Prima facie geldigheid octrooien in recente cassatierechtspraak
Bijdrage aangebracht door Michael Beck, IPLodge. In IRDI nr. 2014/4 gaat Michael Beck in op de recente verduidelijking door het Hof van Cassatie van het begrip 'prima facie geldigheid', zoals gebruikt voor octrooien bij het toekennen van voorlopige maatregelen of beslagen inzake namaak. De impact van beslissingen ten gronde op de prima facie geldigheid van dat octrooi stond ter discussie. Hierna vindt u een samenvatting van deze bijdrage.
Beroepsprocedures voor het Europees Octrooibureau
 De beroepsprocedure van het Europees Octrooiverdrag (EOV) heeft  schorsende werking, zodat een herroeping na oppositie, waartegen beroep  hangende is, geen effect heeft op de rechten van de octrooihouder voor  wat voorlopige maatregelen betreft. Dit is net de situatie waarvoor de  schorsende werking bedoeld is, en dit werd ook zo toegepast door het Hof  van Cassatie in zijn arrest van 5 januari 2012. Het arrest leidde wel  tot discussie, omdat het schorsend effect ruim werd ingevuld: het arrest  vermeldde “dat het Belgische luik van een Europees octrooi prima facie geldig is … zolang het niet nietig werd verklaard door een beslissing die in kracht van gewijsde is getreden”.
 
 Verduidelijking met betrekking tot Gerechtelijke Procedures
 De stelling uit het arrest van 5 januari 2012 werd uiteindelijk  verder verduidelijkt in de arresten van 24 juni 2013, en 26 juni en 12  september 2014.
 
 In het eerste arrest werd deze redenering toegepast op een situatie  waarbij een ABC door de rechtbank nietig was verklaard en een beroep nog  hangend was. De vraag rees of een gerechtelijk hoger beroep dezelfde  schorsende werking heeft als het beroep uit het EOV. Het Hof liet de  voorlopige maatregelen op basis van het in eerste aanleg vernietigde ABC  toe, onder meer op grond van de overwegingen dat hoger beroep de  uitvoering van een vonnis schorst en dat nietigverklaringen van een  octrooi in België pas geregistreerd worden wanneer zij in kracht van  gewijsde gaan.
 
 In de zaak van het tweede arrest waren voorlopige maatregelen bevolen  die zouden voortduren zolang het octrooi niet nietig zou zijn verklaard  door een beslissing met kracht van gewijsde. Cassatie besliste dat de  kortgedingrechter zijn maatregelen geen langere uitwerking kon geven dan  tot aan de eerste nietigheidsbeslissing van de feitenrechter, maar  voegde toe dat de kortgedingrechter wel (opnieuw) bewarende maatregelen  kan treffen indien aannemelijk wordt gemaakt dat een rechtsmiddel tegen  de nietigheidsbeslissing succesvol zal zijn.
 
 In het derde arrest was de vraag of een Frans octrooi, dat nietig was  verklaard, maar waarvoor nog een beroepsprocedure liep, en het Belgisch  luik van een Europees octrooi, waarvan het Britse luik nietig was  verklaard, nog prima facie geldig konden zijn. Cassatie  concludeert dat de rechter rekening kan houden met een octrooi waarvan  de nietigverklaring nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, maar dat  het niet volstaat naar de schorsende werking te verwijzen om tot de prima facie  geldigheid te besluiten. Voor het Europese octrooi geldt dat de  territoriale beperking van een buitenlandse nietigverklaring niet  betekent dat het Belgische luik zonder meer prima facie geldig moet worden beschouwd.
 
 Conclusie
 Het Hof van Cassatie heeft in deze arresten duidelijk gemaakt dat  een nog aanvechtbare nietigverklaring de mogelijkheid van voorlopige  maatregelen niet uitsluit. Uit de arresten blijkt ook dat het octrooi in  die omstandigheden niet automatisch prima facie geldig blijft.
Lees het volledige artikel op Jura.