IEFBE 3912
14 mei 2025
Uitspraak

Prejudiciële vragen over modelrechten en marktverzadiging door hof van beroep Brussel ingetrokken

 
IEFBE 3911
13 mei 2025
Uitspraak

Gerecht oordeelt over normaal gebruik van twee RTL-beeldmerken

 
IEFBE 3910
8 mei 2025
Artikel

IViR Summer Course on Copyright Law and Policy

 
IEFBE 87

Niet beantwoord verweer

Hof van Cassatie van België 27 mei 2011, C.10.0131.N (BBIE tegen De Smet, inzake woordmerk IUS voor klassen 35 en 42)

België. Merkenrecht. In navolging van Hof van Beroep te Brussel 13 oktober 2009, 2007/AR/705 (De Smet tegen BBIE) waarin beslissing van BBIE tot weigering vanwege niet onderscheidend vermogen en beschrijvend karakter inschrijving "IUS" werd vernietigd.

Tweede onderdeel: De appelrechters beantwoorden noch met de in het onderdeel weergegeven redengeving noch met enige andere overweging van het arrest, het door de eiseres gevoerde verweer dat voor de absolute weigeringsgrond bedoeld in artikel 2.11.1.c BVIE enkel vereist is dat het teken kan dienen tot aanduiding van kernmerken van de betrokken waren en diensten. Het onderdeel is gegrond.

Met een terugverwijzing naar Hof van Brussel, andere samenstelling.

Lees het arrest hier (link / pdf)
Lees uitspraak Hof hier (link / pdf)
Merkinschrijving woordmerk IUS, hier.

IEFBE 86

LDD en VB veroordeeld voor schending auteursrecht

D. Voorhoof, 'LDD en VB veroordeeld voor schending auteursrecht', De Juristenkrant nr. 229 van 11 mei 2011.

Met toestemming van Dirk Voorhoof, UGent.

Onlangs werden zowel Lijst Dedecker als het Vlaams Belang veroordeeld voor het ontoelaatbaar gebruik van beschermd auteurswerk. Beide partijen meenden zich nochtans te kunnen beroepen op de parodie-exceptie. In beide gevallen waren de rechters evenwel van oordeel dat het niet om een legitieme parodie ging. De cartoons met respectievelijk Lucky Luke en de Daltons (Morris) en Lambik en Suske en Wiske (Vandersteen) bevatten immers geen kritiek op of vormden geen contrast met de originele werken. Beide uitspraken maken nog maar eens duidelijk dat de parodie-exceptie, hoewel expliciet opgenomen in de Belgische auteurswet sinds 1994, slechts in zeer uitzonderlijke gevallen soelaas kan bieden bij karikaturaal of parodiërend gebruik van beschermd auteurswerk. De in de rechtspraak ontwikkelde zeven basisvoorwaarden zijn slechts heel uitzonderlijk tegelijk vervuld. Alle horden feilloos nemen lijkt wel haast onmogelijk.

In de aanloop naar de verkiezingen van 2007 presenteerde Jean-Marie Dedecker zich op een affiche en in krantenadvertenties als Lucky Luke, zelfzeker neerkijkend op een geadapteerde versie van de vier Daltons, herkenbaar als Guy Verhofstadt, Johan Vande Lanotte, Yves Leterme en Geert Bourgeois.

In Gent verspreidde de lokale Vlaams Belang-afdeling naar aanleiding van de nieuwjaarsreceptie van de stad op 9 januari 2011 een kalender met daarop een karikatuur van de Gentse burgemeester, expliciet refererend aan het album van Suske en Wiske De Wilde Weldoener . In dit geval was het niet Lambik, maar burgemeester Termont die kwistig geld uitstrooide, overigens naar mensen van buitenlandse origine.

In beide gevallen vorderden de erfgenamen en rechtenhouders van respectievelijk Lucky Luke en Suske en Wiske de stopzetting van het ongeoorloofd gebruik van de werken van Morris (M. De Bevere) en Willy Vandersteen. In het geval van de namaak van het werk van Morris werd ook een forse schadevergoeding gevorderd.

Wilde weldoener
De cartoon van de Gentse burgemeester als wilde weldoener beoordeelt de voorzitter van de Brusselse rechtbank als een manifeste schending van het auteursrecht van Willy Vandersteen. Het Vlaams Belang voerde aan dat het een politieke spotprent was, en dat de rechtenhouders zich, rekening houdend met de eerlijke gebruiken, niet konden verzetten tegen zo n adaptatie van een bestaand werk. In toepassing van artikel 22 § 1, 6° van de auteurswet van 30 juni 1994 kan de auteur zich immers niet verzetten tegen een gebruik van zijn werk in het kader van een parodie, een pastiche of een karikatuur, rekening houdend met de eerlijke gebruiken.

Volgens de rechtbank straalt de karikatuur van Lambik echter weinig originaliteit uit en bevat de cartoon van burgemeester Termont vooral vormelementen van de cover van het Suske en Wiske-album. De vele gelijkenissen tussen het originele album van Willy Vandersteen en de karikatuur van het Vlaams Belang doen de rechtbank besluiten dat er meer vormelementen uit het originele werk zijn overgenomen dan noodzakelijk om een parodie tot stand te brengen. Dat gebrek aan originaliteit maakt dat het werk niet als een intellectuele schepping beschouwd kan worden en niet voldoet aan de basisvoorwaarde van de parodie.

Het vonnis erkent wel dat de VB-karikatuur het beleid van de stad Gent op de korrel wil nemen, maar het stelt tegelijk vast dat geen spot wordt gedreven met het stripalbum De Wilde Weldoener , noch met de figuur van Lambik. Volgens de rechtbank verzetten de rechtenhouders zich terecht tegen het ongeoorloofd gebruik van de werken van Vandersteen.
Op basis daarvan stelt de rechtbank vast dat de VB-kalender een inbreuk pleegt op de auteursrechten van de rechthebbenden op de stripalbums Suske en Wiske. Onder dreiging van een dwangsom van 5.000 euro per inbreuk beveelt de rechter de onmiddellijke stopzetting van de verspreiding van de kalenders onder welke vorm ook.

Lucky Luke
In eerste instantie leek Lijst Dedecker met de Lucky Luke-parodie wel de kaap van het auteursrecht te kunnen omzeilen, want de rechtbank van eerste aanleg in Brugge was van oordeel dat de politieke spotprent een parodie was waartegen het auteursrecht zich niet verzet. In een arrest van het hof van beroep in Gent wordt die bevinding echter van tafel geveegd.

Het hof is van oordeel dat aan zeven cumulatieve voorwaarden moet voldaan zijn om beroep te kunnen doen op de parodie-exceptie van artikel 22 § 1, 6° AW.

1. De parodie moet zelf origineel zijn.
2. Moet ironisch/humoristisch karakter hebben.
3. Moet element van kritiek bevatten of contrast oproepen met het origineel.
4. Mag niet meer vormelementen overnemen dan nodig.
5. Mag niet tot verwarring leiden.
6. Mag niet louter of hoofdzakelijk een commercieel doel nastreven.
7. Mag  niet louter of hoofdzakelijk de intentie hebben het originele werk te schaden.

Volgens het hof is duidelijk niet voldaan aan de derde voorwaarde. De politieke reclame van LDD levert immers geen kritiek op de stripfiguren de Daltons of Lucky Luke, er wordt zelfs niet het minste contrast opgeroepen met het originele werk. Het hof merkt ook op dat de betwiste tekening van LDD aanhaakt bij het succes van de stripfiguren Lucky Luke en de Daltons. In de betwiste tekening worden de associaties met de held en de schurken gerecupereerd voor politieke doeleinden en dat is volgens het hof strijdig met de eerlijke gebruiken. Bovendien is deze politieke recuperatie van Lucky Luke een schending van wat het hof een moreel aspect noemt, refererend aan het gebrek aan toestemming van de rechthebbenden, die hun auteurswerken ongewild in verband gebracht zien met één bepaalde politieke partij. Voor deze recuperatie voor politieke reclame kan geen beroep worden gedaan op de parodie-exceptie. Het hof benadrukt nog dat niet elk gebruik van de Daltons en van de gestreepte gevangenisplunje verboden moet worden, maar vindt dat in deze zaak het auteursrecht geschonden is.

LDD en Jean Marie Dedecker zijn samen met de communicatiebureaus die de campagne bedachten en uitvoerden veroordeeld tot een herhalingsverbod, een (beperkte) schadevergoeding en de kosten van het geding.

Uitzonderlijk
Beide rechterlijke uitspraken maken nog maar eens duidelijk dat de parodie-exceptie, hoewel expliciet opgenomen in de Belgische auteurswet sinds 1994, slechts in zeer uitzonderlijke gevallen soelaas kan bieden bij karikaturaal of parodiërend gebruik van beschermd auteurswerk. De in de rechtspraak ontwikkelde zeven basisvoorwaarden zijn slechts heel uitzonderlijk tegelijk vervuld. Alle horden feilloos nemen lijkt wel haast onmogelijk.

Het vonnis van de rechtbank in Brussel en het arrest van het hof van beroep in Gent maken ook duidelijk dat een parodie op eventueel wel door de beugel kan, als ook al de andere voorwaarden vervuld zijn. Een parodie met zoals hier bij politieke reclame kan niet door de auteursrechtelijke beugel, omdat zulk gebruik van beschermd auteurswerk geen kritiek op of contrast met het originele werk inhoudt.

Wie zich in België aan de parodie waagt, loopt zo wel erg veel kans tegen het auteursrecht van anderen aan te botsen. Hoog tijd dat de rechtspraak een wat soepeler koers gaat varen.

Lees de juristenkrant hier

Hof van Beroep Gent 3 januari 2011, 2008-AR-1703 (F. De Bevere-Blanckaert en Lucky Comics NV t. Dedecker J.M. e.a.) hier
Vrz. Rb. Brussel 17 februari 2011 (H. Vandersteen e.a. en WPG Uitgevers België NV t. VZW Vrijheidsfonds en Johan Deckmyn)

IEFBE 85

Autocoaching is beschrijvend

Gerecht EU 10 mei 2011, zaak T-325/10 (Amador López tegen OHIM)

Gemeenschapsmerkenrecht. Het woordmerk AUTOCOACHING wordt door de onderzoeker gedeeltelijk afgewezen vanwege het beschrijvende karakter voor de diensten (educatie, opleiding, personal training). De kamer van beroep verwerpt het beroep. Het aangevoerde middel: artikel 7(1)(b) wordt onjuist toegepast en uitgelegd. Het Gerecht EU stelt vast dat er geen fouten zijn gemaakt door het OHIM, de twee engelstalige woorden vormen niet een zodanig combinatie dat het meer betekend dat de som der delen en verwerpt het beroep.

36      En l’espèce, force est de constater que la simple combinaison des mots « auto » et « coaching », dont chacun est respectivement descriptif du contenu de la nature et de l’objet des produits et services visés, est elle-même également descriptive de la nature et de l’objet desdits produits et services.

37      En outre, il convient de constater qu’une telle combinaison de mots est conforme aux règles syntaxiques et grammaticales anglaises et n’est pas inhabituelle dans la structure de cette langue, contrairement à ce que prétend le requérant.

38      À cet égard, il y a lieu de rappeler que, au point 26 de l’arrêt du 12 janvier 2000, DKV/OHMI (COMPANYLINE) (T‑19/99, Rec. p. II‑1), le Tribunal a jugé que le fait d’accoler les termes « company » et « line », sans aucune modification graphique ou sémantique, ne présentait aucune caractéristique additionnelle susceptible de rendre le signe dans son ensemble apte à distinguer les services de la requérante de ceux d’autres entreprises et a ajouté que la circonstance que le signe COMPANYLINE n’était pas cité dans les dictionnaires en tant que tel – qu’il soit écrit en un seul mot ou non – ne modifiait en aucune manière cette appréciation (point confirmé par le point 23 de l’arrêt de la Cour du 19 septembre 2002, DKV/OHMI, C‑104/00 P, Rec. p. I‑7561).

39      Cette même constatation s’impose dans la présente affaire, en sorte que la circonstance, invoquée par le requérant, selon laquelle le signe AUTOCOACHING n’est pas cité dans les dictionnaires en tant que tel – qu’il soit écrit en un seul mot ou non – ne modifie nullement l’appréciation selon laquelle ce signe est descriptif des produits concernés au sens de l’article 7, paragraphe 1, sous c), du règlement n° 207/2009, ce d’autant plus que, selon la jurisprudence mentionnée au point 14 ci-dessus, cette disposition poursuit un but d’intérêt général, lequel exige que de tels signes ou indications puissent être librement utilisés par tous.

IEFBE 84

"in cache" én news.google.be

Hof van Beroep Brussel 5 mei 2011, R.nr. 2011/2999, 817 (Google INC. tegen Copiepresse, Societe de Droit d'auteur des journalistes (SAJ) en Assucopie)

Auteursrecht. Morele rechten. Citaatrecht. Persexceptie. Zoekmachine Google. Websites en artikelen 'in cache' - op eigen servers opgeslagen artikelen. Weergave en opslag van krantenartikelen in Google News. Beroep van Google op citaatrecht en op persexceptie (afgewezen). Veroordeling van Google. Franstalige uitspraak.

Betreffende opslag 'in cache': beroep op art. 21(3) LDA en overweging 33 Auteursrechtrichtlijn 2001/29. beperking op reproductierecht om reproductiehandelingen van voorbijgaande aard mogelijk te maken. Beperking is niet van toepassing op deze Google-dienst.

Betreffende weergave en opslag in Google News: ongeacht de intenties van Google, is weergave op Google News in strijd met auteursrecht. Beroep op citaatrechtexceptie verworpen. Google News is geen persoverzicht/persorgaan. Ook aan de overige eisen (eerlijk gebruik, afwezigheid van inbreuk op auteursrechten, vermelding naam auteur) niet voldaan (r.o. 31-35)

Beroep op persexceptie (niet gehonoreerd), nu Google de artikelen 30 dagen bewaart. Exceptie geldt alleen als er noodzaak is voor snelle berichtgeving, waardoor het vragen van toestemming vooraf niet mogelijk was (r.o. 37).

Middels beroep op morele rechten kan openbaarmaking  van intussen reeds via sites verspreide artikelen niet worden verboden. Wel schending van persoonlijkheidsrecht vanwege ontbreken naamsvermeldingen en wegens schending van integriteit.

Cache: 22. (...) Aux termes de l'article 1er de la LDA, l'auteur a seul le droit de son oeuvre ou d'en autoriser la reproduction, de quelque manière ou sous quelque forme que ce soit, qu´elle soit directe ou indirecte, provisoire ou permanente, en tout ou en partie. De meme, l´auteur a seul le droit de la communiquer au public par un procédé quelconque, y compris par lamise à diposition du public de manière que chacun puisse y avoir accès de l´endroit et au moment qu´il choisit individuellement.

Il se déduit de cette disposition que l´enregistrement par Google sur ses propres serveurs d´une page publiée par un éditeur constitue un acte matérial de reproduction. Par ailleurs, le fait pour Google de permettre aux internautes de prendre connaissance de cette copie á ne pas confondre avex la page originale / en cliquant sur le lien <<en cache >> constitue une communication au public. Dans le domaine numérique, il y a reproduction justifiable du droit de reproduction (F. De Visscher & B. Michaux, op cit., p.71, no 88).

Google News 29. (...) Quelles que soient ses intentions, il est constant que Google a reproduit in extenso une partie d'oeuvres protégées par la LDA. Eu égard à la portée large qu´il convient de donner á la notion de droit de reproduction, tel qu´il a été défini à l´article 2 de la directive 2001-29, il convient de conclure que Google ne pouvait reproduire les titre et les extraits des articles publiés par les éditeur, sans avoir préalablement obtenu leur autorisation.

Dès lors que le droit d´autoriser ou d´interdire la reproduction et la communication au public est exclusif, les exceptions et les limitations à ce droit doivent s´interpréter restrictivement et être expressément prévues. Le considérant 32 de la directive 2001/29 prévoit d'ailleurs que cette dernière <<contient une liste exhaustive des exceptions et limitations>>. Or, ni dans la LDA ni dans la directive il n'est prévu d'exception générale de communications <<dans un but légitime>> sur laquelle Google s'appuie. Seules peuvent être prises en compte les exceptions prévues aux articles 21 et quivant de la LDA qui seront examinées ci-après.

Dictum: Veroordeelt Google tot het verwijderen van de sites Google.be en Google.com, meer precies de links <in cache> die zichtbaar zijn via Google Web en de dienst Google News, en er moet recht gedaan worden (“justifieront”) aan alle artikelen, foto's en grafische weergaves van Belgische Franstalige en Duitstalige dagbladuitgevers gerepresenteerd door Copiepresse, en de auteurs van SAJ- en Assucopie-auteursrechthebbende, onder dwangsom van €25.000,00 per dag overtreding, behalve dagblad L'Echo voor de dienst Google News

Lees de uitspraak hier (pdf - 2.5 Mb)

IEFBE 83

Bever tegen Eekhoorn

Hof van Beroep Gent 9 mei 2011, 2010/AR/815 (Chalet Center CV tegen Woodvaria BVBA)
Uitspraak ingezonden door Christian Dekoninck, Crowell & Moring.

Merkenrecht. Bekend merk. Oneerlijke handelspraktijken. Conflict tussen producenten van tuinhuisjes. Chalet center houder van Beneluxbeeldmerk bever in zwart-wit en woord- en beeldmerk CHALET CENTER. Woodvaria jonger beeldmerk (eekhoorngezin in kleur) en twee complexe merken "Woodvaria en Woody Wood". Bever vs. eekhoorn: Voldoende verschil visueel en begripsmatig. Geen beroep 2.10.1.c BVIE (bekend merk).

Ook geen parasitaire aanhaking ("slaafse nabootsing") noch auteursrecht op garages, chalets, tuinhuisjes e.d..

r.o. 15 (...) Het dossier van Chalet Center laat niet toe te besluiten dat een aanmerkelijk deel van het desbetreffende publiek in een aanmerkelijk gedeelte van de Benelux, of zelfs nog maar in één van de landen ervan, haar merken kent. In deze zaak is het niet voldoende dat Chalet Center in de omgeving van de verschillende vestigingen gekend zou zijn bij een niet nader gekend gedeelte van de lokale bevolking die geïnteresseerd is in het kopen van één van de producten van de partijen. Voldoende bewijsmateriaal ontbreekt. Uit de elementen die Chalet Center inroept kan niet zonder meer de bekendheid afgeleid worden.

Nu geen van de merken van Chalet Center een bekend mer vormen binnen het Benelux-gebied is een essentiële toepassingsvoorwaarde van artikel 2.20.1.c  BVI niet vervuld.

De overige toepassingsvoorwaarden van dit artikel moeten niet onderzocht worden, nu de voorwaarden cumulatief vervuld moeten zijn.

Lees het arrest hier (pdf).
Beeldmerk Bever in zwart wit: hier
Eekhoornfamilie in kleur: hier

IEFBE 82

Gesplitste merkhouders. Economisch verbondenheid

Hof van Beroep Gent 2 mei 2011, 2010/A/538 (Colman Leder NV tegen Proveco NV)

Met dank aan Eric de Gryse, Simont Braun advcaten.

België. Merkenrecht. Merkhouders gesplitst. Parallelimport. Herkomstverwarring. Uitputting. Vrij verkeer. Toepassing economische verbondenheid (Ideal-Standard arrest) tussen Benelux en buitenlandse merkhouders.

Melvo (geen partij) bezit Duitse en internationale merkrechten op woordmerken en complexe merken "Coxy" voor onderhoudsproducten voor schoenen. Voor de Benelux beschikt NV Proveco de rechten. Colman koopt in Duitsland en verkoopt in Benelux. Schending van het merkenrecht in eerste aanleg, Hof bevestigt het vonnis.

9. (...) In deze is de herkomst in de eerste plaats de herkomst vanwege de nv Proveco, gezien zij de houder is van de merken.

Ten onrechte maakt nv Colman - LEder abstractie van het feit dat Melvo (of haar rechtsvoorganger) haar rechten voor de Benelux aan nv Proveco overdroeg.

Vrij verkeer toelaten brengt derhalve in deze zaak wel degelijk de herkomstfunctie van de merken van nv Proveco in gevaar. Doordat producten in de Benelux gebracht zouden worden waarover nv Proveco geen controle heeft, zou deconsument in verwarring gebracht kunnen worden en van ordeel zijn dat ze van nv Proveco afkomstig zijn, terwijl dit niet het geval is. Het gaat hier om een rechtsgeldige toepassing van artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (oud artikel 30 EEG-Verdrag)

10. Er zou slechts van uitputting kunnen sprake zijn in geval nv Proveco haar toestemming zou gegeven hebbben voor het gebruik binnen de Benelux. Het moet dan nog gaan om de producten die nv Proveco binnen de Benelux op de markt brengt. Het oordeel vande eerste rechter ter zake is terecht. In beginsel moet deze toestemming expliciet zijn.

11. Er is in de zaak evenwel geen economiche verbondenheid tussen nv Proveco en Melvo. Een structurele verbondenheid moet bewezen zijn opdat er een economische verbondenheid zou bestaan. (...) Het feit dat nv Proveco een aantal producten koopt bij Melvo of ze door Melvo op bestelling laat maken is niet voldoende om van een economische verbondenheid te spreken. (...)

Lees de uitspraak hier (Juridat, grosse, schone pdf) en de eerdere beschikking hier (pdf)
Verdrag werking van de EU

IEFBE 81

Mededeling aan het publiek per satelliet

HvJ EU, 17 maart 2011, conclusie A-G N. Jääskinen in gevoegde zaken C-431/09 en C-432/09, Airfield NV, Canal Digitaal BV tegen SABAM en Airfield NV  tegen tegen AGICOA (prejudiciële vragen Hof van Beroep te Brussel, België).

Auteursrecht. Mededeling aan het publiek per satelliet. Moet Airfield, een aanbieder van satellietpakketten, toestemming verkrijgen van de houders van auteursrechten op grond dat zij, met de hulp van de met haar verbonden vennootschap, Canal Digitaal, betrokken is bij de simultane en ongewijzigde uitzending van de door de omroeporganisaties geleverde programma’s, terwijl deze omroeporganisaties zelf reeds toestemming van de houders van de intellectuele-eigendomsrechten betreffende die programma’s hebben verkregen? Met andere woorden: of en in hoeverre verricht een aanbieder van satellietpakketten die in omstandigheden zoals die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn handelt, een exploitatiehandeling betreffende door auteursrechten of naburige rechten van het auteursrecht beschermde werken?

64. (…)  In casu kan worden geconcludeerd dat de oorspronkelijk door de omroeporganisatie aan het publiek gedane mededeling, die gratis kan worden opgevangen door eenieder die over een geschikt middel van toegang beschikt, losgekoppeld moet worden van de mededeling die door de aanbieder van de satellietpakketten wordt gedaan, welke slechts toegankelijk is voor abonnees met een decodeerkaart. De economische belangen van deze twee volgens de bewoordingen van de twee verwijzingsbeslissingen onafhankelijke exploitanten zijn, aangezien hun publiek verschilt, ook verschillend.

65. (…) Toch ben ik, net als Sabam en de Commissie, van mening dat niet van belang is of de uitzending door de aanbieder van satellietpakketten later of, zoals in de hoofdgedingen, simultaan gebeurt. Voor het bestaan van twee gescheiden exploitatiehandelingen is het essentiële criterium of Airfield heeft gehandeld voor een bijzondere doelgroep, namelijk het publiek dat specifiek werd beoogd via de bundeling van de programma’s, welke verrichting een toegevoegde economische waarde verleent aan de aanbieder van satellietpakketten.

66. Airfield bepaalt haar eigen publiek door de pakketten van televisiezenders samen te stellen die per definitie een ander audiovisueel product zijn dan de individuele zenders die tot het pakket behoren. Zoals de Commissie ter terechtzitting heeft aangegeven, zou het hetzij om een primaire uitzending door Airfield gaan, hetzij om een heruitzending, maar in beide gevallen moet de aanbieder van satellietpakketten zelf toestemming van de auteursgerechtigden verkrijgen. De enige toegestane uitzondering zou volgens mij het geval zijn waarin volgens de bewoordingen van een overeenkomst met de auteurs en overeenkomstig de nationale wetgeving(40) de omroeporganisatie haar toestemming had kunnen overdragen aan de aanbieder van satellietpakketten die een simultane heruitzending doet. Deze mogelijkheid lijkt mij in casu echter uitgesloten gelet op de toelichting die ter terechtzitting is gegeven door Sabam, die heeft aangegeven dat de algemene overeenkomsten inzake toestemming en vergoeding die zij met de omroeporganisaties heeft gesloten, vereisen dat deze organisaties zelf de beschermde werken uitzenden en uitdrukkelijk de mogelijkheid uitsluiten om van een derde gebruik te maken voor het verdelen of opnieuw uitzenden van programma’s waarvoor zij van de auteursgerechtigden toestemming hebben verkregen.

93. Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van het Hof van Beroep te Brussel te beantwoorden als volgt:

„Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel, verzet zich er niet tegen dat de aanbieder van pakketten satelliettelevisiezenders toestemming moet verkrijgen van de houders van auteursrechten of naburige rechten voor verrichtingen waarbij een omroeporganisatie haar programmadragende signalen aanlevert in omstandigheden als die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn.”

Lees de conclusie hier.

IEFBE 80

Keep on walking - triathleet (BE)

Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame (JEP) 23 februari 2011, beslissing 3108 (Johnny Walker ; triatlleet Marc Herremans adverteerder Diageo).

Buitenland: België, reclamerecht. De televisiespot laat de Belgische triatleet Marc Herremans zien terwijl hij aan het trainen is. Herremans raakte in 2002 verlamd na een fietsongeval. In 2006 werd hij desondanks wereldkampioen. In de spot stopt Herremans uitgeput even met zijn training. Hij ziet een droombeeld van zichzelf staand zonder rolstoel die hem aanmoedigt door te gaan. De boodschap: If your reality changes, your dreams don’t have to.” Keep Walking, Johnny Walker.

Klager vindt de spot van wansmaak getuigen. Men belandt vaak in een rolstoel door een auto-ongeluk veroorzaakt door overmatig alcoholgebruik. Diageo heeft aangevoerd dat de reclame is bedoeld om te inspireren. De reclame is eerdere image building voor het merk Johnny Walker dan directe promotie van Johnny Walker whisky. De Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame (JEP), de Belgische evenknie van de Reclame Code Commissie, acht de klacht ongegrond, omdat geen link met alcoholgebruik en sport of gunstige fysische of psychologische effecten wordt gelegd.

“De Jury is van oordeel dat deze tv spot duidelijk een levensmotto op de voorgrond brengt.

Er wordt geen alcoholgebruik aangemoedigd in de spot en er wordt evenmin een link gelegd tussen alcoholgebruik en sport of gunstige fysische of psychologische effecten. De Jury is van oordeel dat de spot terzake in overeenstemming is met het Convenant inzake gedrag en reclame mbt alcoholhoudende dranken.

De Jury heeft tenslotte vastgesteld dat de educatieve slogan “Ons vakmanschap drink je met verstand” vermeld wordt om de consument eraan te herinneren dat men verantwoord moet omgaan met alcohol. Bij gebreke aan inbreuken op wettelijke of zelfdisciplinaire bepalingen, heeft de Jury gemeend geen opmerkingen te moeten formuleren.”

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).

Opvallend is dat de jury in eerste aanleg in dit dossier alvast advies heeft ingewonnen van de jury in hoger beroep. De jury in hoger beroep is het unaniem eens met de jury in eerste aanleg dat de klacht ongegrond is. Alle jury’s van JEP bestaan voor de helft uit burgers en de andere helft uit personen uit de reclamesector. De jury’s in eerste aanleg bestaan uit 6 personen en een voorzitter. De jury in hoger beroep uit 16 personen en een voorzitter. Lees meer hier.

IEFBE 79

Jetair &quot;Sexy&quot; &quot;Vrouwen en auto&rsquo;s eh!&quot; (BE)

Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame (JEP) 18 februari 2011, beslissing 3108 (Jetair vakantiecheckers).

Buitenland. België. reclamerecht. In het reclameconcept van Jetair zijn twee kinderen Marie (v) en Louis (m) de Jetair vakantiecheckers. In één van de radiocommercials checken zij de kindvriendelijkheid van een hotel. Louis roept op de vraag wat hij van de waterglijbaan vindt: “toppie”, en op de vraag wat hij van de animatrice vindt grappend: “sexy”. In de tweede commercial checken dezelfde kinderen of ze klaar zijn voor een autovakantie in Frankrijk. Marie laat de versnellingsbak kraken waarop Louis roept: “Vrouwen en auto’s eh!”.

Klager meent dat kinderen woorden als “sexy” niet in de mond gelegd mogen worden. De tweede commercial heeft een gebrek aan ethiek door de seksistische opmerking. Adverteerder voert aan dat het gaat om herkenbare situaties die op een kinderlijk-grappige manier worden gebracht. De JEP, de Belgische evenknie van de Reclame Code Commissie, oordeelt dat de reclame niet in strijd is met de Belgische reclameregels. Zij spreekt wel een zogenaamd advies van voorbehoud uit. JEP ziet aanleiding om de radiocommercials aan te passen zodat deze minder stereotyperend worden. JEP laat het al dan niet opvolgen van dit advies verder aan de adverteerder, het reclamebureau en de media. Het is niet de bedoeling van JEP om aan censuur te doen of een bepaalde smaak of waarden voorop te stellen. JEP kan een dergelijk advies uitspreken op basis van artikel 2 van het Juryreglement. 

Overwegingen JEP:

De Jury heeft vastgesteld dat de campagne gebaseerd is op stereotypen. Men legt de kinderen uitspraken in de mond die ze gehoord hebben van volwassenen en die zij herhalen.

De Jury is van mening dat deze uitspraken (‘sexy’ en ‘vrouwen en auto’s eh!’) niet de bedoeling hebben om te denigreren, maar zij is van oordeel dat deze spots niettemin stereotypen banaliseren die men niet moet verankeren bij kinderen.

Gelet op wat voorafgaat, heeft de Jury gemeend een advies van voorbehoud te moeten formuleren overeenkomstig artikel 2 van haar reglement en doet een beroep op de verantwoordelijkheid van de adverteerder.

Er is geen beroep ingesteld. Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).

Regelingen: JEP Juryreglement

IEFBE 78

Swiffer: schat het is voor jou (BE)

Belgische Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame (JEP) 11 februari 2011, beslissing: 3118 (Swiffer Duster)

Buitenland: Belgie, reclamerecht. Een jong stel kijkt TV wanneer de bel gaat. De man doet open en ziet een bol stof voor de deur staan. Hij roept: “Schat, het is voor jou”. Vervolgens gaat hij weer TV-kijken terwijl zijn vriendin met een Swiffer de stoffige bezoeker te lijf gaat. Klager meent dat dit een verkeerd beeld geeft van man/vrouw rollenpatroon; terwijl de vrouw evenwaardig aan het professionele leven deelneemt. Volgens Procter&Gamble kan geen sprake zijn van een verkeerd beeld van het man/vrouw rollenpatroon. Het is niet realistisch als vrouwen helemaal niet meer in verband kunnen worden gebracht met huishoudelijke taken.


In het Italiaans, dezelfde strekking

JEP oordeelt dat de uiting stereotyperend en denigrerend is. In strijd met de Belgische reclameregels (artikel 12 Code van de Internationale Kamer van Koophandel en punt 4 Regels inzake de afbeelding van de mens. En verzoekt adverteerder deze spot niet meer te verspreiden.

Standpunt van de Jury

De Jury is van oordeel dat deze spot inderdaad de traditionele rollenpatronen en rolverdeling illustreert (man opent de deur ; vrouw poetst, terwijl de man tv kijkt) en derhalve van aard is om stereotypes te bestendigen die indruisen tegen de maatschappelijke evolutie.

De Jury is tevens van oordeel dat deze spot denigrerend overkomt voor de vrouw (de man roept zijn vrouw om uiteindelijk de huishoudelijke taken op zich te nemen, terwijl hij verder tv gaat kijken).

Op basis van de aanbevelingen inzake de voorstelling van de persoon (punt 4: stereotypes bestendigen) en art. 12 van de code van de Internationale Kamer van koophandel (denigrerend voor de vrouw), verzoekt de Jury u om deze spot te wijzigen en bij gebreke daaraan deze spot niet meer te verspreiden.

De adverteerder heeft bevestigd dat de betrokken TV spot niet meer wordt uitgezonden en derhalve de Jurybeslissing zal naleven.

Opvallend is dat de actie van de adverteerder reeds wordt opgenomen in de publicatie van deze uitspraak.
Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf).

Regelingen: Code van de Internationale Kamer van Koophandel, art. 12; Regels inzake de afbeelding van de mens punt 4