Poppers vallen buiten geregistreerde waren: Gerecht bevestigt vervallenverklaring JUNGLE PREMIUM volledig

Gerecht van de Europese Unie 5 maart 2025, IEF 22622; IEFbe 3895; ECLI:EU:T:2025:204 (Funline International Corp. tegen EUIPO, MS Trade s. r. o). Het Gerecht doet uitspraak in een zaak tussen Funline International Corp. en het EUIPO, met MS Trade s. r. o. als interveniënte. Het geschil betreft de geldigheid van het Uniemerk JUNGLE PREMIUM, dat door Funline is ingeschreven voor chemicaliën voor de vervaardiging van afrodisiaca en chemische preparaten ter stimulering van seksuele activiteit (klasse 1), alsook voor zepen, parfumerieën, etherische oliën, cosmetica, intieme gels, massageoliën en kamergeuren met afrodiserende werking (klasse 3). MS Trade had een verzoek tot vervallenverklaring ingediend voor alle waren. Funline had een eerste set bewijs overgelegd ter staving van daadwerkelijk gebruik van het merk. De Afdeling Nietigverklaringen stelde vast dat dit bewijs uitsluitend betrekking had op poppers, een eindproduct dat niet onder de geregistreerde klassen viel, en verklaarde het merk volledig vervallen. Funline stelde vervolgens beroep in bij de Kamer van Beroep en diende aanvullend bewijs in. Na verweer van MS Trade legde zij een derde set documenten over. De Kamer oordeelde dat het merk alleen was gebruikt voor poppers, en dat deze niet overeenkwamen met de ingeschreven waren. Zij bevestigde de volledige vervallenverklaring.
Geen onderscheidend vermogen bij beeldmerk terreinvoertuig van Mercedes-Benz

Gerecht van de Europese Unie 19 maart 2025, IEF 22617; IEFbe 3893; ECLI:EU:T:2025:317 (Mercedes-Benz Group AG tegen EUIPO). Mercedes-Benz Group AG heeft bij het EUIPO een aanvraag ingediend om een beeldmerk te registreren. Het ging om een afbeelding van een voertuig dat een helling oprijdt, bedoeld voor producten zoals motorvoertuigen, onderdelen daarvan, banden en wielen. De aanvraag is deels afgewezen omdat het beeldmerk volgens het EUIPO geen onderscheidend vermogen heeft. Mercedes-Benz is daartegen in beroep gegaan.De Kamer van beroep van het EUIPO heeft dat beroep afgewezen. De Kamer stelt dat de producten vooral bedoeld zijn voor eindgebruikers die extra aandachtig zijn bij hun aankoop, omdat het meestal om dure producten gaat. Het relevante publiek bestaat uit consumenten in de hele Europese Unie. Volgens de Kamer toont het beeldmerk een zijaanzicht van een terreinwagen met een rechthoekige vorm, grote banden en een reservewiel aan de achterkant, in een typische rijsituatie. Het beeld benadrukt eigenschappen van terreinwagens, maar bevat niets wat de consument zou onthouden als verwijzing naar de herkomst van het product. Mercedes-Benz voert aan dat het beeldmerk ongebruikelijk en uniek is, en daardoor wél onderscheidend. Ook stelt zij dat al een klein beetje onderscheidend vermogen genoeg zou moeten zijn voor registratie, en dat bij de beoordeling moet worden gekeken naar alle manieren waarop het merk in de praktijk gebruikt kan worden. Het EUIPO is het daarmee niet eens.
A-G Szpunar verduidelijkt modelbescherming voor Lego-bouwstenen in EU-recht
Conclusie A-G 6 maart 2025, IEF 22607, IEFbe 3892; ECLI:EU:C:2025:153 (Lego tegen Pozitív Energiaforrás). Deze zaak betreft de bescherming van het Lego-systeem van bouwstenen onder het modelrecht van de EU. Pozitív Energiaforrás wilde bouwspeelgoed invoeren onder het merk Qman. Lego diende hiertegen een klacht in en de Hongaarse douane nam de goederen in beslag wegens een mogelijke schending van Lego’s modelrechten. Het verzoek om een voorlopige maatregel werd echter door de rechter afgewezen. De vorm van de verbindingsonderdelen is technisch bepaald, wat de creatieve speelruimte beperkt. De rechter vond dat een geïnformeerde gebruiker de modellen met een hoge mate van aandacht beoordeelt en dat de producten van Pozitív Energiaforrás een andere algemene indruk wekten dan de Lego-modellen. Dit werd in hoger beroep wel toegewezen. Lego startte een inbreukprocedure bij de bodemrechter, die de zaak schorste en vragen aan het Hof van Justitie van de EU voorlegde. A-G Szpunar beantwoordt in deze uitspraak de eerste prejudiciële vraag. Het antwoord op de tweede vraag kan namelijk volgens hem zonder meer worden afgeleid uit vaste rechtspraak.
Gerecht bevestigt vervallenverklaring Uniemerk AMSTERDAM POPPERS wegens gebrek aan gebruik

Gerecht van de Europese Unie 5 maart 2025, IEF 22606, IEFbe 3891; ECLI:EU:T:2025:205 (Funline tegen EUIPO). Funline International Corp. heeft een beroep ingesteld tegen het besluit van de Vijfde Kamer van Beroep van het Bureau voor Intellectuele Eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 19 oktober 2023, waarbij haar Uniemerk AMSTERDAM POPPERS werd doorgehaald wegens gebrek aan daadwerkelijk gebruik. Het merk werd op 21 juni 2010 geregistreerd voor waren in klasse 1 (chemische producten) en klasse 3 (cosmetica, parfums en massageoliën) In augustus 2021 diende MS Trade s.r.o. een vordering tot vervallenverklaring in. In november 2022 oordeelde de Nietigheidsafdeling van EUIPO dat het bewijs uitsluitend betrekking had op poppers, een product dat valt onder klasse 5 (farmaceutische producten), en niet op de klassen waarvoor het merk was geregistreerd. Daarom werd het merk voor alle geregistreerde waren vervallen verklaard. Funline ging hiertegen in beroep bij de Kamer van Beroep, die het beroep verwierp en het besluit van de Nietigheidsafdeling bevestigde.
Gerecht bevestigt verwerping beroep tegen afwijzing oppositie merk 'Undercover Joker

Gerecht van de Europese Unie 5 maart 2025, IEF 22598; IEFbe 3889; ECLI:EU:T:2025:215 (Granini France tegen EUIPO, Techno1). Deze zaak betreft een oppositieprocedure tegen de inschrijving van het beeldmerk "Undercover Joker", aangevraagd door Techno1. Granini France heeft zich hiertegen verzet op basis van haar oudere Franse beeldmerk "JOKER +". De Kamer van beroep heeft het beroep verworpen, waarop Granini France beroep heeft ingesteld bij het Gerecht, en vernietiging van de bestreden beslissing verzoekt. De Kamer heeft vastgesteld dat het relevante publiek in Frankrijk bestaat uit zowel het grote publiek als professionals, met een gemiddeld tot hoog oplettendheidsniveau. De verzoekster voert aan dat de Kamer haar conclusie over het oplettendheidsniveau niet voldoende heeft gemotiveerd en stelt dat een deel van het publiek slechts een laag oplettendheidsniveau zal hebben. Het Gerecht verwerpt dit argument en bevestigt dat consumenten bij kansspelen een zeker financieel risico lopen, waardoor een gemiddeld oplettendheidsniveau gerechtvaardigd is. Wat betreft de vergelijking van de betrokken goederen en diensten bevestigt de Kamer de bevindingen van de oppositieafdeling dat sommige identiek, sommige vergelijkbaar en sommige niet vergelijkbaar zijn. De verzoekster betwist deze vaststellingen niet.
Artikel geschreven door Caroline Theunis, editors Dorien Cuyt en Myrthe Maes, Artes Law.
Arrest Hof van Cassatie: gevolgen van (derden)verzet tegen beslagbeschikking op bewijsgebruik in namaakprocedure
Artikel geschreven door Caroline Theunis, Artes Law.
In een eerdere bijdrage op IEForum.be werd verslag gedaan over een arrest van het Hof van beroep te Antwerpen van 14 mei 2018, waarin bestuurders persoonlijk aansprakelijk werden gesteld voor het commerciële bezit van illegale software binnen hun vennootschap. De appelrechters baseerden hun oordeel onder meer op de vaststellingen van de deskundige in het kader van een beslag inzake namaak (artikel 1481 (oud) jo. 1369bis/1, §1 Ger. W.).
Op 14 maart 2024 wees het Hof van Cassatie een arrest in deze zaak. De kernvraag was of de vaststellingen van de deskundige door het hof van beroep rechtmatig als bewijs waren gebruikt.
Gerecht vernietigt EUIPO-besluiten in 4 zaken: "ecovie" toch verwarrend met "ECOVER"

Gerecht van de Europese Unie 5 maart 2025, IEF 22595; IEFbe 3888; ECLI:EU:T:2025:211 (People Against Dirty Holdings Ltd tegen, EUIPO, Ningbo Future Houseware Co. Ltd). People Against Dirty Holdings Ltd, de verzoeker, komt in vier afzonderlijke zaken op tegen beslissingen van het EUIPO. De vier zaken zijn ontstaan doordat Ningbo Future Houseware Co. Ltd meerdere aanvragen heeft ingediend voor het merk "ecovie" in verschillende klassen, waaronder schoonmaakmiddelen en huishoudelijke producten. De verzoeker heeft hiertegen vier opposities ingediend, gebaseerd op verschillende oudere EU-woord- en beeldmerken van "ECOVER". De Kamer heeft in elk van deze zaken de oppositie verworpen, wat heeft geleid tot vier afzonderlijke beroepen bij het Gerecht. De merkenkwestie draait telkens om verwarringsgevaar tussen het aangevraagde merk "ecovie” en het oudere merk van de verzoeker: "ECOVER". De Kamer had eerder in alle gevallen beslist dat er geen verwarringsgevaar bestond, omdat de tekens slechts in beperkte mate visueel, fonetisch en conceptueel overeenstemmen. Volgens de Kamer omvat het relevante publiek naast consumenten ook professionals, met een aandachtsniveau dat varieert van gemiddeld tot hoog.
Gerecht bevestigt weigering inschrijving merk 'EAST INDIES GIN'

Gerecht van de Europese Unie 5 maart 2025, IEF 22587; IEFbe 3885; ECLI:EU:T:2025:208 (Victor Waskito Purwana tegen EUIPO). Deze zaak betreft het beroep van Victor Waskito Purwana tegen de beslissing van de Kamer van Beroep van het EUIPO, waarbij de inschrijving van het beeldmerk "EAST INDIES GIN" als Uniemerk is geweigerd. De verzoeker vordert de nietigverklaring van deze beslissing. De verzoeker heeft een internationale registratie verkregen voor een merk dat betrekking heeft op waren zoals gedistilleerde alcoholische dranken, whisky, brandy, wodka, rum, gin, likeuren, wijn, sake en alcoholische cocktails. Het EUIPO ontving de kennisgeving van deze registratie en wees de aanvraag tot inschrijving af op grond van het ontbreken van onderscheidend vermogen en het misleidende karakter van het merk. De verzoeker stelde beroep in tegen deze beslissing. De Kamer verwierp het beroep en oordeelde dat er een voldoende directe en specifieke relatie bestond tussen het merk en de betrokken waren, waardoor het relevante publiek het merk zou opvatten als een beschrijving van de geografische herkomst. De Kamer oordeelde verder dat het merk gedeeltelijk misleidend was. De verzoeker vordert de nietigverklaring van de bestreden beslissing en voert twee middelen aan: ten eerste dat het merk niet beschrijvend is en ten tweede dat het niet misleidend is.
Het ONB-arrest: België moet wetgeving over overdracht van naburige rechten aan werkgever aanpassen

HvJ EU 6 maart 2025, IEF 22588, IEFbe 3886; ECLI:EU:C:2025:141 (Musici tegen de Belgische Staat). De zaak betreft prejudiciële vragen over de interpretatie van de artikelen 18-23 en artikel 26(2) van Richtlijn (EU) 2019/790 (DSM-richtlijn) inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt. De prejudiciële verwijzing is ingediend in een procedure tussen drie musici (FT, AL en ON) die in dienst zijn bij het Orchestre National de Belgique (ONB) en de Belgische Staat. De musici betwisten de rechtmatigheid van het Koninklijk Besluit van 1 juni 2021 betreffende de overdracht van hun naburige rechten aan de werkgever, het ONB. Dit besluit bepaalt dat musici in dienst van het ONB automatisch hun naburige rechten aan hun werkgever overdragen voor exploitatie van hun optredens, zonder hun expliciete toestemming. De overdracht omvat rechten op reproductie, distributie en communicatie aan het publiek via radio, televisie en digitale platforms, wereldwijd en voor de gehele beschermingsduur. De musici verzetten zich tegen dit besluit en brachten hun zaak voor de Belgische Raad van State, die zich afvraagt of het Koninklijk Besluit in strijd is met de DSM-richtlijn en de eerdere EU-richtlijnen. De Raad van State heeft het Hof van Justitie van de EU (HvJ-EU) de volgende vragen gesteld:
Gerecht verwerpt beroep tegen nietigverklaring van het merk AMBER

Gerecht van de Europese Unie 5 maart 2025, IEF 22583; IEFbe 3884; ECLI:EU:T:2025:203 (Summerbird A/S tegen EUIPO, Puratos). Deze zaak betreft het door Summerbird geregistreerde woordmerk AMBER. Puratos heeft bij EUIPO een verzoek tot nietigverklaring ingediend, stellende dat het merk beschrijvend is voor de betrokken goederen en diensten. De Nietigheidsafdeling heeft dit verzoek afgewezen. Puratos heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. De Kamer van Beroep heeft het beroep gedeeltelijk toegewezen en de eerdere beslissing vernietigd. De Kamer verklaarde het merk AMBER ongeldig voor alle in het verzoek genoemde goederen en diensten, op basis van het beschrijvende karakter ervan. Summerbird vordert bij het Gerecht vernietiging van deze beslissing en stelt dat de Kamer ten onrechte heeft geconcludeerd dat het merk AMBER beschrijvend is. EUIPO en Puratos verzoeken om verwerping van het beroep en veroordeling van Summerbird in de proceskosten. Het Gerecht onderzoekt de vordering van Summerbird en de argumenten van de andere partijen. Summerbird voert drie klachten aan tegen de beslissing van de Kamer van Beroep. De eerste klacht is dat de Kamer onterecht bewijsstukken heeft meegenomen die dateren van na de indiening van de merkaanvraag. Het Gerecht verwerpt deze klacht en overweegt dat latere documenten in aanmerking mogen worden genomen, voor zover deze relevant zijn om de situatie op de datum van indiening te beoordelen.