Gerecht van de EU verwerpt het beroep van Löwen Entertainment GmbH tegen de beslissing van de Tweede Kamer van Beroep van het EUIPO. Wazdan Holding LTD vraagt de inschrijving aan van het Uniewoordmerk 'Magic Crown' voor producten en diensten in klassen 9, 28 en 41 (waaronder software, speelautomaten en casino- en gokdiensten). Löwen maakt bezwaar met een beroep op haar oudere Uniewoordmerk 'Crown', dat is geregistreerd voor deels identieke en soortgelijke producten en diensten in dezelfde klassen. De Oppositiedivisie geeft Löwen gelijk en wijst de aanvraag af. De Kamer van Beroep draait dit echter terug en oordeelt dat er geen gevaar voor verwarring bestaat. Volgens de Kamer heeft het element crown weinig onderscheidend vermogen in de kansspel- en entertainmentsector, omdat het vaak wordt gebruikt in combinatie met andere woorden. Het extra element magic zorgt ervoor dat het aangevraagde merk genoeg verschilt. Daardoor is de visuele, klankmatige en begripsmatige overeenkomst tussen de tekens slechts gering.

In beroep stelt Löwen dat crown wél een normaal onderscheidend vermogen heeft en dat magic nauwelijks invloed heeft op de totaalindruk. Volgens haar zou het publiek Magic Crown zien als een submerk of variant van Crown. Het Gerecht volgt dit niet. Het bevestigt dat crown in deze sector zwak onderscheidend is, onder meer door het grote aantal vergelijkbare registraties en het veelvuldig gebruik van het woord in de markt. Daardoor kan er alleen sprake zijn van verwarringsgevaar als de tekens bijna identiek zijn, wat hier niet het geval is. Visueel, fonetisch en inhoudelijk is de gelijkenis laag en het relevante publiek ziet het verschil duidelijk. Ook de klacht dat de Kamer van Beroep haar beslissing onvoldoende motiveert, wordt verworpen: de motivering is volgens het Gerecht voldoende en helder. Het beroep wordt afgewezen; Löwen moet de proceskosten van Wazdan vergoeden, terwijl EUIPO zijn eigen kosten draagt.

54      According to settled case-law, a global assessment of the likelihood of confusion implies some interdependence between the factors taken into account and, in particular, between the similarity of the trade marks and that of the goods or services covered. Accordingly, a low degree of similarity between those goods or services may be offset by a high degree of similarity between the marks, and vice versa (judgments of 29 September 1998, Canon, C‑39/97, EU:C:1998:442, paragraph 17, and of 14 December 2006, Mast-Jägermeister v OHIM – Licorera Zacapaneca (VENADO with frame and others), T‑81/03, T‑82/03 and T‑103/03, EU:T:2006:397, paragraph 74).

55      With regard to an earlier mark with a weak distinctive character, and which thus has a lesser capacity to identify the goods or services for which it has been registered as coming from a particular undertaking, the degree of similarity between the signs should be high to justify a likelihood of confusion, or this would risk granting excessive protection to that mark and its proprietor. That excessive protection could therefore adversely affect the attainment of the objectives pursued by trade mark law, if, in the context of the assessment of the likelihood of confusion, the mere presence of such elements in the signs at issue led to a finding of a likelihood of confusion without taking into account the remainder of the specific factors in the present case (see judgment of 13 September 2023, Korres v EUIPO – Naos (EST.KORRES 1996 HYDRA-BIOME), T‑328/22, not published, EU:T:2023:533, paragraph 95 and the case-law cited).

56      In the global assessment of the likelihood of confusion, the Board of Appeal took into account the weak distinctive character of the earlier mark and the low degree of visual, phonetic and conceptual similarity between the signs at issue, resulting from their common element ‘crown’, which had a weak distinctive character in relation to the goods and services at issue. Therefore, in accordance with the principle of interdependence, it concluded that there was no likelihood of confusion on the part of the relevant public with an average to high level of attention, even in respect of identical goods and services.