Gepubliceerd op maandag 15 september 2025
IEFBE 3970
Gerecht EU - Tribunal UE ||
10 sep 2025
Gerecht EU - Tribunal UE 10 sep 2025, IEFBE 3970; ECLI:EU:T:2025:847 (BVG tegen EUIPO), https://www.ie-forum.be/artikelen/korte-jingle-kan-klankmerk-zijn-gerecht-vernietigt-euipo-beslissing

Korte jingle kan klankmerk zijn: Gerecht vernietigt EUIPO-beslissing

Gerecht EU 10 september 2025, IEF 22913; IEFbe 3970; ECLI:EU:T:2025:847 (BVG tegen EUIPO). Het Gerecht vernietigt de beslissing van EUIPO’s Kamer van Beroep die de inschrijving weigerde van BVG’s klankmerk voor vervoersdiensten (klasse 39) wegens ontbreken van onderscheidend vermogen (art. 7(1)(b) UMVo). De Kamer had geoordeeld dat de twee seconden durende melodie, vier opeenvolgende hoorbare tonen, “te kort en banaal” was en louter een functionele aankondiging vóór omroepberichten. Het Gerecht benadrukt dat dezelfde toets geldt voor alle merktypen: een minimaal onderscheidend vermogen volstaat en bij klankmerken is vereist dat de klank voldoende pregnantie heeft zodat het relevante publiek (het grote publiek in de EU) die als herkomstaanduiding kan herkennen.

Volgens het Gerecht sluit de korte duur of eenvoud dat niet uit; in de vervoerssector zijn jingles gebruikelijk om een herkenbare klankidentiteit te creëren. De aangevraagde melodie is geen technisch of dienst-eigen geluid (geen trein/metro/vliegtuiggeluid) en kan juist als korte, krachtige jingle worden onthouden en aan één onderneming worden toegeschreven. Dat een jingle ook de aandacht vestigt op een aankondiging, ontneemt haar niet de herkomstfunctie. Verwijzend naar EUIPO-praktijk en -richtsnoeren (waar onder meer vergelijkbare, korte melodieën zijn aanvaard) concludeert het Gerecht dat de Kamer van Beroep blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De bestreden beslissing wordt vernietigd; EUIPO wordt in de kosten verwezen.

32      Gelet op de kenmerken van het aangevraagde merk wat de duur, de gebruikte melodie en de waarneembare klanken betreft, alsmede op de verschillende aanwijzingen die het EUIPO in het verleden heeft verstrekt met betrekking tot de rol die deze kenmerken spelen bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen van een aangevraagd klankmerk, heeft de kamer van beroep dus blijk gegeven van een onjuiste opvatting door tot de slotsom te komen dat het aangevraagde merk elk onderscheidend vermogen mist omdat het „uiterst kort (twee seconden) en eenvoudig (vier waarneembare klanken)” is.

33      Die beoordeling is onjuist, gelet op zowel de gewoonten in de betrokken sector, waarin het belangrijk is om gebruik te kunnen maken van klanken om het doelpubliek in staat te stellen de waren en diensten van een onderneming te identificeren en om aldus een herkenbare klankidentiteit tot stand te brengen, als de elementen die kenmerkend zijn voor het aangevraagde merk, dat juist bedoeld is om bij het publiek over te komen als een korte en krachtige jingle, die kan worden onthouden en aldus kan dienen ter aanduiding van de commerciële herkomst van de betrokken diensten, die uitsluitend met verzoekster zullen worden geassocieerd. Vanuit dit oogpunt vormen noch de duur van het aangevraagde merk, noch de vermeende „eenvoud” of „banaliteit” ervan, die op zich niet belet dat de betrokken melodie kan worden herkend, belemmeringen die als zodanig volstaan om de vaststelling van het ontbreken van elk onderscheidend vermogen te rechtvaardigen.