Gepubliceerd op woensdag 8 juni 2016
IEFBE 1825
Brussel - Bruxelles ||
24 mei 2016
Brussel - Bruxelles 24 mei 2016, IEFBE 1825; (Syral tegen Roquette Freres), https://www.ie-forum.be/artikelen/geen-aanwijzing-van-een-onrechtstreekse-inbreuk-beoordeling-van-de-prima-facie-inbreuk-bij-het-besla

Uitspraak en inhoudsindicatie aangebracht door Jurgen Figys, Jan-Diederik Lindemans, Kristof Roox, Crowell & Moring LLP.

Geen aanwijzing van een onrechtstreekse inbreuk - beoordeling van de prima facie inbreuk bij het beslag inzake namaak

Hof van Beroep Brussel 24 mei 2016, IEFbe 1825 (Syral tegen Roquette Freres)
Zie eerder IEFbe 1559; IEFbe 1002; IEFbe 794; IEFbe 616. Derdenverzet beslag inzake namaak. Beschrijvende maatregelen. Octrooirecht. De verzoeker van het beslag inzake namaak moet gegevens aanreiken die aannemelijk maken dat een inbreuk zou kunnen worden gepleegd op het intellectueel eigendomsrecht. De aangedragen feiten moeten van die aard zijn dat zij, bij een beoordeling op het eerste zicht (prima facie), op zich of met elkaar in verband gebracht, een vermoeden doen rijzen van een inbreuk of een dreiging van inbreuk. Over het bewijs van prima facie aanwijzingen voor een inbreuk is de beoordelingsmarge van het Hof beperkt, aangezien het beschrijvend beslag inzake namaak er precies toe strekt namaak te kunnen aantonen door het relevante bewijsmateriaal in verband met de vermeende inbreuk te verkrijgen en te beschermen.

De aanwijzingen van een inbreuk op grond waarvan de beschrijvende maatregel kan worden bevolen, moet worden vastgesteld op de datum waarop de eerste rechter over het eenzijdig verzoekschrift uitspraak heeft gedaan, in casu 9 december 2008.

Roquette voerde aan dat er door Syral zowel onrechtstreeks als rechtsreeks inbreuk werd gemaakt op haar octrooirechten.

Het Hof oordeelde vervolgens dat Roquette niet bij machte was om concrete aanwijzingen te verschaffen van een inbreuk of dreigende inbreuk op de octrooirechten van Roquette. Roquette wist immers zelf niet met zekerheid of Mérimalt 300 (het beweerdelijk inbreukmakend product) al dan niet in België door Syral werd verkocht. Roquette heeft volgens het Hof bovendien nagelaten zich daar voorafgaand van te vergewissen, hoewel dit rederlijkerwijze mogelijk moet zijn geweest buiten het beslag inzake namaak om. Roquette maakte bovendien niet aannemelijk dat Mérimalt 200, een product dat wel op de Belgische markt werd aangeboden, een gelijkaardig product zou zijn aan Mérimalt 300.

Ook de aanwijzingen van een onrechtstreekse inbreuk door Syral werden door het Hof verworpen. De loutere levering in Frankrijk door Syral van maltosesiroop (de grondstof die wordt gebruikt bij het begin van het geoctrooieerde procédé) kan niet leiden tot de vaststelling van een aanwijzing van een onrechtstreekse inbreuk. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met de beschermingsomvang van de octrooien in kwestie (het Franse octrooi van Roquette FR 9712035 en EP 0905138).

Ten slotte oordeelde het Hof dat er evenmin aanwijzingen waren die toelieten te besluiten dat een beschrijvend beslag inzake namaak bij Syral België nuttig kon zijn om bewijsstukken te vergaren en te vrijwaren (zoals beweerd door Roquette), om de omvang van de beweerde inbreuk in Frankrijk vast te stellen. Indien dit daadwerkelijk nodig was, kon Roquette de nodige stukken bekomen via een verzoek aan de Franse rechter, zodat het dus niet nodig was om over te gaan tot een beschrijvend beslag inzake namaak bij een concurrent en dus via een voor deze laatste potentieel veel schadelijkere procedurele weg.