Zone 80
Hof van Beroep Luik 10 januari 2011, Rolnr. 2006/RG/201 (ASBL Zone 80)
België. Auteursrecht radiopiraten. Een amateur radiostation (vzw) 'ZONE 80' zendt muziek uit zonder toestemming van de auteurs (lees: geen auteursrechten betalen). Hierdoor ontstaat er namaak (in de ruime zin van het woord), waardoor de auteurs op basis van art. 1382 BW de integrale vergoeding van hun schade (berekend aan de hand van de gebruikelijke tarieven van SABAM) kunnen bekomen. Daarenboven wordt een schadevergoeding van een extra 20% boven deze tarieven toegewezen, op basis van de de géografische reikwijdte van de zending en tercompensatie van de schending van het moreel recht van de auteurs.
Het enige argument dat de radiozender opwerpt is dat de betaling van deze auteursrechten zeer hoge kosten met zich meebrengen voor de organisators van een amateur radio. Dit is in deze kwestie weinig relevant.
Verder handelt het arrest over de verdeling van de aansprakelijkheid tussen de VZW en de zaakvoerder. Op te merken is dat de zaakvoerder al aan het uitzenden was alvorens de statuten van de VZW gepubliceerd werden. Voor de schade die voortvloeit uit deze periode is hij alleen aansprakelijk, voor de schade nadien is de VZW in principe aansprakelijk.
Maar zelfs na het ontstaan van de VZW kan de zaakvoerder aansprakelijk zijn t.a.v. derden indien hij een quasi-delictuele fout begaat (in de zin van art. 1382 BW).
De rechter in eerste aanleg beslist dus terecht tot een veroordeling in solidum van de schadevergoeding en kosten.
Ni P. B., ni l'ASBL n'a demandé et obtenu l'autorisation des auteurs dont les œuvres ont été diffusées sur les fréquences utilisées par cette radio amateur alors qu'aux termes de l'article 1er de la loi du 30 juin 1994 l'auteur d'une œuvre littéraire ou artistique a seul le droit de la reproduire et d'en autoriser la reproduction comme aussi de la communiquer au public par un procédé quelconque."
"Les atteintes portées au monopole de l'auteur constituent la contrefaçon. Faute aquilienne, la contrefaçon est classiquement sanctionnées devant les juridictions civiles par l'action quasi-délictuelle en dommages et intérêts"
"La contrefaçon est patente et les appelants entendent s'en affranchir uniquement en arguant de l'importance des frais à couvrir par les organisateurs d'une telle radio, tous bénévoles, ce qui n'est pas une excuse."
"Les appelants sont tenus de réparer le dommage qu'ils ont causé. L'article 1382 du Code civil oblige l'auteur d'une faute à réparer intégralement le dommage causé par celle-ci, le juge appliquant correctement cette disposition en procédant à une évaluation concrète du dommage qui en résulte pour la SABAM ( voir Cass 2.4.2008, Pas 2008, I, 807 ). Les tarifs des sociétés de gestion constituent un outil de référence fiable puisqu'ils reflètent les usages ayant cours dans la profession ( Bruxelles 27.4.2007, JLMB 2007, p. 1774 ). L'indemnité complémentaire de 20 % réclamée en sus du tarif proposé par l'intimée sur base de l'aire géographique de la diffusion peut se justifier. Elle sanctionne l'atteinte portée au droit moral de l'auteur ainsi que les démarches nécessaires à voir établir les fautes reprochées au contrefacteur."
"Pour la période antérieure à la création de l'ASBL, seul P. B. est fautif et tenu des dommages et intérêts."
"Dès lors que l'ASBL était constituée, elle est responsable des fautes imputables aux organes par lesquels s'exerce sa volonté. Il s'agit d'une responsabilité délictuelle fondée sur l'article 1382 du Code civil."
"Vis-à-vis des tiers, la responsabilité personnelle de l'administrateur peut également être engagée lorsque la faute commise est de nature quasi-délictuelle (...). A bon droit, le premier juge a donc appliqué la sanction solidairement aux appelants pour la période antérieure à la régularisation avenue en 2005 par la signature d'une convention avec l'intimée."
Een als merk beschouwd teken
Benelux Gerechtshof, 23 december 2010, A 2009/3/14, BVBA D. Engels tegen GmbH Daewoo Electronics Europe (prejudiciële vragen Hof van Cassatie van België).
Merkenrecht. Engels ziet haar beeldmerk DE (afbeelding boven) op eis van Daewoo vervallen verklaard wegens niet-gebruik en beroept zich vervolgens op artikel 10bis sub 3 Unieverdrag van Parijs, stellende dat het gebruik van het teken DE door Daewoo (afbeelding onder) als aanduiding van de onderneming zelf verwarringwekkende oneerlijke mededing zou zijn. Kan de houder van een vervallen merk bescherming genieten op grond van andere wettelijke bepalingen, in het bijzonder artikel 10bis Unieverdrag? Het BenGH oordeelt dat de inschrijving als merk een voorwaarde vormt voor de ontvankelijkheid van alle aanspraken op bescherming van een als merk beschouwd teken.
“Degene die artikel 10bis Unieverdrag inroept ter bescherming van een teken dat als merk kan worden beschouwd, moet zich kunnen beroepen op een inschrijving van het door hem gedeponeerde merk. De betrokken bepalingen van het BVIE staan er evenwel niet aan in de weg dat de houder van een merk dat niet is ingeschreven of waarop het recht ingevolge het eenvormige Beneluxrecht vervallen is, de bescherming inroept van het gemene recht tegen gedragingen die oneerlijke mededinging opleveren als bedoeld in artikel 10bis, lid 3, 1º, Unieverdrag, indien het gebruik van dat merk of een daarmee overeenstemmend teken onderdeel vormt van de verwarringwekkende gedragingen.”
(...) Het Benelux-Gerechtshof, uitspraak doende op de door het Hof van Cassatie van België in zijn arrest van 3 april 2009 gestelde vraag, verklaart voor recht:
“Artikel 12 BMW, enerzijds, artikel 2.19, lid 1, BVIE, anderzijds, in samenhang gelezen met artikel 4.8 BVIE, moeten zo worden uitgelegd dat de houder van een merk dat op grond van het eenvormige Beneluxrecht vervallen is, geen bescherming kan verlangen tegen het enkele gebruik van dat teken door een onderneming die verwarring sticht door dat teken te gebruiken.”
Lees het arrest hier (tweetaling, Frans/Nederlands) of hier (Nederlands). Eerdere conclusie AG hier.
Een dergelijk beschrijvend gebruik
Voorzitter Rechtbank van Koophandel te Brussel, N.V. J. van Ratingen tegen N.V. Nova International & B.V. Princes Household Appliances (met dank aan Kristof Neefs & Paul Maeyaert, Altius).
Merkenrecht. Beschrijvend gebruik. De vordering op basis van de samengestelde TURBO SAFE FRYING merken (hieronder links afgebeeld) tegen het gebruik van de tekens “turbo frit” (rechts afgebeeld) en “turbo fryer” door Nova International resp. Princess wordt afgewezen op grond van artikel 2.23.1 BVIE en artikel 12 GMVo. “Een mooie illustratie van het feit dat wij in België onze frietjes au sérieux nemen”, aldus de inzendende advocaat.
“Aldus kan de merkhouder derden niet verbieden het merk te gebruiken als beschrijvende aanduiding inzake soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten. Een dergelijk beschrijvend gebruik doet immers geen afbreuk aan de commerciële herkomstaanduidende functie van het merk.
Meer bepaald willen genoemde bepalingen voor alle marktdeelnemers de mogelijkheid waarborgen om beschrijvende aanduidingen te gebruiken. Deze bepalingen vormen dus een uitdrukking van de vrijhoudingsbehoefte.
(…) In casu betreffen de door eiseres op hoofdeis aangevochten tekens – de tekens “TURBO FRIT” en “TURBO FRYER”, dan wel enig teken dat “TURBO” omvat – puur beschrijvende aanduidingen die verband houden met de kenmerken van de door verweersters op hoofdeis verhandelde waren, namelijk friteuses.
De term “FRYER“ is de Engelse term voor een frituurpan. De term “FRIT” is de Franse term voor friet. De term “TURBO”, die normaal gebruikt wordt als eerste element van samengestelde woorden die mechanismen, roterende motoren aanduiden – van het Latijnse turbo, turbinis “circulaire beweging” – of als afkorting van de woorden turbomotor of turbogenerator is per extensie een synoniem geworden van snelheid en efficiëntie."
Blijkt aldus dat het door eiseres op hoofdeis aangevochten gebruik van de litigieuze tekens louter beschrijvend is, zodat zij haar concurrenten dit gebruik niet kan verbieden.”
Eiser beroept zich m.b.t. de beweerde verwarringwekkende reclame door het gebruik van het teken “turbo”eveneens op Wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming. Bij de beoordeling van deze verwarring wijst de rechter erop dat de aanwezigheid van de hoofdmerken van verweersters bij de gewraakte tekens verwarring uitsluit:
“Onterecht argumenteert eiseres op hoofdeis dat het gebruik van de tekens “TURBO FRIT” en “TURBO FRYER” bij de gemiddeld aandachtige consument misleiding/verwarring zou veroorzaken, nu deze er verkeerdelijk van zou uitgaan dat de friteuses afkomstig zijn van eiseres op hoofdeis.
De tekens “TURBO FRIT” en “TURBO FRYER” worden namelijk nooit individueel, maar steeds samen met het teken “NOVA” respectievelijk “PRINCESS” gebruikt. In de ogen van de gemiddeld aandachtige consument zal er derhalve nooit verwarring ontstaan.”
Lees het vonnis hier (N.B: hoger beroep is nog mogelijk).
Gebrek aan titulariteit
Voorzitter Rechtbank van Koophandel Antwerpen, beschikking van 28 september 2010, NV Zeeman Textiel Supers tegen NV Carodel (met dank aan Klos Morel Vos & Schaap).
(Belgisch) Auteursrecht. Nederlandse eiseres Zeeman stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrechten m.b.t. enkele kledingstukken uit de zomercollectie 2009. Aardig detail: gedaagde zou de inbreukmakende kledingstukken verkopen onder het merk ‘Knot So Bad’. Blijkens het vonnis is in Nederland een parallelle procedure aanhankelijk. Herroeping van gewijsde van de eerdere (ex parte) beschikking tot beslag. Carodel heeft zich ten onrechte beroepen op het ‘vermoeden van titulariteit’.
"CARODEL heeft wel degelijk bedriegelijke kunstgrepen gebruikt om de Voorzitter van de rechtbank van koophandel te misleiden en aldus een gunstige beslissing te bekomen CARODEL deed zich bij het neerleggen van het verzoekschrift voor als auteursrechthebbende, terwijl zij over voldoende gegevens beschikte, minstens kon beschikken, om zelf deze hoedanigheid in twijfel te trekken (eens geconfronteerd met de eigenlijke auteur). (…) De ingrijpendheid van de maatregel wordt nog versterkt door het gegeven dat de maatregelen éénzijdig worden gevraagd. Het niet voldoende nagaan van haar rechten, minstens het nalaten de rechten omtrent de onzekerheid in te lichten, wordt dan ook als eer dusdanige tekortkoming (verdoezelen) beschouwd dat dit als bedrog dient gekwalificeerd te worden."
De oorspronkelijke beschikking wordt derhalve vernietigd waar het de beschrijvende en bewarende maatregelen met betrekking tot de ‘Girls cardigan’ (afbeelding: links Zeeman, rechts Carodel) betreft.
Wat betreft de ‘Boys t-shirt’ en ‘Boys polo’ oordeelt de voorzitter echter dat de vordering tot herroeping ontoelaatbaar is, aangezien “geen specifieke bijkomende (ontdekte) elementen” werden aangedragen.
Lees het vonnis hier.
Evenwel in primordiale orde
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, 8 juli 2010, A/10/5374, Belgian Anti-Piracy Federatie (BAF) tegen Telenet & Belgacom (met dank aan John Allen, NautaDutilh)
Auteursrecht. Belgische zaak die doet denken aan het lopende geschil tussen Brein en Ziggo. Eiser BAF “vraagt aldus verweerders in hun hoedanigheid van ISP, te bevelen de websites van "The Pirate Bay" ontoegankelijk te maken voor hun klanten middels DNS blocking, en dit teneinde verdere schade in te dijken in afwachting van een uitspraak ten gronde.”
Vorderingen voorshands afgewezen: “Gelet op de lange periode dat "Pirate Bay" reeds actief is zonder dat eiseres daadkrachtig is opgetreden en gelet op de onduidelijkheid omtrent de rechten in de positie van partijen, rijst de vraag naar de opportuniteit van de gevorderde maatregel, aan wiens effectiviteit dan nog getwijfeld wordt, terwijl een uitspraak ten gronde binnen afzienbare tijd kan verwacht worden.” In citaten:
Eiseres stelt dat acties tegen de oprichters van "Pirate Bay" dan wel de hosting providers (die de problematische gegevens opslaan) onvoldoende en inefficiënt zijn en tracht dus de auteursrechten te beschermen door huidige procedure lastens de internettoegangsleveranciers die de inbreuken mogelijk maken en zij beoogt de toegang tot de websites van "Pirate Bay" onmogelijk te maken;
IN RECHTE
(…) Zij vraagt aldus verweerders in hun hoedanigheid van ISP, te bevelen de websites van "The Pirate Bay" ontoegankelijk te maken voor hun klanten middels DNS blocking, en dit teneinde verdere schade in te dijken in afwachting van een uitspraak ten gronde;2. Ingevolge art. l 9 § 2 Ger.W. kan de rechter een voorafgaandelijke maatregel bevelen teneinde de toestand van partijen voorlopig te regelen maar deze maatregel mag - net zoals in kortgeding - de grond van de zaak niet raken zodat hij geen uitspraak mag doen over de ernstig betwiste rechten van partijen terwijl de maatregel opportuun en proportioneel moet zijn (…);
Verweerders betwisten hun aansprakelijkheid ten gronde op grond van specifieke wetgeving zodat het recht van partijen ten zeerste betwist is: het is hic et nunc volstrekt niet duidelijk in welke mate verweerders gehouden zijn;
Daarnaast rijst, evenwel in primordiale orde, de vraag naar het belang van de gevorderde maatregel;
Inderdaad blijkt dat de gewraakte "Pirate Bay" constructie kennelijk al bestaat sinds 2003, dat sindsdien in verschillende landen (gerechtelijke) acties werden ondernomen tegen het systeem, dat in 2009 besprekingen hebben plaatsgevonden tussen huidige gedingvoerende partijen met het oog op een minnelijke regeling echter zonder resultaat, dat eiseres pas is opgetreden middels dagvaarding dd. l l juni 2010, dat de zaak ten gronde zal worden behandeld in november 2010;
Daarnaast blijkt de gevraagde DNS blocking vrij gemakkelijk technisch te omzeilen (zie besluiten verweerders);
Gelet op de lange periode dat "Pirate Bay" reeds actief is zonder dat eiseres Daadkrachtig is opgetreden en gelet op de onduidelijkheid omtrent de rechten in de positie van partijen, rijst de vraag naar de opportuniteit van de gevorderde maatregel, aan wiens effectiviteit dan nog getwijfeld wordt, terwijl een uitspraak ten gronde binnen afzienbare tijd kan verwacht worden.
Lees het vonnis hier.
Een verkeerde voorstelling van zaken
Gerecht EU 1 juli 2010, zaak T-321/05 (AstraZeneca tegen Europese Commissie)
Mededinging. Octrooirecht. Bijzonder omvangrijk arrest over het door AstraZeneca “systematisch en opzettelijk een verkeerde voorstelling van zaken geven aan octrooigemachtigden, nationale rechters en octrooibureaus, om aanvullende beschermingscertificaten te verkrijgen voor hun geoctrooieerde product ‘omeprazole’, de werkzame stof in het geneesmiddel ‘Losec’.” Het Gerecht bevestigt het oordeel van de Commissie grotendeels, maar verlaagt de boete, 60 miljoen naar 52.5 miljoen euro.
895 Gelet op deze elementen dient te worden geoordeeld dat de Commissie de feiten niet onjuist heeft gekwalificeerd door zich op het standpunt te stellen dat de handelingen van AZ in Duitsland, België, Denemarken, Noorwegen, Nederland en het Verenigd Koninkrijk één enkele voortdurende inbreuk vormden. Deze handelingen hadden immers in deze verschillende lidstaten tot doel, ABC’s te verkrijgen waarop AZ geen recht had of slechts voor een kortere periode recht had. De misleidende verklaringen die ten overstaan van de verschillende nationale autoriteiten zijn afgelegd waren bovendien in zekere mate onderling vervlochten, in die zin dat de reacties van het octrooibureau of de gerechtelijke autoriteiten in één land de houding van de autoriteiten in de andere landen konden beïnvloeden en dus de positie van AZ als houdster van ABC’s in deze landen konden aantasten.
(…) 905. Voor zover het Gerecht evenwel in de punten 840 tot en met 861 hierboven heeft geoordeeld dat de Commissie niet rechtens genoegzaam heeft bewezen dat de intrekking van de vergunningen voor het in de handel brengen in het kader van het tweede misbruik van machtspositie de parallelimport in Denemarken en Noorwegen heeft kunnen verhinderen of beperken, dient het uitgangsbedrag dienovereenkomstig te worden verlaagd. (…)
Het leven is beter in bed
Rechtbank van koophandel te Brussel, 23 april 2010, Meubelen Peeters. Van Leeuw. tegen Intres Belgium (met dank aan Paul Maeyaert, Altius).
Merkenrecht. Stukgelopen samenwerking. Woord- en beeldmerken SLEEPY ('het leven is beter in bed') & SLEEPING. Toepassing van het Bellure-arrest (“duidelijk sprake van exploitatie en meeliften op de bekendheid”). Staking wordt bevolen, ondanks het feit dat de rechtbank de schade niet bewezen acht. De rechtbank acht het meeliften nog versterkt doordat de inbreukmaker een voormalige franchisenemer van de merkhouder was (“ten onrechte de indruk wekt dat er een commerciële band bestaat tussen de betrokken partijen”). Hoger beroep is nog mogelijk.
10. (…) De dominante positie van de term "SLEEPING" en het feit dat enkel de firmanaam wordt toegevoegd, leidt ertoe dat het publiek het gedeelte "by PEETERS. (-) VAN LEEUW." nooit zal gebruiken om naar de winkel te verwijzen. Bijgevolg staat de overeenstemming tussen de SLEEPY-merken en het teken - zelfs met toevoeging van de firmanaam "by PEETERS. (-) VAN LEEUW. - onbetwistbaar vast.
11. In onderhavig geval staat vast dat eiseres op hoofdeis door het gebruik van het sterk gelijkende teken "SLEEPING by PEETERS. (-) VAN LEEUW." ongerechtvaardigd voordeel haalt uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van de SLEEPY-merken.
Er is in casu duidelijk sprake van exploitatie en meeliften op de bekendheid van de SLEEPY-merken, waarbij eiseres op hoofdeis misbruik maakt van de reputatie die eiseres in tussenkomst heeft opgebouwd en zonder enige financiële vergoeding of zonder daarvoor passende inspanningen te moeten leveren, voordeel haalt uit de commerciële inspanningen die eiseres in tussenkomst meerdere decennia lang heeft geleverd om het imago van de SLEEPY-merken te creëren en te onderhouden.
Het aspect van het meeliften wordt nog versterkt door het feit dat eiseres op hoofdeis voorheen franchisenemer van verweerster op hoofdeis was.
(…)
Het is duidelijk dat eiseres op hoofdeis de SLEEPY-merken en het teken "SLEEPING" niet voor louter beschrijvende doeleinden gebruikt, maar wel ter onderscheiding van waren en diensten. Bovendien bestaan er andere gangbare en beschrijvende termen om aan te duiden dat in de winkel van eiseres op hoofdeis onder andere slaapartikelen worden aangeboden en is er dus geen enkele reden om de geldige SLEEPY-merken dan wel een sterk gelijkend teken te gebruiken. Eiseres op hoofdeis kan zich perfect manifesteren op de markt met gebruik van andere termen.
Eiseres op hoofdeis kan bijgevolg niet ernstig ontkennen dat zij door haar gebruik van de litigieuze tekens ten onrechte de indruk wekt dat er een commerciële band bestaat tussen de betrokken partijen en dat zij minstens een ongerechtvaardigd voordeel put uit de reputatie van de SLEEPY-merken, aangezien de potentiële koper van SLEEPYproducten ten onrechte zal geloven dat zij deze aanbiedt, terwijl zij in wezen producten van concurrerende merken te koop aanbiedt.
Lees de uitspraak hier.
Een beslag tot namaak
Rechtbank van Koophandel Brussel, beschikking van 8 april 2010, N.V. Carrefour Belgium tegen Converse Inc. (met dank aan Hein-Piet van Boxel, Novagraaf)
Merkenrecht. Auteursrecht. Parallelimport. België. Opheffing beslag bij Carrefour op gesteld inbreukmakende All Star sportschoenen. “Dat de door Converse aangevoerde aanwijzingen gedeeltelijk onjuist waren, gedeeltelijk te weinig betrouwbaar om een beslag tot namaak toe te staan.”
“Dat hieruit moet besloten worden dat de uitspraakdoende Voorzitter misleid werd;
Dat dit twijfels doet rijzen aangaande de ingeroepen namaak die gehandhaafd wordt betreffende de twee overblijvende types van schoenen; dat deze twijfel versterkt wordt door de verklaring van de deskundige dat haar geen enkel stuk werd voorgelegd met betrekking tot de testen van Converse op namaak en de beweerde resultaten van die testen; dat zij hieraan toevoegt dat voor zover zij dit met het blote oog kan uitmaken de beweerd nagemaakte schoenen identiek zijn aan de schoenen die beweerdelijk origineel zijn;
Dat hieruit dient besloten te worden dat de door Converse aangevoerde aanwijzingen gedeeltelijk onjuist waren, gedeeltelijk te weinig betrouwbaar om een beslag tot namaak toe te staan;
Overwegende dat volledigheidshalve dient te worden vastgesteld dat het verloop der expertise heeft aangetoond dat de drijfveer van Converse blijkbaar het blootleggen van een mogelijke illegale parallelimport was;
Dat het ons in het kader van een derdenverzet tegen een beschikking waarin geen sprake was van een dergelijke parallelimport niet behoort hierover een uitspraak te doen vermits het verzoek dit niet viseerde.
Lees de beschikking hier.
Geen luxeproducten
Rechtbank van Koophandel Brussel, 17 maart 2010, A.R. 2008/09126, Mitsubishi Shoij Kaisha Ltd c.s. tegen N.V. Duma c.s. (met dank aan Jeff Keustermans, De Bandt Keustermans & Van den Brande)
Merkenrecht. Parallimport. Geen merkinbreuk door volledige debranding nieuwe Mitsubishi vorkheftrucks. Geen reputatieschade door verwijderen merk (vorkheftrucks zijn geen luxeproducten). Geen wijziging of verslechtering van de toestand van de waren door debranding. Geen inbreuk door metattag, het staat gedaagde vrij reclame te maken voor haar producten. Beroep is vanzelfsprekend nog mogelijk.
24. Verweersters voeren aan dat zij binnen de E.E.R. geen vorkheftrucks van het merk Mitsubishi verkopen. Zij 'debranden' de vorkheftrucks van Mitsubishi onder douaneentrepot waarna zij nieuwe vorkheftrucks onder een eigen merk GSI invoeren in de E.E.R. waarop het merk Mitsubishi niet langer voorkomt.
29. Uit de stukken van het dossier blijkt bovendien dat, in tegenstelling tot wat eiseressen beweren in hun conclusie, verweersters er wel in slagen om alle Mitsubishi merken van de betreffende vorkheftrucks te verwijderen. Verweersters tonen met een proces-verbaal van vaststelling door de gerechtsdeurwaarder (stuk A.45 bundels verweersters) aan dat de vorkheftrucks wel degelijk volledig gedebrand kunnen worden. Vanzelfsprekend hebben verweersters niet de toestemming nodig van eiseressen om de goederen te debranden.
31. De door eiseressen aangehaalde rechtspraak en rechtsleer dat de reputatie van het merk geschaad wordt door een vernielde verpakking is om twee redenen niet van toepassing: vorkheftrucks zijn geen luxeproducten in een dure verpakking (zoals parfums) en verweersters verwijderen alle Mitsubishi merken van de vorkheftrucks en brengen een eigen benaming aan.
Lees de uitspraak hier.
De ongeclausuleerde verkoop van 7.000 bomen
Hidde Koenraad, Vondst Advocaten: (Voorpublicatie,Noot bij arrest Hof van Cassatie van België d.d. 25 februari 2010, (Greenstar-Kanzi / Hustin c.s.) nog te verschijnen in de Gazette Raad voor de Plantenrassen).
“Het Hof van Cassatie heeft in deze casus aanleiding gezien om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) over de uitleg van Verordening 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht.
Het Hof overweegt enerzijds dat uit een tweetal merkenrechtelijke uitspraken van het HvJ EU zou volgen dat een merkhouder zich – nadat de waren met zijn toestemming in de handel zijn gebracht – ingevolge de uitputting van zijn recht slechts in bepaalde omstandigheden kan verzetten tegen de verhandeling ervan door een derde, ook al blijkt dat de licentiehouder van het merk bij de verhandeling met deze derde handelde in strijd met een bepaling van de licentieovereenkomst. Volgens het Hof van Cassatie valt niet uit te sluiten dat artikel 16 Verordening 2100/94 inzake de uitputting van het kwekersrecht op analoge wijze moet worden uitgelegd. Anderzijds overweegt het Hof van Cassatie, onder verwijzing naar de eerste overweging van de considerans van Verordening 2100/94, dat plantenrassen specifieke problemen met zich meebrengen op grond waarvan wellicht minder snel uitputting aangenomen moet worden.
In de onderhavige zaak staat vast dat Nicolaï - door bij de verkoop van de 7.000 appelbomen Hustin niet de teelt- en/of marketinglicentie te laten aanvaarden - in strijd heeft gehandeld met (een beperkende verplichting uit) de licentieovereenkomst. (…) Anders dan het Hof van Cassatie overweegt, blijkt uit de in het arrest aangehaalde uitspraak Copad/Dior mijns inziens dus duidelijk dat bij schending door een licentiehouder van de in de wet opgesomde c.q. wezenlijke verplichtingen uit een licentieovereenkomst, géén uitputting kan worden aangenomen.`