IEFBE 3738
8 mei 2024
Uitspraak

European Copyright Society steunt Kwantum in rechtszaak rond Eames-stoel

 
IEFBE 3650
7 mei 2024
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair vanaf juni/juli 2024

 
IEFBE 3737
29 april 2024
Artikel

Hoe Belgische IER-handhaving de Europese rechtspraak doorstaat

 
IEFBE 2839

Beslissing ingezonden door Quirijn Meijnen, Leopold Meijnen Oosterbaan.

EUIPO: WE Brands substantieert rechten onvoldoende

EUIPO - BHIM - OHMI 11 mrt 2019, IEFBE 2839; (WE Brands tegen Alda Holding), https://www.ie-forum.be/artikelen/euipo-we-brands-substantieert-rechten-onvoldoende

EUIPO Opposition Division 11 maart 2019, IEF 18294; IEFbe 2839 (WE Brands tegen Alda Holding) Merkenrecht. Kort: Oppositie tegen aanvraag EU-beeldmerk 16 932 436 (WE ARE CONNECTED) op basis van internationaal beeld merk 1 243 721 WE IS ME en EU-beeldmerk 960 021 WE. Geheel afgewezen. We Brands substantieert rechten onvoldoende. Geen verwarringsgevaar.

IEFBE 2837

Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU: kunnen nationale rechterlijke instanties beslissen dat er geen reden meer is om uitspraak te doen over aanhangig geschil?

14 nov 2018, IEFBE 2837; (GAEC), https://www.ie-forum.be/artikelen/prejudicieel-gestelde-vraag-aan-hvj-eu-kunnen-nationale-rechterlijke-instanties-beslissen-dat-er-gee

Prejudiceel gestelde vraag aan HVJ EU 14 november 2018, IEF 18287; IEFbe 2837; C-785/18 (GAEC). Via MinBuza: Het besluit van de Franse minister van Landbouw en Voedselvoorziening en de Franse minister van Economische Zaken en Financiën (hierna: verweerders) strekt tot goedkeuring van de wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming 'Comté', met het oog op de indiening ervan bij de Commissie. De hoogste bestuursrechter heeft een verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring wegens rechtsmachtsoverschrijding van dat besluit ontvangen van verzoeker (GAEC Jeanningros). De eis van verzoeker beoogt slechts de nietigverklaring van artikel 5.1.18 van dat productdossier, voor zover is bepaald dat “melkrobots verboden [zijn]”. De Commissie heeft de aanvraag voor een minimale wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming “Comté” goedgekeurd.

Overweging:
De prejudiciële vraag betreft een ingewikkelde loophole. Aan de ene kant mag de Commissie een aanvraag alleen dan registreren wanneer de betrokken lidstaat heeft gecontroleerd of de aanvraag gerechtvaardigd is (C-269/99 en C-343/07). Indien een registratieaanvraag voor een benaming wordt ingediend bij de Commissie terwijl de nationale procedures nog aanhangig zijn, is de Commissie niet verplicht de registratieprocedure aan te vatten (T-43/15). Anders zou de Commissie het risico lopen i) een handeling van de Unie aan te nemen die op ongeldige nationale handelingen is gebaseerd en, ii) het nuttig effect te ontnemen aan de juridische toetsing op nationaal niveau.

Aan de andere kant: indien bij de verwijzende rechter een geding aanhangig is gemaakt tot betwisting van een besluit waardoor de Franse regering bij de Commissie een registratieaanvraag indient en de betreffende benaming is ingeschreven, volgt uit vaste (Franse) rechtspraak dat de tegen het bestreden besluit ingestelde vorderingen zonder voorwerp zijn. Er wordt bijgevolg geen uitspraak gedaan over de wettigheid van het bij het besluit goedgekeurde productdossier, indien dit dossier op dat tijdstip het voorwerp uitmaakt van een betwisting.

De vraag rijst dan in het specifieke geval dat de Commissie de aanvraag van een lidstaat heeft toegewezen, hoewel die aanvraag nog het voorwerp uitmaakt van een beroep voor de nationale rechterlijke instanties van die lidstaat. Kunnen de nationale rechterlijke instanties dan beslissen dat er geen reden meer is om uitspraak te doen over het voor hen aanhangige geschil? Of moeten zij, gelet op de gevolgen van een eventuele nietigverklaring van de bestreden handeling voor de geldigheid van de registratie door de Commissie, zich uitspreken over de wettigheid van die handeling van de nationale autoriteiten?

IEFBE 2836

Prejudiciële vragen aan HvJ EU: mag farmaceutische onderneming gratis medicinale eindproducten aan apotheek leveren?

31 okt 2018, IEFBE 2836; (Ratiopharm), https://www.ie-forum.be/artikelen/prejudici-le-vragen-aan-hvj-eu-mag-farmaceutische-onderneming-gratis-medicinale-eindproducten-aan-ap

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 31 oktober 2018, IEF 18286; IEFbe 2836; C-786/18 (Ratiopharm). Via MinBuza: Verzoekster produceert en verkoopt het geneesmiddel 'Voltaren Schmerzgel' (pijnverlichtende Voltaren-gel), dat de werkzame stof diclofenac bevat. Verweerster verkoopt het receptplichtige geneesmiddel 'Diclo-ratiopharm-Schmerzgel' (pijnverlichtende Diclo-ratiopharm-gel) tegen een verkoopprijs in apotheken van € 9,97. In 2013 hebben vertegenwoordigers van verweerster verkoopverpakkingen van dit geneesmiddel in groottecategorie N2 (100 g) kosteloos aan apotheken verstrekt. Deze verpakkingen waren voorzien van de vermelding 'voor demonstratiedoeleinden'. Verzoekster beschouwt dit als een schending van de bepaling van §47(3) van de Duitse wet inzake geneesmiddelen (hierna: AMG), krachtens welke de verstrekking van monsters van medicinale eindproducten aan apotheken verboden is. Bovendien is er volgens verzoekster sprake van een onrechtmatige toekenning van publicitaire geschenken overeenkomstig §7(1) van de wet betreffende geneesmiddelenreclame (hierna: HWG). Het is de vraag of de bepaling van §47(3) AMG een wettelijk verbod voor farmaceutische ondernemingen bevat om kosteloos verpakkingen van medicinale eindproducten aan apotheken te verstrekken.

IEFBE 2835

La décision et la contribution envoyée par Emmanuel Cornu, Simont Braun.

La Cour d'appel annule la décision de l'OBPI en matière d'opposition BLACKBERRY contre STRAWBERRY.com

Hoven van Beroep - Cours d'Appel 22 feb 2019, IEFBE 2835; (Blackberry contre Strawberry.com), https://www.ie-forum.be/artikelen/la-cour-d-appel-annule-la-d-cision-de-l-obpi-en-mati-re-d-opposition-blackberry-contre-strawberry-co

Cour d’appel de Bruxelles 22 février 2019, IEFbe 2835 (Blackberry contre Strawberry.com) Marque verbale de l'Union versus marque verbale Benelux. Opposition rejeté. Blackberry contre strawberry.com. Par cet arrêt, la Cour d’appel de Bruxelles annule une décision de l’OBPI en matière d’opposition et, faisant droit à nouveau, juge qu’il existe un risque de confusion entre la marque antérieure « BLACKBERRY » et la demande de marque Benelux « strawberry.com » pour tous les produits et services que celle-ci désigne en classes 9 et 38.

IEFBE 2833

Conclusie AG: de beoordeling van het verwarringsgevaar wordt niet beïnvloed door het feit dat bij inschrijving een zogenaamde disclaimer is opgenomen

HvJ EU - CJUE 6 mrt 2019, IEFBE 2833; ??? (Roslags Punsch tegen Roslagsöl), https://www.ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-de-beoordeling-van-het-verwarringsgevaar-wordt-niet-be-nvloed-door-het-feit-dat-bij-ins

Conclusie AG HvJ EU 6 maart 2019, IEF 18279; IEFbe 2833; C-705/17 (Roslags Punsch tegen Roslagsöl). Conclusie AG:

Article 4(1)(b) of Directive 2008/95/EC of the European Parliament and of the Council of 22 October 2008 to approximate the laws of the Member States relating to trade marks must be interpreted as meaning that the existence of a waiver, or disclaimer, such as that at issue in the case in the main proceedings, relating to one of the elements which comprise an earlier mark, has no bearing on the assessment of the likelihood of confusion between that earlier mark and a later sign for which registration as a trade mark is sought.

IEFBE 2832

Hof vernietigt beslissing CPVO: onderzoek naar Braeburn niet voldoende gemotiveerd

HvJ EU - CJUE 5 feb 2019, IEFBE 2832; ECLI:EU:T:2019:57 (Mema GmbH tegen CPVO), https://www.ie-forum.be/artikelen/hof-vernietigt-beslissing-cpvo-onderzoek-naar-braeburn-niet-voldoende-gemotiveerd

HvJ EU 5 februari 2019, IEF 18277; IEFbe 2832; ECLI:EU:T:2019:57 (Mema GmbH tegen CPVO). Mema GmbH LG (hierna: Mema) heeft bij het Communautair Bureau voor plantenrassen (hierna: CPVO) een aanvraag tot verlening van een communautair kwekersrecht ingediend voor het ras Braeburn 78 (een appel ras). Hierna is op verzoek van het CPVO een onderzoek gedaan naar dit ras. De conclusie: het ras Braeburn 78 is onvoldoende onderscheidbaar van het referentieras Royal Braeburn en de X9466. Tegen deze afwijzingsbeslissing heeft Mema beroep ingesteld. Dit verzoek is afgewezen. Hierop is Mema naar het Hof van Justitie gestapt, en verzoekt het gerecht de bestreden beslissing te vernietigen, en om de zaak terug te verwijzen naar de kamer van beroep van het CPVO voor verder onderzoek. Het Hof oordeelt dat het niet op haar weg ligt om bevelen te geven aan het CPVO en beoordeelt deze vordering dus als niet ontvankelijk. Hierna behandelt het hof de vordering tot vernietiging van de bestreden beslissing. Hiertoe voert Mema drie middelen aan waarbij het eerste middel in wezen is ontleend aan misbruik van bevoegdheid en schending van artikel 57 lid 3 van de basisverordening, het tweede aan het feit dat het technisch onderzoek een aantal fouten bevat, en tot slot het derde aan schending van het recht om te worden gehoord en ontoereikende motivering. Eerst behandelt het hof het derde middel, waarbij zij stelt dat niet alle aangevoerde argumenten uitdrukkelijk en uitputtend hoeven te worden beantwoord. Hierna gaat het hof in op het onderzoek zoals dit door het CPVO is meegenomen in haar beoordeling, en stelt hieromtrent vast dat niet kan worden uitgesloten dat de opgeworpen bezwaren invloed hebben op de testresultaten. Daarnaast stelt het hof vast dat de kamer van beroep het betoog van Mema tekort heeft gedaan door deze te weerleggen met de argumenten dat de criteria weliswaar vaag maar hanteerbaar waren, en dat zij vertrouwde op de deskundigheid van de onderzoekers. Dit alles overwegende komt het hof tot de conclusie dat de verwerping van het beroep inderdaad niet voldoende is gemotiveerd.

IEFBE 2834

Conclusie AG: Amazon kan niet worden verplicht om voor consumenten een telefoonnummer open te stellen

HvJ EU - CJUE 28 feb 2019, IEFBE 2834; ECLI:EU:C:2019:165 (Amazon), https://www.ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-amazon-kan-niet-worden-verplicht-om-voor-consumenten-een-telefoonnummer-open-te-stellen-1

Conclusie AG HvJ EU 28 februari 2019, IEFbe 2834; IT 2721; ECLI:EU:C:2019:165 (Amazon) Consumentenbescherming. Richtlijn 2011/83/EU. Informatieverplichtingen voor overeenkomsten op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten. Informatie over communicatiemiddelen waarmee de consument snel contact met de handelaar kan opnemen en efficiënt met hem kan communiceren. Uit het persbericht:

Advocaat-generaal Pitruzzella stelt het Hof voor te verklaren dat een e-commerceplatform als Amazon niet kan worden verplicht om voor consumenten een telefoonnummer open te stellen. Wel moet worden gegarandeerd dat de consument uit meerdere communicatiemiddelen kan kiezen, snel contact met de handelaar kan opnemen en efficiënt met hem kan communiceren, en dat de informatie over deze middelen toegankelijk, duidelijk en begrijpelijk is.

IEFBE 2831

Prejudiciële vragen aan HvJ EU: in hoeverre mag nationale wetgeving privacy beperken bij een opsporingsonderzoek?

HvJ EU - CJUE 18 jan 2019, IEFBE 2831; (Telefoontap), https://www.ie-forum.be/artikelen/prejudici-le-vragen-aan-hvj-eu-in-hoeverre-mag-nationale-wetgeving-privacy-beperken-bij-een-opsporin

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 18 januari 2019, IEF 18276, IT 2720, IEFbe 2831; C-746/18 (Telefoontap) Via MinBuZa: Verzoeker is door de Estse rechter veroordeeld tot een gevangenisstraf. Bij het opsporingsonderzoek naar de strafbare feiten die verzoeker vermeend heeft begaan is door het Estse OM gebruik gemaakt van gegevens die zijn verstrekt door een telecommunicatiebedrijf. Deze gegevens heeft het OM opgevraagd op grond van de Estse wet inzake telecommunicatie. Mede op basis van deze gegevens is verzoeker in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren. Tegen dit vonnis is verzoeker in hoger beroep gegaan. In hoger beroep is de rechter tot een min of meer gelijk vonnis gekomen. Hierna heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld, met als voornaamste argument dat het verkregen bewijs niet als bewijs had mogen dienen en dat verzoeker dus ten onrechte is veroordeeld. Hierbij zijn met name artikel 15(1) van richtlijn 2002/58/EG en het Handvest van belang, die meer ruimte laten voor de privacy voor de burgers van de EU. De Estse wetgeving laat dus minder ruimte voor privacy, en biedt onder meer de mogelijkheid de gegevens van bellers bij een telecommunicatie te onderzoeken. De vraag is of de Estse wetgeving in lijn is met artikel 15(1) van richtlijn 2002/58/EG en het Handvest.

IEFBE 2829

Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU: Zijn nationale bepalingen persoonsgegevens uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden in strijd met Handvest?

HvJ EU - CJUE 15 okt 2018, IEFBE 2829; (Associated Newspapers), https://www.ie-forum.be/artikelen/prejudicieel-gestelde-vraag-aan-hvj-eu-zijn-nationale-bepalingen-persoonsgegevens-uitsluitend-journa

Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU 15 oktober 2018, IEF 18264; IEFbe 2829; IT 2718; C-687/18 (Associated Newspapers) Via MinBuza: Verweerster is uitgeefster van de kranten van onder andere de Daily Mail. Verzoeker heeft gedurende meerdere jaren geklaagd over uiteenlopende artikelen die verweerster had gepubliceerd. Verzoeker heeft ook geklaagd over het feit dat de Daily Mail persoonsgegevens had verzameld, opgeslagen en gebruikt.  Verzoeker heeft bij de Britse rechter beroep ingesteld tegen verweerster met betrekking tot de door verweerster gepubliceerde artikelen. Verweerster heeft op grond van section 32 DPA (Data Protection Act, dit artikel geeft een mogelijkheid om af te wijken van artikel 9 van de richtlijn 95/46/EG) een vordering tot schorsing van het geding ingediend. Volgens lid 4 van dit artikel moet de nationale rechter het rechtsgeding schorsen wanneer de persoonsgegevens worden verwerkt voor uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden en met het oog op de publicatie door een persoon van journalistiek, literair of artistiek materiaal dat 24 uur voor de peildatum niet eerder door de voor de verwerking verantwoordelijke was gepubliceerd. In casu staat vast dat aan beide voorwaarden is voldaan. Verzoeker verzet zich tegen de schorsing omdat deze in strijd zou zijn met het Unierecht (richtlijn 95/46/EG en Handvest van de grondrechten).