Gepubliceerd op donderdag 13 september 2018
IEFBE 2723
Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) ||
2 mrt 2017
Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 2 mrt 2017, IEFBE 2723; (Emirdag tegen Tadal), https://www.ie-forum.be/artikelen/stakingsvordering-van-emirdag-afgewezen-omdat-ze-geen-eigenaar-is-van-merk-emirdag

Stakingsvordering van Emirdag afgewezen omdat ze geen eigenaar is van merk Emirdag

Voorz. Rechtbank van Koophandel Brussel 2 maart 2017, IEFbe 2723 (Emirdag tegen Tadal) Handelsnaamrecht. Emirdag drijft handel in Halal-vleeswaren, deze worden in België, Nederland en Duitsland op de markt gebracht onder de handelsbenaming Emirdag. Tadal is actief in de import, export en distributie van onder andere halal vleeswaren. Tadal gebruikt de handelsbenaming Emirdag. Emirdag vordert het gebruik van handelsbenaming EMIRDAG op de verpakking van Tadal Halal-vleeswaren te staken en gestaakt te houden. In tussenarrest van 28 oktober 2016 [IEFbe 2287] is bepaalt dat Emirdag de licentieovereenkomst moet voorleggen waarop zij zich beroept. Partijen hebben hun middelen en conclusies voorgedragen in de  openbare terechtzitting die daarna volgde. Uit die stukken blijkt dat Emirdag geen eigenaar is van het merk en zelfstandige vordering kan instellen. De stakingsvordering wordt afgewezen.

9. In diezelfde conclusie stelt zij dat zij houder is van de licenetie op het woordmerk EMIRDAG dat. Maar het betreft een op 15 januari 2001 door de heren X en Y gedeponeerd woordmerk EMIRDAG. Eisendepartij is dus geen eigenaar van dit merk en kan enkel rechtsgeldig een zelfstandige vordering instellen op grond van het merk indien zij de toelating hiertoe van de merkhouder heeft bekomen.
11. Aangezien in de andere overeenkomsten uitdrukkelijk een voorziening getroffen wordt over het in rechte optreden en in stuk 6 niet, moet vastgesteld worden dat de licentiegever geen zelfstandig vorderingsrecht heeft toegekend aan eisende partij betreffende het woordmerk EMIRDAG. Dit zelfstandig vorderingsrecht blijkt overigens ook niet uit enig ander stuk in het dossier.
12. Uit hetgeen voorafgaat volgt de ongegrondheid van de vordering.