Bewijs van eerder beeldmerk YouView+
Gerecht EU 1 juli 2014, IEFbe 902, zaak T-480/13 (YouView+) - dossier
Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de houder van het Benelux-beeldmerk met de woordelementen "You View You-View.tv" voor diensten van de klassen 35, 38 en 41, en strekkende tot vernietiging van beslissing kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van verzoeksters oppositie tegen de inschrijving van het woordmerk "YouView+" voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 38, 41 en 42. Het gerecht EU vernietigt de beslissing van BHIM, bewijs van eerder merk - dat pas bij kamer van beroep is ingediend - moet in beschouwing genomen worden.
30 First of all, the fact, even were it assumed to be established, that the applicant did not seriously attempt, in the prescribed periods, to prove its ownership of the earlier mark is irrelevant to the lawfulness of the contested decision. As noted, that decision is not based on the lack of probative value of the evidence produced by the applicant before the Board of Appeal, but on the Board of Appeal’s inability to take that evidence into account at the stage of the opposition proceedings at which it adopted that decision.
31 Likewise, the argument that the Board of Appeal must, in certain circumstances, exercise its discretion under Article 76(2) of Regulation No 207/2009 restrictively must be rejected for the reasons set out in the previous paragraph, as must the argument that taking account of the evidence produced late would probably not have been justified. Moreover, in contrast to what it had done in the case that gave rise to Rintisch v OHIM — namely, for the sake of completeness, examining the circumstances warranting the late production of evidence by the applicant and thus exercising its discretion — in the present case, the Board of Appeal did not carry out such an examination.
32 In addition, it must be pointed out that, in view of the Board of Appeal’s discretion, the concept of a lack of legitimate interest in seeking to have the contested decision annulled — which applies where the annulment of the contested decision can only give rise to another decision identical in substance to the decision annulled — cannot be invoked (Case T‑99/95 Stott v Commission [1996] ECR II‑2227, paragraphs 31 and 32).
In de tijdschriften mei 2014
Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de bladen, voor de sites dient u in te loggen:
![]() | ![]() | ![]() |
![]() JIPLP 2014 vol 9 issue 7 | ![]() |
BIE
Artikelen
Het Procesreglement is leidend. Na het intrekken van een kort geding mag geen proceskostenveroordeling worden uitgesproken, ook niet in een IE-geschil. – Daan van Eek
Naschrift op Van Eek – Daan de Lange
Rechtspraak in het kort
Octrooirecht
Nr. 32 Hoge Raad 13 september 2013, GBT/Ajinomoto, IEF 13032
Nr. 33 Rechtbank Den Haag 4 december 2013, PPG/Rhodia, IEF 13326
Nr. 34 Rechtbank Den Haag 4 december 2013, Nedap/X, IEF 13323
Merkenrecht
Nr. 35 Hof van Justitie EU 6 februari 2014, Blomqvist/Rolex, IEF 13513
Nr. 36 Rechtbank Den Haag 12 februari 2014, EPP/Zobu, IEF 13545
Nr. 37 Rechtbank Den Haag 26 maart 2014, Het ijs van Columbus/Het brood van Columbus, IEF 13729
Auteursrecht/Modellenrecht
Nr. 38 Hoge Raad 25 oktober 2013, S&S Import en Export B.V./Esschert Design B.V., IEF 13179
GRUR Int.
Michael Loschelder
Generalizations in the wording of a patent claim
Claire Lehr and Gabriele Engels
Taking a position
IER
Nr. 28 VizIER: 30 jaar reclamerecht: good old days?/ Mr. Ebba H. Hoogenraad p. 189
Nr. 29 Non cogito ergo sum. Onmiddellijk en zonder verder nadenken onbedoeld het grootste misverstand in het Europese merkenrecht/Tomas Westenbroek p. 193
Jurisprudentie
Auteursrecht
Nr. 30 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 november 2013 (Blackstone/Brainwave), m.nt. PGFAG p. 202
Nr. 31 Hof van Justitie EU 23 januari 2014 (Nintendo/PC Box), m.nt. FE p. 211
Merkenrecht
Nr. 32 Rb. Den Haag 23 oktober 2013 (Screentime/SBS), m.nt. AMEV p. 220
Octrooirecht
Nr. 33 Rb. Den Haag 11 december 2013 (Pharmaceuticals/Mylan), m.nt. AFK p. 228
JILPLP
Karsten Königer
The published patent application – a basis for injunctive relief?
Tyrone Berger
Patents: Australian Federal Court clarifies statutory termination rights in patent licence agreement
Gian Paolo Di Santo
Pfizer's misuse of patent/SPC rights results in an abuse of dominant position
John Syekei and David Opijah
Contradictions in time limitation in revocation of a granted patent under Kenya law
Matthew Jones
Application for central amendment of a patent after revocation at first instance does not of itself render an appeal an abuse of process
Stefano Barazza
Burden of proving infringement in declaratory judgment actions of non-infringement remains with the patentee
Birgit Clark
Trade marks: Impossible (im)position? General Court refuses registration of teddy maker Steiff's position mark
Mark Williams
Snorkel decision breathes life into quasi design protection
Birgit Clark
Between a rock and a hard place? Bundesgerichtshof decides Hard Rock Café trade mark dispute
Jeremy Blum and Nicholas Round
Boop oop a doop—protection for cartoon image of Betty Boop
Paul Stevens
Copyright: A hyperlink can be both a permissible and an infringing act at the same time
Tina Gausling
Designs: German Federal Supreme Court expands design protection: ‘Birthday Train’
Karen Dyekjaer
Customs: Internet sales into the EU of fake ‘replicas’
Stefano Barazza
Licensing standard essential patents, part two: the availability of injunctive relief
Nick Gardner
Mediation and its relevance to intellectual property disputes
Winfried Tilmann
The Transitional Period of the Agreement on a Unified Patent Court
Eleonora Rosati
Copyright in the EU: in search of (in)flexibilities
Mike Snodin
Three CJEU decisions that answer some questions but pose many more
Mediaforum
Opinie - Om niet te vergeten
Nico van Eijk
Wetenschap- Vrijheid van meningsuiting en onwaarheden
Aernout Nieuwenhuis
Boekbespreking -The Independence of the Media and its Regulatory Agencies
Lucky Belder
Verslag- VMC-Studiemiddag 13 juni 2014: Nationale veiligheid en de afluisterstaat
Olaf Trojan
Jurisprudentie
Nr. 13 HvJ EU 13 februari 2014, Svensson/Retriever m.nt. R.W. de Bruin
Nr. 14 HR 18 april 2014, OM/Vereniging Martijn m.nt. A.J. Nieuwenhuis
Paniekvoetbal en bitter weinig imitatie bij vaatwasmiddelverpakking
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Mechelen 13 juni 2014, IEFbe 900 (Ecover tegen Luon)Uitspraak ingezonden door Kristof Neefs, ALTIUS. Auteursrecht. Imitatie. Verwarring. Onontvankelijk. Ecover is producent van ecologische detergenten en Luon een reclame- en marketingbureau. Ecover gaf aan Luon de opdracht om de verpakking voor een speciale oplage van haar vaatwasmidddel, met name een wintereditie, te ontwikkelen. Ecover stelt dat dit vaatwasmiddel in de winkel te koop werd aangeboden en dat zij prompt in gebreke werd gesteld door Ecozone Ltd (vennootschap naar Engels recht), die stelde dat deze editie een imitatie was van een door Ecozone gebruikte verpakking van een vaatwasmiddel. Ecover meent dat gedaagde ernstig nalatig is geweest en dat zij volstrekt in gebreke is gebleven om op diligente wijze te verzekeren dat haar ontwerp geen ongeoorloofde imitatie uitmaakte van reeds bestaande ontwerpen. Ecover heeft op eigen houtje voorkomen dat er een rechtelijke uitspraak volgde, zonder Luon te betrekken in het verweer en deze rechtbank bitter weinig imitatie of verwarringsmogelijkheid ziet. De rechtbank verklaart de vordering van Ecover onontvankelijk.
Beoordeling
Deze rechtbank zou bijgevolg geneigd zijn te oordelen dat er in casu van imitatie en verwarring geen sprake is, maar dat is zelfs niet de vraag waarover deze rechtbank zicht dient te buigen, aangezien Ecover op eigen houtje heeft voorkomen dat enige rechtelijke uitspraak betreffende deze vraag volgde.
(...)
- dat bepaalde kenmerken die Ecozone belangrijk oordeelde om van imitatie te spreken, nl de zwarte bol, er kwamen enkel op uitdrukkelijk verzoek van Ecover,
- dat nooit effectief is vastgesteld of in kwestie de stelling en eisen van Ecozone in rechte stand zouden houden,
- dat bijgevolg Ecover mogelijkerwijze paniekvoetbal heeft gespeeld, of om andere redenen, zonder meer, de dading met Ecozone heeft aanvaard, zonder dat aan verweerster de mogelijkheid werd geboden zich hiertussen te mengen en verweer te voeren,
- dat althans deze rechtbank, bitter weinig imitatie of verwarringsmogelijkheid ziet tussen beide producten. Het zijn nu eenmaal beiden vaatwasmiddelen met het bestanddeel 'Eco' in hun naam, zodat ze in dat opzicht altijd al op elkaar zullen gelijken.
De fout van verweerster is bijgevolg niet bewezen.
BBIE juni/OBPI juin 2014
Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 5 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE-serie mei 2014.
18-06 |
|
| Afgew. | nl | ||
18-06 | woordmerk "B" van BANNING | Afgew. | nl | |||
05-06 | SUPERDRY | SUPERCUTE | Afgew. | nl | ||
04-06 | RSA | RSA Accountants | Gedeelt. | nl | ||
27-05 | RED BULL ENERGY DRINK | JAMES BOMB ENERGY DRINK | Gedeelt. | fr |
Behoefte aan of maakt u graag een verdere analyse? Tip de redactie: redactie@ie-forum.nl
Reportage over Ikea geen commerciële communicatie
VRM algemene kamer 26 mei 2014, IEFbe 897 (Nationale Beroepsvereniging van Meubelhandelaars tegen NV Medialaan)Mediarecht. Reclame. De VRM ontving een klacht van de Nationale Beroepsvereniging van Meubelhandelaars tegen NV Medialaan. De klacht heeft betrekking op de uitzending van het VTM-programma Telefacts met als onderwerp een reportage over meubelketen IKEA. Volgens de klager bevat het programma verborgen reclame door de overmatige aandacht met publicitair karakter. De algemene kamer stelt dat de klacht ongegrond is.
De algemene kamer beslist dat het gegeven dat in de reportage het merk IKEA herhaaldelijk wordt vermeld en de IKEA-producten worden getoond, niet volstaat om te concluderen dat het om commerciële communicatie gaat. Uit de definitie van commerciële communicatie volgt dat er sprake moet zijn van promotie van een goed, dienst of handelsmerk.
Er is geen sprake van een eenzijdig positieve aandacht of een totaal gebrek aan kritische beoordeling. Integendeel wordt in de reportage evenzeer aandacht besteed aan minder positieve aspecten van de strategie en activiteiten van IKEA, zoals het feit dat veel winkelbezoekers iets kopen, ook al hebben ze niets nodig, de reputatie dat IKEA zich een beetje als een sekte gedraagt voor zijn medewerkers, de productie in lageloonlanden en de onduidelijkheid waar al het gebruikte hout vandaan komt. Het komt niet aan de VRM toe om – zoals de klager suggereert – te gaan afwegen of de positieve en negatieve aspecten over het bedrijf in een juiste verhouding werden weergegeven, aangezien dit een te verregaande inbreuk zou inhouden op de redactionele vrijheid van de omroeporganisatie.
Vraag aan HvJ EU over uitzending via directe injectie als mededeling aan het publiek
Hof van Beroep Brussel 17 juni 2014, IEFbe 898 (SBS Belgium tegen SABAM)Uitspraak ingezonden door Kristof Neefs, ALTIUS. Het geschil betreft tussen een beheersvennootschap en een omroeporganisatie die niet rechtstreeks uitzendt, doch enkel via directe injectie en via verschillende types van distributeurs. De vraag rijst wie een auteursrechtelijk relevante handeling stelt: omroeporganisatie, distributeur of beiden? De volgende prejudiciële vraag wordt gesteld:
Verricht een omroeporganisatie die haar programma's uitsluitend uitzendt via de techniek van directe injectie, i.e. een tweeledig proces waarbij zij haar programmadragende signalen gecodeerd via satelliet, een glasvezelverbinding of enig ander transportmiddel aanlevert aan distributeurs (satelliet, kabel of xDSL-lijn), zonder dat de signalen tijdens of naar aanleiding van deze aanlevering toegankelijk zijn voor het publiek, en waarbij vervolgens de distributeurs de signalen naar hun abonnees sturen zodat deze laatsten de programma's kunnen bekijken, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3 van [infosoc-richtlijn]?
Waarschuwing VIER voor uitzenden niet-conforme sponsorvermelding
VRM algemene kamer 26 mei 2014, IEbe 896 (VRM tegen NV SBS Belgium)Mediarecht. Sponsorvermelding. De VRM controleerde de uitzendingen van verschillende televisieomroeporganisaties (1 maart 2014, 16u-22u), waaronder VIER. Na het programma 'Scheire en de Schepping' wordt een sponsorvermelding uitgezonden voor 'Otrivine Duo'. Tijdens de sponsorvermelding worden onder meer bewegende beelden, een animatie van de werking van de spray en andere promotionele, visuele elementen getoond. Volgens de onderzoekscel van de VRM krijgt de sponsorboodschap het karakter van een audiovisuele reclameboodschap waardoor ze niet strookt met artikel 2,41°, van het Mediadecreet dat bepaalt wat onder sponsoring moet worden verstaan. De algemene kamer stelt inderdaad dat niet is voldaan aan deze bepaling, omdat de sponsorvermelding specifieke promotionele elementen bevat die aanzetten tot consumptie. De VRM waarschuwt VIER voor deze overtreding.
Beoordeling
In voorliggende zaak gaat het niet om een louter imago-ondersteunende boodschap van de sponsor in kwestie. De sponsorvermelding bevat specifieke promotionele elementen die aanzetten tot consumptie door een voice-over de voordelen, kenmerken en/of eigenschappen van het betrokken product te laten opsommen terwijl deze tegelijk op het scherm verschijnen en worden aangevinkt, dit allemaal in combinatie met beelden afkomstig uit de eigenlijke reclameboodschap. Door de kijker tegelijk auditief en visueel attent te maken op de voordelen, kenmerken en/of eigenschappen van een bepaald product terwijl hierbij beelden uit de reclamespot voor het betrokken product worden gebruikt, wordt de kijker aangezet tot consumptie. Daardoor is niet voldaan aan de bepalingen van artikel 2, 41°, van het Mediadecreet.
Het verweer dat de sponsorboodschap louter tot doel had meer naamsbekendheid voor de sponsor te winnen, wordt – gelet op het bovenstaande - niet aanvaard.
Kopieën Bear Chair inbreukmakend
Hof van Beroep Antwerpen 23 juni 2014, IEFbe 895 (Bear Chair Europe B.V. tegen geïntimeerden)
Uitspraak ingezonden door Karen Ottelohe, Selexi.be. Auteursrecht. Bear Chair B.V. is importeur van houten tuinmeubelen, waaronder de zogenaamde gewone en hoekige "tête-à-tête"-"Bear Chair". Tussen Kuijer & Partners en de geïntimeerden bestond een distributieovereenkomst voor het kwestieuze tuinmeubilair voor België, Luxemburg, Noorwegen, Zweden en Finland waar door eerstgenoemde in 2012 een eind aan werd gemaakt. Appellante stelde vervolgens vast dat geïntimeerden kopieën aanbood. Appellante vordert terecht dat geïntimeerden zich door elke vorm van reproductie, het te koop aanbieden ervan, inclusief elke vorm van publiciteit ervoor, alsmede het effectief verkopen van het betreffende tuinmeubilair zich schuldig maakt aan auteursrechtinbreuk. Het hof beveelt bovendien de terugroeping van alle inbreukmakende tuinmeubelen die zich nog onverkocht bij de afnemers, inclusief dealers, van geïntimeerden bevinden.
Beoordeling
4.2.3.2. De geïntimeerden betwisten ten onrechte de originaliteit en dit om de volgende reden: (...) Anders dan de eerste rechter is het hof van oordeel dat de twee tuinstoelen gewone "tête-à-tête "-"Bear Chair" en de hoekige "tête-à-tête "-"Bear Chair"de vereiste originaliteit bezitten.
(...)
Met de appellant is het hof het dan ook eens dat het argument van de geïntimeerden dat de ingeroepen types van tuinmeubelen loutere bewerkingen en adaptaties zouden betreffen van de eenpersoonstuinmeubelen "Bear Chair" en aldus onder het meesterschap van de oorspronkelijke auteur zouden vallen ingevolge waarvan aan deze bewerkingen of adaptaties geen auteursrecht zou kunnen worden toegekend, naast de kwestie is.
(...)
Kortom er dient dan ook besloten te worden dat de geïntimeerden niet op afdoende wijze aantonen dat de appellante zich niet kan beroepen op originaliteit wegens het bestaan van eerdere creaties.
Berichtgeving Het Nieuwsblad en nieuwsblad.be bevat geen onjuistheden
RvdJ 13 maart 2014, IEFbe 889 (Beuselinck tegen Het Nieuwsblad en nieuwsblad.be)Mediarecht. Klager werd vervolgd wegens stalking van een rechter en gerechtspsychiater. Hierover werd in Het Nieuwsblad en op nieuwsblad.be tweemaal kort bericht. Klager voert aan dat deze berichten onjuistheden bevatten. Zo werd in het eerste artikel bericht dat klager de rechter en psychiater gestalkt en bedreigd heeft, terwijl klager toen nog niet veroordeeld was. Ook in het tweede artikel stonden volgens hem fouten. Klager heeft daarover geprotesteerd bij de krant en de website en heeft de publicatie van een recht van antwoord geëist, maar dat werd hem geweigerd. Het Nieuwsblad en nieuwsblad.be voeren onder andere aan dat de gegevens over de feiten zijn gebaseerd op wat de procureur tijdens de rechtszaak had gezegd. De Raad stelt dat de klacht ongegrond is.
Beslissing
Klager heeft over een periode van meerdere jaren een rechter en een gerechtspsychiater benaderd met brieven die een zeer bedreigende toon hebben. Dat blijkt niet enkel uit de gegevens die tijdens de openbare rechtszitting bekend werden gemaakt en waarover Het Nieuwsblad en nieuwsblad.be hebben bericht, maar het wordt ook aangetoond door de kopieën van de brieven die klager zelf heeft bezorgd aan de Raad voor de Journalistiek. Er is dan ook geen reden om te concluderen dat Het Nieuwsblad en nieuwsblad.be foutief zouden hebben bericht over de twee zittingen van het proces tegen klager. De Raad voor de Journalistiek is niet bevoegd om zich uit te spreken over de juridische redenen waarom het recht van antwoord van klager niet is opgenomen. Uit de gegevens van de zaak blijkt niet dat het beroepsethisch vereist was om klager een weerwoord te bieden. De artikelen zijn niet onjuist en klager heeft in zijn reactie geen relevante gegevens aangebracht.
La vente par Amazon de supports et d’appareils pour la reproduction d'œuvres
Président Tribunal de Premiere Instance de Bruxelles 25 novembre 2013, IEFbe 890 (Auvibel contre Amazon)Copie privée. Droit d'auteur. Cessation infractions La demande principale tend à constater que la vente par Amazon de supports et d’appareils pour la reproduction d'œuvres sonores et audiovisuelles à des utilisateurs finaux établis en Belgique, sans déclarer ces ventes à Auvibel, endéans le délai légal, et sans payer la rémunération pour copie privée y afférente, constitue une infraction à l'article 55 LDA. Reconventionnellement la partie défenderesse sollicite la production des études réalisées sur le comportement la copie privée sur l'ensemble des support et des appareils soumis à redevance pour copie privée (...). Qualité d'Amazon : en tant que destinataire de l'article 55 de LDA; Amazon doit donc être considérée comme un acquéreur communautaire et entre dans le champ d'application de l'article 55 de LDA (CJUE Thuiskopie/Opus Supplies). La conformité du cadre réglementaire belge au droit Européen: (...)
1. La détermination du niveau de la compensation équitable et les critères énoncés au "considérant" 35 et 39 de la directive; quant aux licences inclues dans certains appareils; Quant aux mesures techniques de protection; Quant à la prise en compte de l'évolution technologique et économique; Quant à la prise en compte ou non de copies illicites; Quant aux appareils et supports. 2. la réglementation belge et la distinction entre usage privé usage professionnel pour la perception de la compensation équitable; 3. double paiement; 4. destinaire du paiement.
Le président constate que la vente par Amazon de supports et appareils pour la reproduction d'œuvres sonores et visuelles à des utilisateur établis en Belgique sans déclarer ces ventes à Auvibel. Le président ordonne la cessation immédiate de ces infractions et condamne Amazon à déclarer à Auvibel ses ventes.