Gepubliceerd op dinsdag 21 maart 2023
IEFBE 3629
Antwerpen - Anvers ||
15 feb 2023
Antwerpen - Anvers 15 feb 2023, IEFBE 3629; (appellante tegen geïntimideerde ), https://www.ie-forum.be/artikelen/geen-auteursrechtelijke-bescherming-voor-handdoekvouwmachine-geen-creatieve-maar-banale-keuzes

Uitspraak ingezonden door Nele Somers en Ellen Desnyder, Artes Law

Geen auteursrechtelijke bescherming voor handdoekvouwmachine: geen creatieve, maar banale keuzes

Hof van Beroep Antwerpen 15 februari 2023, IEFBE 3629 (appellante tegen geïntimideerde) De zaak heeft in essentie betrekking op de vraag of de handdoekmachine van appellante al dan niet auteursrechtelijke bescherming geniet. Net als in eerste aanleg, beslist de rechter dat er geen sprake is van dergelijke bescherming, nu de eisende partij nooit heeft aangetoond dat het voorwerp in kwestie het resultaat is van creatieve, niet-banale keuzes die niet bepaald worden door hun technische functie. Naast de identificatie van het werk, is het ook van belang dat de titularis van auteursrechtelijke bescherming aan de stelplicht voldoet. De appelrechter overweegt in dit verband dat, wanneer -  zoals in casu - de originaliteit van een werk betwist wordt, de beweerde titularis de originaliteit moet aantonen. De beweerde titularis dient duidelijk te maken welke elementen van het werk origineel zijn, omdat zij de uitdrukking vormen van de persoonlijkheid van de auteur, en dus waarop hij zijn creatieve bekwaamheden tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzes. Ten slotte oordeelt de rechter dat bij het toekennen van de bescherming, de afweging dient te worden gemaakt tussen het algemene belang van derden op vrije beschikking over het werk tegenover de belangen van de auteur op bescherming. Ook wat de vordering tot staking gegrond op de oneerlijke marktpraktijken betreft, vangt appellante bot. Er is geen sprake van verwarring, in die zin dat het relevante publiek een verband zal leggen tussen de machine van appellante versus de beweerde kopie gemaakt door geïntimeerde. Alle andere machines uit het vormgevingserfgoed beschikken immers over dezelfde uiterlijke kenmerken. Appellante ondernam bijkomend geen poging om het tegendeel aan te tonen door aan te duiden waarop het verwarringsgevaar juist zou slaan. Tot slot werd de vermeende slechtmaking, waarvan geïntimeerde werd beticht, niet weerhouden door het hof.

12. Volgens ... zou het feit dat zij over de rechten op de machine beschikt niet voor ernstige betwisting vatbaar zijn. Zij verwijst hiervoor naar het arrest van het hof van beroep van Antwerpen van 16 januari 2017 (betreffende de machtigingsbeschikking tot beslag inzake namaak). 

De machtigingsbeslissing met betrekking tot het beslag inzake namaak is evenwel geen beslissing ten gronde, maar louter een prima facie-beslissing waaruit hoogstens en 'schijn van geldigheid' kan blijken. In dit arrest werd het bestaan van de auteursrechten niet ten gronde onderzocht, reden waarom er na het beslag inzake namaak een ten gronde procedure werd ingeleid. 

Verder verwijst ... ook naar het feit dat er in de Overeenkomst en het Addendum (gesloten tussen het oude ... en ... ) wordt verwezen naar rechten en hieruit zou volgens ... volgen dat ... het bestaan van intellectuele eigendomsrechten steeds zou hebben erkend. 

De verwijzing naar het bestaan van rechten in een Overeenkomst is niet voldoende om te besluiten tot het bestaan van intellectuele rechten, met name auteursrechten. Het Hof dient in concreto en ten gronde na te gaan of is voldaan aan alle voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming, hetgeen in casu niet het geval is.

Besluit: het ontwerp van de (technische tekening) van de handdoekvouwmachine is niet oorspronkelijk en deze geniet geen auteursrechtelijke bescherming. De vordering gesteund op een beweerdelijke auteursrechtelijke bescherming is ongegrond.

17. Ook wat de vermeende slechtmakingscampagne betreft, wordt niet bewezen dat hierin enige rol heeft gespeeld. 

Slechtmaking houdt in dat er een bijzonder schadelijke aanval wordt uitgevoerd op een handelaar, waardoor afbreuk wordt gedaan aan zijn reputatie of aan de reputatie van zijn producten, diensten of activiteiten, door een lasterlijke of een eerrovende daad of zelfs door een eenvoudige kritiek die toelaat hem te identificeren.

In casu haalt ... twee e-mails aan als begeleidende omstandigheid in de zin van artikel VI.104 WER. 

De eerste mail dateert 23 mei 2013 en is van de hand van ... en bevat de zin:
"Wij willen ... uit deze handel en danken u voor jullie hulp hierbij." ... werkte al lang niet meer bij gentimideerde. Nergens blijkt uit dat geintimeerde hem ooit de opdracht zou gegeven hebben om dergelijke zaken te schrijven. Bovendien is de beweerde slechtmaking die niet afkomstig is van en/of namens ..., gericht tegen ... en geenszins tegen het huidige .... Aangezien ... geen procespartij is bij huidig geschil, is de vordering tot slechtmaking gestoeld op dit e-mailbericht ongegrond. 

De tweede e-mail dateert van 3 juli 2013, is tevens afkomstig van ... en omvat het onderwerp '..., aanvalsplan'. 

Zelfs indien deze e-mail economisch niet correct zou zijn en zou kunnen worden toegeschreven aan ..., wat niet bewezen wordt, dan nog dient te worden vastgesteld dat het onderwerp van de e-mail betrekking heeft op ... dat op 31 december 2013 failliet is gegaan. Ook ... is hier echter geen procespartij met als gevolg dat de vordering tot slechtmaking gestoeld op dit e-mailbericht evenzeer ongegrond is.

Besluit: Nu geen foutieve begeleidende omstandigheden worden vastgesteld, dient de vordering op grond van oneerlijke marktpraktijken evenzeer te worden afgewezen als ongegrond.