IEFBE 3907
30 april 2025
Uitspraak

Bureau wijst oppositie van Stichting Nederlands Register Vastgoed Taxateurs tegen E-RT en ERT toe

 
IEFBE 3906
29 april 2025
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke bescherming voor Louboutin-schoenen: modellen missen vereiste originaliteit

 
IEFBE 3887
23 april 2025
Artikel

Online Update - Fictief makerschap na het ONB-arrest | dinsdag 13 mei 2025

 
IEFBE 1060

LION CAPITAL CONSULT doit modifier sa dénomination sociale

Tribunal d’arrondissement de Luxembourg 26 août 2014, IEFbe 1060 (LION CAPITAL LLP contre LION CAPITAL CONSULT S.A.)
Décision envoyée par Vincent Wellens, NautaDutilh. Resumé par Anne Delheid, Simont Braun. Luxembourg. Droit des marques. La requérante est titulaire de deux marques communautaires « LION CAPITAL » enregistrées le 25 août 2011 notamment pour des services de gestion d’affaires commerciales et des services financiers. La défenderesse fait usage de la dénomination sociale « LION CAPITAL CONSULT » sans y avoir été autorisée par la requérante. Le Tribunal confirme que la requérante peut se prévaloir de ses marques à l’encontre de la défenderesse, « nonobstant l’éventuelle antériorité de la dénomination sociale d’une société tierce ».

Après avoir constaté la similitude entre la dénomination sociale de la défenderesse et les marques de la requérante, le Tribunal précise que, « l’argument de la défenderesse suivant laquelle elle utiliserait les termes Lion Capital Consult uniquement à titre de dénomination sociale aux fins de son identification auprès du public est dénuée de toute pertinence étant donné que dans le cadre de son activité commerciale (…) elle fait forcément usage de sa dénomination sociale pour caractériser les services prestés par elle ».

Enfin, le Tribunal ajoute qu’une éventuelle situation de non concurrence entre les parties sur le territoire concerné ne saurait être invoquée valablement par la défenderesse, le titulaire de la marque ne devant pas prouver de préjudice dans son chef, ni justifier de l’usage de la marque dans chaque état membre.

Par conséquent, le Tribunal ordonne la cessation de toute utilisation par la défenderesse du terme « LION », seul ou en combinaison avec le terme « CAPITAL », et ordonne à la défenderesse de modifier sa dénomination sociale.

IEFBE 1058

Rode zool Louboutin is geen zuiver kleur-, maar een beeldmerk

Hof van Beroep Brussel 18 november 2014, IEFbe 1058 (Louboutin tegen Van Dalen)
Uitspraak aangebracht door Thierry van Innis, Van Innis & Delarue. en Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Groen. Merkenrecht. 2.20 lid 1 onder a BVIE. Hoger beroep richt zich tegen IEFbe 738 waarin het rode zoolmerk van Louboutin nietig is verklaard. Het Hof verklaart de eerdere vordering tot nietigverklaring van het merk ongegrond en stelt vast dat Van Dalen inbreuk maakt door het aanbieden van damesschoenen met hoge hakken die voorzien van een (quasi) identiek teken. Zij beveelt de staking op straffe van een dwangsom van 2.500 euro per schoen. Proceskosten: 402,60 + 11.000 (RPV procedure eerste rechter) + 210 (beroepsverzoekschrift) + 11.000 (RVP beroepsprocedure).

p. 28 Het betreft evenmin een zuiver kleurmerk.
In casu ontleent het als merk ingeschreven teken zijn onderscheidend vermogen (cfr. tevens infra) aan de plaats en de wijze waarop het wordt afgebeeld, zodat het als een beeldmerk dient te worden aangemerkt.
De rode kleur Pantone 18-1663TP is een element van het beeldmerk.

Het is niet omdat een beeldmerk op een vorm wordt aangebracht - in casu de zool van een schoen (zoals afgebeeld in de merkinschrijving) - dat het een vormmerk wordt.

p. 29 Louboutin stelt terecht dat er door de merkinschrijving geen bescherming voor een zool wordt opgeëist. De zool zelf waarop de kleur Rood Pantone 18-1663TP wordt aangebracht, is niet het voorwerp van het Beneluxmerk. Hetzelfde geldt voor de schoen zoals afgebeeld in de merkinschrijving. De merkinschrijving stelt uitdrukkelijk "le contour de la chaussure ne fait pas partie de la marque (...)" (voor vertaling zie feitenrelaas).

Alleen al om die reden kan Van Dalen geen nuttig middel putten uit artikel 2.28, lid 1. onder a) juncto artikel 2.1 lid 2 lid 2 BVIE om de nietigverklaring te vorderen van het Beneluxmerk van Louboutin.

26. Hoe dan ook, staat in casu voldoende vast dat het Beneluxmerk van Louboutin minstens na inschrijving, is ingeburgerd en daardoor onderscheidend vermogen heeft verkregen.
(...)
Dat andere ontwerpers van schoenen met hoge hakken (...) ook een rode kleur hebben aangebracht op de zool van bepaalde schoenen en daarmee een rode zool hebben gebruikt om, veelal incidenteel, een decoratief of bepaald visueel effect te bereiken, doet niets af aan het voortdurend gebruik door Louboutin van het teken dat als Beneluxmerk werd ingeschreven, als merk, op een consequente en zelfde wijze voor schoenen met hoge hakken.
IEFBE 1056

Sport10 gewaarschuwd voor uitzenden niet-conforme sponsorboodschap

VRM 13 oktober 2014, IEFbe1056 (VRM tegen Lint Media)
Mediarecht. Sponsorboodschap. De VRM controleerde de uitzendingen van verschillende televisieomroeporganisaties (19 juni 2014, 17u-23u), waaronder Sport10 (NV Lint Media). Tijdens de onderzochte periode wordt het auto- en rallyprogramma 'Pitstoptv.be' uitgezonden. Voor de aanvang van het tweede deel van het programma wordt een sponsorvermelding voor www.ikrijslim.be uitgezonden. Volgens de VRM krijgt de sponsorboodschap het karakter van een reclameboodschap waardoor ze niet strookt met artikel 2, 41°, van het Mediadecreet. De VRM besluit Sport10 te waarschuwen voor deze inbreuk.

Artikel 2, 41°, van het Mediadecreet:
"In dit decreet wordt verstaan onder:
41° sponsoring: elke bijdrage van een publieke of particuliere onderneming, een overheid of een natuurlijke persoon die zich niet bezighoudt met het aanbieden van omroepdiensten of mensen met de vervaardiging van audiovisuele of auditieve producties, aan de financiering van omroepdiensten of programma's met het doel zijn of haar naam, handelsmerk, imago, activiteiten of producten meer bekendheid te geven."
De VRM meent dat het in voorliggende zaak niet gaat om een louter imago-ondersteunende boodschap van de sponsor in kwestie. De sponsorvermelding bevat specifieke promotionele elementen die aanzetten tot consumptie door het gebruik van de woorden 'zin in' en 'splinternieuw'. Door de website www.ikrijslim.be als antwoord voor te stellen op de vraag "zin in een splinternieuwe wagen?" wordt de kijker aangespoord om die website te bezoeken. Daardoor is niet voldaan aan de bepalingen van artikel 2, 41°, van het Mediadecreet.
IEFBE 1052

Reportage niet onevenwichtig over rol Van Reybrouck tijdens WOII

RvdJ 13 november 2014, IEFbe 1052 (Leon Van Reybrouck tegen Acht en David Van Reybrouck)
Mediarecht. Auteur David Van Reybrouck treedt op in een reportagereeks die is uitgezonden op Acht en die is gemaakt door de Nederlandse VPRO. De reeks onder de titel ‘Het België van ...’ bestaat uit vijf reportages. De aflevering met David Van Reybrouck bevat een gesprek van Van Reybrouck met zijn oom Kamiel Van Reybrouck over de rol van Alfons Van Reybrouck tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tijdens het gesprek wordt gezegd dat Alfons Van Reybrouck nooit gestraft is. Klager zegt dat de woordkeuze ‘kleine garnaal’ verwijst naar crimineel gedrag, terwijl zijn vader na de oorlog formeel buiten vervolging is gesteld. De reportage had die buiten vervolgingstelling expliciet moeten vermelden. De Raad voor de Journalistiek oordeelt de klacht ongegrond en deels onontvankelijk.

Over de ontvankelijkheid van de klacht:
David Van Reybrouck treedt in de reportage op als gast en niet als reportagemaker of journalist. De reportage is gemaakt door twee Nederlandse journalisten. Daarom is de klacht ten aanzien van David Van Reybrouck onontvankelijk. Acht heeft de reportage uitgezonden en is als dusdanig mee verantwoordelijk voor de uitzending. Het feit dat de reportage gemaakt is door een andere TV-zender, ontheft Acht niet van zijn verantwoordelijkheid. Daarom is de klacht ten aanzien van Acht ontvankelijk.

Over de gegrondheid van de klacht:
Het onderdeel van de reportage over de rol van Alfons Van Reybrouck tijdens de Tweede Wereldoorlog, met het gesprek tussen David Van Reybrouck en Kamiel Van Reybrouck en het daarop volgend commentaar van David Van Reybrouck, geeft een evenwichtig en genuanceerd beeld van de rol van Alfons Van Reybrouck tijdens de Tweede Wereldoorlog, en bevat tegen hem geen onjuiste of lasterlijke beweringen.
IEFBE 1051

Conclusie AG: zaak Spanje tegen unitair octrooi moet worden afgewezen

Conclusie AG 18 november 2014, IEFbe 1051, zaak C-146/13 (Spain tegen Parlement en Raad)
Uit het persbericht: Advocate General Yves Bot: Spain’s actions against the European regulations implementing enhanced cooperation in the area of the creation of unitary patent protection must be dismissed. The unitary protection conferred provides a genuine benefit in terms of uniformity and integration, whilst the choice of languages reduces translation costs considerably and safeguards better the principle of legal certainty.

Op andere blogs:
Eubelius

IEFBE 1050

Dans le cadre d'une exploitation partagée avec un tiers

Cour de cassation 30 octobre 2014, IEFbe 1050 (Martin Y Paz contre Depuydt)
Décision envoyée par Eric de Gryse, Simont Braun. Droit des marques dans le cadre d’une exploitation partagée avec un tiers – fin du consentement du titulaire de la marque à l’usage de celle-ci par ce tiers et conséquences. Suite de IEFbe 475. La Cour casse partiellement l'arrêt attaqué du 8 novembre 2007 en tant qu'il statue sur l'usage des marques "N" et "Nathan Baume" pour des sacs à main et des chaussures; la Cour annule partiellement l’arrêt du 12 septembre 2008 en tant qu’il décide ce qu’il faut entendre par sac à main ; la cour renvoie la cause, ainsi limitée, devant la cour d'appel de Liège.

En réponse à la question préjudicielle posée par la Cour de cassation (arrêt du 2 décembre 2011), la Cour de Justice de l’Union européenne avait dit pour droit par son arrêt du 19 décembre 2013:

L’article 5 de la première directive 89/104/CEE du Conseil, du 21 décembre 1988, rapprochant les législations des États membres sur les marques, telle que modifiée par l’accord sur l’Espace économique européen, du 2 mai 1992, s’oppose à ce qu’un titulaire de marques qui, dans le cadre d’une exploitation partagée avec un tiers, avait consenti à l’usage par ce tiers de signes identiques à ses marques pour certains des produits relevant des classes pour lesquelles ces marques sont enregistrées, et qui n’y consent plus, soit privé de toute possibilité d’opposer le droit exclusif qui lui est conféré par lesdites marques audit tiers et d’exercer lui-même ce droit exclusif pour des produits identiques à ceux du même tiers."

La Cour de cassation, faisant sienne cette interprétation et l’appliquant à l'article 2.20, alinéa 1er, a) et b) , de la Convention Benelux (...) décide:

Sur le premier moyen:
(...) Ni par la considération que la demanderesse "a donné un consentement irrévocable à ce que [le défenderesse] applique [les] marques ['N' et 'Nathan Baume'] sur [des] sac à main et [des] chaussures" ni par celle qu'"interdire [aux défendeurs] de faire usage [de ces] marques [...] pour [ces produits] constituerait [...] un abus de droit", l'arrêt attaqué du 8 novembre 2007, qui constate que la demanderesse ne maintient pas son consentement, justifie légalement sa décision d'exclure les sac à main et les chaussures de l'interdiction qu'il intime aux défendeurs de faire usage desdites marques.
Sur le second moyen :
(…) Par la considération que, « dans les circonstances de l’espèce », la volonté de la demanderesse d’entamer « une commercialisation de [sans à main et de chaussures] sous les marques ‘N’ et ‘Nathan Baume’ constituerait un acte de concurrence déloyale », l’arrêt attaqué du 8 novembre 2007 ne justifie pas légalement sa décision d’interdire à la demanderesse l’usage de ces marques pour ces produits.

Sur JURICAF

IEFBE 1049

Trouver le diamant dans la mine de données ou les implications juridiques de l'exploration de données

L. Guibault, 'Trouver le diamant dans la mine de données ou les implications juridiques de l'exploration de données', Documentalist-Sciences de l'Information, 2014-2, p. 23-25.
Trouver le diamant dans la mine de données ou les implications juridiques de l’exploration de données [ recherche ] La conjonction du big data et du data mining offre de nombreuses perspectives aux chercheurs. Pour profiter pleinement de ces promesses, il est urgent de trouver des solutions juridiques.
Lees verder

IEFBE 1048

Bodypump is te miniem gebruikt zowel commercieel als geografisch

Hof van Beroep Gent 3 november 2014 & Rechtbank van Koophandel Gent 3 maart 2011, IEFbe 1048 (Bodypump)
Uitspraak aangebracht door Wouter Seinen, Alexis Hallemans, Tom Heremans, CMS. Woord- en beeldmerk vervallen verklaard. HDD exploiteert groepsfitnessprogramma's en is sinds 2008 houder van woordmerk BODY PUMP en beeldmerk 'Lesmills Bodypump'. Gedaagde exploiteert The Escape Center en heeft in 1998 beeldmerk 'bodypump' gedeponeerd, maar heeft geen normaal gebruik gemaakt van het merk. Zowel commercieel als geografisch is het gebruik te miniem geweest. De stukken tonen veeleer aan dat het teken 'body pump' gebruikt werd, om in het fitnesscentrum te Gent in het algemeen lessen aan te duiden waarin op muziek en met gewichten aan fitness gedaan werd. Het is onvoldoende aangetoond dat X met het woord- en beeldmerk marktaandelen behouden of verkregen heeft voor de waren of dlensten waarvoor het is ingeschreven.

De stukken tonen veeleer aan dat het teken 'body pump' gebruikt werd, om in het fitnesscentrum te Gent in het algemeen lessen aan te duiden waarin op muziek en met gewichten aan fitness gedaan werd. Het is onvoldoende aangetoond dat X met het woord- en beeldmerk marktaandelen behouden of verkregen heeft voor de waren of dlensten waarvoor het is ingeschreven.

13. HDD werpt op dat de heer X geen normaal gebruik gemaakt heeft van het woord- en beeldmerk dat hij deponeerde (toepassing van artikel 2.26 en 2. 27 BVIE). Met name zou het gebruik te miniem zijn, zowel wat betreft de commerciële exploitatie als geografisch.

Er wordt een normaal gebruik van een merk gemaakt wanneer het, overeenkomstig de wezenlijke functie ervan, te weten het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, wordt gebruikt teneinde voor die waren of diensten een afzet te vinden of te behouden, met uitsluiting van symbolisch gebruik dat alleen ertoe strekt, de aan de merkinschrijving verbonden rechten te behouden. Bij de beoordeling of een normaal gebruik van het merk is gemaakt, moet rekening worden gehouden met alle feiten en omstandigheden aan de hand waarvan kan warden vastgesteld dat de commerciële exploitatie ervan in het economische verkeer regel is, inzonderheid de gebruiken die in de betrokken economische sector gerechtvaardigd warden geacht om voor de door het mark beschermde waren of diensten marktaandelen te behouden of te verkrijgen, de aard van die waren of diensten, de kenmerken van de markt en de omvang en de frequentie van het gebruik van het merk, (GEU 19 december 2012, C-149/11, Leno Merken BV/Hagelkruis Beheer BV, curia.europa.eu, r.o. 29)

(...)
Met de neergelegde stukken bewijst de heer X onvoldoende dat hij het gedeponeerde woord- en beeldmerk 0628 789 gebruikt heer voor het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven. Dit is zijn identiteit, minstens de identiteit van het fitnesscentrum waar het merk gebruikt word. Er kan uit de stukken niet afgeleid worden dat het merk gebruikt werd om aan de gemiddeld geïnteresseerde consument duidelijk te maken dat een fitnessdienst aangeboden werd, die specifiek van de heer X, desgevallend van zijn fitnesscentrum, afkomstig was. De stukken tonen veeleer aan dat het teken “Bodypump" gebruikt werd, om in het fitnesscentrum te Gent in het algemeen lessen aan te duiden waarin op muziek en met gewichten aan fitness gedaan werd. Het is onvoldoende aangetoond dat de heer X met het woord- en beeldmerk marktaandelen behouden of verkregen heeft voor de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven.

Dit alles verantwoordt niet dat de heer X een monopolie heeft op het teken "Bodypump", dat in principe voor de gehele Benelux geldt.

Op andere blogs:
Dirkzwager

IEFBE 1047

VRM legt VRT boete op voor het niet naleven van regelgeving productplaatsing

VRM 22 september 2014, IEFbe 1047 (VRM t. NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie)
Mediarecht. Productplaatsing. De VRM controleerde de uitzending van Hotel M (Eén - donderdag 12 juni 2014). In het programma komt Jean-Marie Pfaff als één van de hoofdgasten aan bod. Op de beide kragen van zijn hemd staat zijn sponsor ('De Coninck Kasseien') duidelijk leesbaar vermeld. Deze merkbenaming komt in totaal voor meer dan 8 minuten in beeld. Ook andere merken worden tijdens de uitzending in beeld gebracht (meer bepaald 'Sapph', 'Riddell' en 'Adidas'). Ook de cd van de groep 'The Common Linnets' wordt audiovisueel vermeld.

De VRM stelt vast dat de kijker niet op passende wijze werd gewezen op de aanwezige productplaatsing, door middel van het voorgeschreven PP-logo. Voor zover er op het einde van het programma al een PP-logo in overeenstemming met de regelgeving zou zijn uitgezonden, dan nog ontbrak het PP-logo aan het begin van het programma.

De VRM besluit VRT een geldboete van 5.000 euro op te leggen. Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM enerzijds rekening met de ernst van de inbreuk en de reikwijdte van de omroeporganisatie. Anderzijds wordt ook rekening gehouden met het feit dat het een live-programma betreft.

B. Beoordeling.
10.1. Uit het onderzoek en de beelden blijkt dat de VRT heeft nagelaten een kopie van de omroepsignalen, zoals ze werden uitgezonden, aan de VRM te bezorgen. Hieruit volgt dat de VRT een inbreuk heeft begaan op artikel 234, lid 4, van het Mediadecreet. Het gegeven dat het om een vergissing gaat en de gevraagde kopie alsnog samen met de schriftelijke opmerkingen aan de VRM werd bezorgd, doet hieraan geen afbreuk. Een waarschuwing is daarom in dit geval een gepaste sanctie.

10.2. Uit het onderzoek blijkt dat ‘Hotel M’ een programma is dat commerciële communicatie in de vorm van productplaatsing bevat. Voor zoveel als nodig verwijst de VRM in dit verband naar de beslissing 2012/036 van 17 december 2012.

Uit de beelden blijkt eveneens dat de kijker daar niet op passende wijze op wordt gewezen door middel van het voorgeschreven PP-logo. Voor zover er op het einde van het programma al een PP-logo in overeenstemming met de regelgeving zou zijn uitgezonden, dan nog ontbreekt het PP-logo niet in het minst aan het begin van het programma. De omroeporganisatie betwist deze vaststellingen niet. Hieruit volgt dat de VRT tijdens de uitzending van ‘Hotel M’ op 12 juni 2014 een inbreuk heeft begaan op artikel 100, § 1, 4°, van het Mediadecreet en artikelen 1 tot en met 3 van het besluit van 10 september 2010. Het feit dat de omroeporganisatie het niet eens is met de voorbeelden van productplaatsing en dat het om een vergissing gaat, doet hieraan geen afbreuk.

Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met de ernst van deinbreuk en de reikwijdte van de omroeporganisatie.Een administratieve geldboete van 5.000 euro is in dit geval dan ook een gepaste sanctie.

IEFBE 1046

Waarschuwing voor Eén (Productplaatsing Vlaanderen Vakantieland)

VRM 13 oktober 2014, IEFbe 1046 (Productplaatsing Vlaanderen Vakantieland)
Mediarecht. Productplaatsing. De VRM controleerde de uitzendingen van verschillende televisieomroeporganisaties (19 juni 2014, 17u-23u), waaronder Eén. Op die datum werd een etappe van de Ronde van Zwitserland (wielrennen) uitgezonden. Omdat de etappe minder lang duurde dan voorzien werd het programmaschema aangevuld met de uitzending van 'Vlaanderen Vakantieland'. De uitzending van Vlaanderen Vakantieland bevatte productplaatsing. Echter werd de kijker niet gewezen op de aanwezig productplaatsing (door het tonen van het PP-logo). De VRM besluit Eén te waarschuwen voor deze overtreding op het Mediadecreet. Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met het gegeven dat de opvulling van het programmaschema met het bewuste programma pas op het ogenblik zelf kon gebeuren, dat het om een eerste inbreuk gaat op de toepassing van het PP-logo in dergelijke omstandigheden en dat de VRT bereid is om in dergelijke gevallen voortaan het PP-logo te tonen.

10.1. In het door de VRT bezorgde programmaschema van 19 juni 2014 staat tussen het programma ‘Sporza : Ronde van Zwitserland’ en het programma ‘Buren’ een uitzending onder de naam ‘onderbreking’. De eigenlijke opvulling ervan gebeurt ad hoc. Uit onderzoek van het beeldmateriaal blijkt dat een omroepster die onderbreking off screen aankondigt als ‘Vlaanderen Vakantieland’. Terwijl op het scherm de woorden ‘één – STRAKS – BUREN’ verschijnen, zegt de omroepster off screen: “ De renners zijn een beetje vroeger binnen dan verwacht maar de buren zijn nog niet klaar voor ons. Geen nood, wij gaan op stap met Vlaanderen Vakantieland.” Na de tune van ‘één’ begint de uitzending
met de herkenbare, zij het verkorte, tune van het programma‘Vlaanderen Vakantieland’. Door die aankondiging wordt de uitzending als een afzonderlijk element in het door de omroeporganisatie opgesteld schema als het programma ‘Vlaanderen Vakantieland’ opgenomen waardoor voldaan is aan de decretale definitie van ‘programma’.

Uit het onderzoek en de beelden blijkt dat de uitzending van ‘Vlaanderen Vakantieland’ op 19 juni 2014 een programma is dat commerciële communicatie in de vorm van productplaatsing bevat. Uit die beelden blijkt ook dat de kijker daar niet op passende wijze op wordt gewezen door middel van het voorgeschreven PP-logo. Het feit dat de omroeporganisatie slechts een deel van een reeds eerder uitgezonden programma heruitzendt, ontslaat een omroeporganisatie niet van deze verplichting.

Hieruit volgt dat de VRT tijdens de uitzending van ‘Vlaanderen Vakantieland’ op 19 juni 2014 een inbreuk heeft begaan op artikel 100, § 1, 4°, van het Mediadecreet en artikelen 1 tot en met 3 van het besluit van 10 september 2010.

10.2. Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met het gegeven dat de opvulling van de onderbreking met het bewuste programma pas op dat ogenblik zelf kon gebeuren, dat het om een eerste inbreuk gaat op de toepassing van het PP-logo in dergelijke omstandigheden en dat de VRT zich bereid heeft verklaard in zulke gevallen voortaan het PP-logo te tonen. Een waarschuwing is daarom in dit geval een gepaste sanctie.