Gepubliceerd op dinsdag 10 januari 2023
IEFBE 3603
Hof van Cassatie - Cour de Cassation ||
3 dec 2021
Hof van Cassatie - Cour de Cassation 3 dec 2021, IEFBE 3603; (NEWPHARMA tegen C.F.E.B. SISLEY), https://www.ie-forum.be/artikelen/bestreden-arrest-niet-onvoldoende-gemotiveerd

Bestreden arrest niet onvoldoende gemotiveerd

Hof van Cassatie van België 3 december 2021, IEFbe 3603; C.20.0433.F-C.20.0462.F (Newpharma tegen C.F.E.B. Sisley) Het bestreden arrest, waarin werd geoordeeld dat de weigering van verweerster om een overeenkomst te sluiten gerechtvaardigd was omdat eiseres hoe dan ook niet voldeed aan de kwaliteitscriteria voor een fysiek verkooppunt, hoefde niet in te gaan op de stelling van eiseres dat de eisen inzake de minimumduur van de erkenning van een fysiek verkooppunt en het aantal daarvan in strijd waren met het mededingingsrecht, hetgeen door zijn beslissing irrelevant werd gemaakt. Het bestreden arrest, waarin verder werd geoordeeld dat de verkoop van Sisley-producten door verweerster het prestigieuze imago van die producten niet schaadde, hoefde niet in te gaan op het betoog van eiseres dat er geen toestemming was voor het in de handel brengen van de producten wegens de contractuele clausule die de erkende dealer verbiedt om, om redenen van prestige van het merk, door te verkopen aan een niet-erkende derde, hetgeen in zijn beslissing irrelevant werd gemaakt. Het hoger beroep wordt afgewezen.

L’arrêt, qui considère ainsi que le refus de contracter de la défenderesse était justifié dès lors que la demanderesse ne réunissait en toute hypothèse pas les critères de qualité d’un point de vente physique, n’était pas tenu de répondre aux conclusions de la demanderesse qui soutenait que les exigences portant sur la durée minimum d’agrément d’un point de vente physique et leur nombre était contraire au droit de la concurrence, que sa décision privait de pertinence. 
Le moyen, en cette branche, ne peut être accueilli. 

L’arrêt, qui considère ainsi que la vente par la défenderesse des produits Sisley ne porte pas atteinte à l’image de prestige de ces produits, n’était pas tenu de répondre aux conclusions de la demanderesse qui invoquait l’absence de consentement à la mise sur le marché des produits en raison de la clause contractuelle interdisant au dépositaire agréé, pour des raisons de prestige de la marque, de revendre à un tiers non agréé, que sa décision privait de pertinence. 
Le moyen ne peut être accueilli.