HvC over schadevergoeding bij inbreuk auteursrecht

Hof van Cassatie van België 30 november 2023, IEFbe 3730; ECLI:BE:CASS:2023:ARR.20231130.1N.11, C.22.0383.N (Bestlease tegen Weblications) Verweerster was sinds 1983 actief in het leasen van bedrijfswagens. De firma werd in juni 2018 overgenomen. Tweede eiseres werd in 1989 opgericht. Zij ontwikkelde een softwarepakket specifiek bedoeld voor de sector van de autoleasing. Sinds 1999 was er een samenwerking ontstaan tussen tweede eiseres en verweerster. Tweede eiseres zou maatwerksoftware ontwikkelen voor verweerster. Ingevolge verschillende wanprestaties die verweerster aan eerste eiseres verweet, heeft zij de overeenkomst per aangetekend schrijven en per e-mail van 23 september 2008 ontbonden. Bij vonnis van 31 december 2013 heeft de rechtbank van koophandel Kortrijk voor recht verklaard dat de overeenkomst van 20 juli 2007 op 23 september ex nunc is ontbonden ten laste van verweerster. De appelrechters stellen vast dat verweerster ten aanzien van eerste eiseres ingevolge de ontbinding van de overeenkomst over een vordering beschikt ten belope van € 229.446,79 en dat eerste eiseres wegens schending van haar auteursrechten over een vordering op verweerster beschikt van € 105.101,39. Na gerechtelijke schuldvergelijking wordt eerste eiseres veroordeeld tot betaling aan de tegenpartijen van een bedrag van € 124.345,40, meer interesten. De hoogte van de vergoeding wegens inbreuk op auteursrechten is in cassatie in discussie.