HvJ EU: verhuur van auto met radio is geen mededeling aan publiek

HvJ EU 2 april 2020; IEF 19118, IEFbe 3061; ECLI:EU:C:2020:268 (Stim en SAMI) Zie ook [IEF 18245] en [IEF 18963]. Stim en Sami zijn Zweedse organisaties voor het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten. Fleetmanager Sweden AB en Nordisk Biluthyrning AB zijn Zweedse autoverhuurbedrijven. Laatsgenoemden verhuren voertuigen aan bedrijven, die op hun beurt de voertuigen weer verhuren aan particulieren. De voertuigen zijn uitgerust met een radio. Houdt de verhuur van auto’s die standaard zijn uitgerust met een radio in dat de verhuurder van die auto’s een gebruiker is die een ‚mededeling aan het publiek’ in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 respectievelijk een ‚mededeling aan het publiek’ in de zin van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115 doet?
Uitspraak ingezonden door Eric De Gryse, Simont Braun.
Cassatie Cat/Tigercat afgewezen
Hof van Cassatie 6 maart 2020, IEFbe 3060; C.18.0366.F/1 (Cat tegen Tigercat) Merkenrecht. Het cassatieberoep tegen de arresten van het Hof van beroep te Luik van 20 maart en 6 juni 2018 [IEFbe 2523] is afgewezen.
Conclusie A-G in Cooper International Spirits e.a.

HvJ EU Conclusie A-G 18 september 2019, IEF 19105, IEFbe 3059; ECLI:EU:C:2019:755 ( Cooper International Spirits e.a.) Zie eerder [IEF 18117]. De Cour de cassation heeft bij beslissing van 26 september 2018 de behandeling van de voor hem aanhangige zaak geschorst en de volgende prejudiciële vraag gesteld: „Moeten artikel 5, lid 1, onder b), en de artikelen 10 en 12 van [richtlijn 2008/95] aldus worden uitgelegd dat een merkhouder die zijn merk nooit heeft gebruikt en wiens rechten vervallen zijn verklaard bij het verstrijken van de periode van vijf jaar vanaf de publicatie van zijn inschrijving, schadevergoeding wegens inbreuk kan verkrijgen op grond dat de wezenlijke functie van zijn merk is aangetast doordat een derde, vóór de datum de vervallenverklaring is ingegaan, een met dit merk overeenstemmend teken heeft gebruikt voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten als die waarvoor dit merk was ingeschreven?”
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen AR en de vennootschappen Cooper International, Établissements Boudier en Dalfour over vermeende inbreuken op het ingeschreven Franse merk „SAINT GERMAIN” vóór de vervallenverklaring van dit merk.
Voorwaarden HvJ EU aan cameratoezicht

HvJ EU 11 december 2019, IT 3083, IEFbe 3058; ECLI:EU:C:2019:1064 (Asociatia de Proprietari) TK, eiser in de zaak, woont in een appartement, waarvan hij eigenaar is, in gebouw M5A. Op verzoek van bepaalde mede-eigenaren van dat gebouw heeft de vereniging van eigenaren tijdens een algemene vergadering op 7 april 2016 besloten om bewakingscamera’s in het gebouw te installeren. Ter uitvoering van dit besluit zijn er drie bewakingscamera’s geïnstalleerd in de gemeenschappelijke ruimten van gebouw M5A. TK heeft zich tegen de installatie van dit videobewakingssysteem verzet, omdat dit een schending van het recht op eerbiediging van het privéleven zou vormen. De verwijzende rechter verzoekt naar aanleiding hiervan om een prejudiciële beslissing wat betreft de uitlegging van artikel 6, lid 1, onder e), en artikel 7, onder f), van richtlijn 95/46/EG en artikelen 8 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
EHRM: privacy ontslagen werknemers niet geschonden

De Grote Kamer van het EHRM 17 oktober 2019, IT 3082, IEFbe 3057(Lopez Ribalda/Spanje) Een supermarktmanager had middels een verborgen camera winkelmedewerkers gefilmd op verdenking van diefstal. De medewerkers bekenden schuld, waarna zij werden ontslagen. De medewerkers waren van mening dat hun privacy was geschonden en wendden zich tot het EHRM. In hun eerste arrest van 9 januari 2018 werd geoordeeld dat het recht op privacy van de ontslagen werknemers is geschonden. De Spaanse regering was het niet eens met de beslissing van het EHRM en verzocht om een verwijzing van de zaak naar de Grote Kamer.
Het eerdere arrest van het EHRM is vernietigd. Op haar oordeel dat de privacy van de ontslagen werknemers niet geschonden is, heeft de Grote Kamer onder andere ten grondslag gelegd dat:
(i) de video-surveillance slechts op een deel van de winkel zag,
(ii) de duur van de surveillance van 10 dagen niet langer was dan noodzakelijk om de diefstal aan het licht te brengen,
(iii) de verdenking zag op ernstig wangedrag, en
(iv) er gefilmd werd in een openbare ruimte en niet in een toilet of kleedkamer.
Artikel ingezonden door Wouter Pors, Bird & Bird.
Duitse Bundesverfassungsgericht verklaart ratificatie van UPC-verdrag nietig

Het Duitse Bundesverfassungsgericht heeft de ratificatie van het Unified Patent Court Verdrag (UPC Verdrag) nietig verklaard. Het UPC Verdrag was in de Bondsdag aangenomen met een unanieme stemming van de 35 aanwezige leden. Het Bundesverfassungsgericht heeft echter bepaald dat dit moest gebeuren met tweederde van het totaal aantal leden – dit zijn er 709. De vraag is nu of er een nieuwe stemming komt in de Bondsdag en welke procedure daarvoor gevolg moet worden. Verder zijn de materiële klachten tegen UPC Verdrag niet-ontvankelijk verklaard.
Lees ook het artikel van Wouter Pors op Twobirds.com.
BOIP: nakoming van termijnen gedurende periode van maatschappelijke beperkingen door coronavirus

Na de door de Nederlandse regering aangekondigde beperkende maatregelen in verband met het coronavirus, zal BOIP met een uiterst minimale bezetting doorwerken. BOIP is zich er van bewust dat dit ook geldt voor alle IE-professionals en ondernemers die momenteel onderhanden zijnde verzoeken en procedures bij BOIP hebben. Onder deze omstandigheden heeft BOIP besloten:
1. Vanaf 16 maart 2020 tot aan het moment waarop er redelijkerwijs weer op normale wijze kan worden gewerkt door IE-professionals en ondernemers in de Benelux-landen, zal BOIP geen verzoeken of procedures intrekken omdat een gegeven termijn niet werd gerespecteerd. Dit geldt evenzeer voor niet tijdig ingediende oppositieprocedures of niet tijdig verrichte betalingen.
2. BOIP zal op basis van de sinds 16 maart 2020 opgedane ervaringen en de maatschappelijke ontwikkelingen vaststellen wanneer er redelijkerwijs weer op normale wijze kan worden gewerkt door IE-professionals en andere ondernemers in de Benelux-landen. BOIP zal hiervoor te zijner tijd een datum (“BAU-datum”) vaststellen en deze communiceren via een nieuwe mededeling van de Directeur-Generaal.
Uitspraak ingezonden door Jeff Keustermans en Karel Janssens, & DE BANDT.
Onvoldoende bewijs voor vermoeden van inbreuk op Converse-schoen

Hof van Beroep Brussel 10 maart 2020, IEFbe 3054; 2010/KR/191 (Converse Inc tegen Carrefour Belgium) In maart 2009 heeft schoenenfabrikant Converse Inc beslag inzake namaak laten leggen op schoenen die door supermarktketen Carrefour werden verkocht. Carrefour heeft in april 2009 derdenverzet aangetekend tegen de beschikking van de Voorzitter van de toenmalige Nederlandstalige Rechtbank van Koophandel te Brussel die het verzoek tot beslag inzake namaak inwilligde. Dit derdenverzet werd toegekend, en de beschikking werd ingetrokken. Het Hof van Beroep te Brussel heeft zich op 10 maart 2020 uitgesproken over het beroep dat door Converse werd aangetekend tegen deze beslissing.
Converse had in haar verzoekschrift tot beslag inzake namaak gesteld dat zij "ontegensprekelijk had vastgesteld" dat de schoenen in kwestie namaak waren. Zij steunde zich hiervoor op een bewijs van aankoop van de schoenen, foto's van de schoenen, en een éénzijdige verklaring van een werknemer, waarin werd gesteld dat interne tests hadden aangetoond dat de schoenen namaak waren. Wat het aankoopbewijs en de foto's betreft, oordeelde het Hof dat deze geen bewijs van vermoeden van inbreuk konden leveren, aangezien er geen authenticiteitskenmerken of foto's van originele schoenen ter vergelijking werden gegeven. Wat de eenzijdige verklaring betreft, oordeelde het Hof dat de inhoud daarvan op geen enkele manier gecontroleerd kon worden. Bovendien stemden de schoenen in de verklaring niet helemaal overeen met de aangekochte schoenen, dus was de verklaring ook niet betrouwbaar. De bewijzen die door Converse werden aangebracht waren dus niet voldoende om een vermoeden van inbreuk of dreiging van inbreuk te bewijzen. Bijgevolg heeft het Hof het beroep van Converse afgewezen.
Artikel ingezonden door Raoul Waterman, Bird & Bird.
Raoul Waterman: conclusie A-G over netneutraliteit en zero-rating
Op 4 maart 2020 is een conclusie gepubliceerd van Advocaat-Generaal (“AG”) Sánchez-Bordona van het Hof van Justitie van de Europese Unie (“HvJ”) over netneutraliteit en zero-rating. De zaak die aan het HvJ is voorgelegd heeft betrekking op twee mobiele telefonie-abonnementen van de Hongaarse aanbieder van telecommunicatiediensten Telenor. Beide abonnementen hadden een datalimiet maar het gebruik van bepaalde applicaties telde niet mee voor het dataverbruik. Dit soort abonnementen worden “zero-rated” abonnementen genoemd. Daarnaast was voor beide abonnementen kenmerkend dat na het bereiken van de datalimiet de snelheid van het dataverkeer in grote mate vertraagd werd, behalve voor de zero-rated applicaties. De AG van het HvJ concludeert nu dat dit soort zero-rated abonnementen in strijd is met de Europese regels omtrent netneutraliteit.
BOIP: nakoming termijnen gedurende beperkingen door coronavirus

Na de door de Nederlandse regering aangekondigde beperkende maatregelen in verband met het coronavirus, zal BOIP met een uiterst minimale bezetting doorwerken. BOIP is zich er van bewust dat dit ook geldt voor alle IE-professionals en ondernemers die momenteel onderhanden zijnde verzoeken en procedures bij BOIP hebben. Onder deze omstandigheden heeft BOIP besloten:
1. Vanaf heden tot en met het einde van de opgelegde maatschappelijke beperkingen in de Benelux-landen, zal BOIP geen verzoeken of procedures intrekken omdat een gegeven termijn niet werd gerespecteerd.
2. Nadat deze periode is beëindigd zal er voor alle verzoeken en procedures waarvoor geldt dat de termijnen op dat moment zijn verstreken of deze op dat moment minder dan een maand bedragen, een extra termijn van een maand worden gegeven. Deze maand zal worden gerekend vanaf het moment dat er in de Benelux-landen geen maatschappelijke beperkingen meer gelden. BOIP zal te zijner tijd hiervoor een datum vaststellen en deze communiceren via een nieuwe mededeling van de Directeur Generaal.
3. BOIP is niet in staat voor alle individuele verzoeken en procedures een nieuwe termijn te communiceren. Deze mededeling treedt dan ook in plaats van mededelingen per specifiek geval.