BOIP 2030: A strategic vision for IP services and awareness across the Benelux

The Benelux Office for Intellectual Property (BOIP) has unveiled its new strategic plan, BOIP 2030, setting a clear course for the future of IP services, and trademarks in designs in particular, in the Benelux region. With a strong focus on service excellence, legal quality, and raising IP awareness, the plan aims to address the main concerns of businesses and legal professionals in the Benelux. BOIP Delivers, Connects and Commits are the three strategic themes that will guide the Benelux IP office's actions towards 2030. Developed in close collaboration with a broad network of stakeholders—including IP authorities, practitioners, legal experts, and business representatives—BOIP 2030 reflects the needs and expectations of the IP ecosystem.
Geen verwarringsgevaar tussen MAY TEA en МАЙСКИЙ ЧАЙ

Gerecht van de Europese Unie 26 februari 2025, IEF 22567; IEFbe 3880; ECLI:EU:T:2025:181 (Schweppes International Ltd tegen EUIPO, May OOO). May OOO heeft bij het EUIPO een verzoek tot nietigverklaring ingediend van de EU-beeldmerken MAY TEA, op basis van oudere registraties van de beeldmerken МАЙСКИЙ en het woordmerk МАЙСКИЙ ЧАЙ, en heeft zich daarbij beroepen op verwarringsgevaar. De Kamer van Beroep heeft de nietigverklaringsverzoeken toegewezen en de merken ongeldig verklaard. Schweppes heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissingen bij het Gerecht en betoogd dat er geen sprake is van verwarringsgevaar tussen de merken. Het Gerecht beoordeelt de door de Kamer van Beroep gehanteerde maatstaven en bevestigt dat het relevante publiek in dit geval het Letse publiek omvat, met name degenen die zowel Engels als Russisch spreken of een basiskennis van deze talen hebben. De Kamer heeft vastgesteld dat deze consumenten de termen "майский чай" en "may tea" als synoniemen beschouwen en daarom de merken conceptueel identiek vinden. Op basis daarvan heeft de Kamer geoordeeld dat deze conceptuele identiteit volstaat om de visuele en fonetische verschillen tussen de merken te compenseren en dat er verwarringsgevaar bestaat. Schweppes voert echter aan dat de Kamer een onjuiste beoordeling heeft gemaakt door te veronderstellen dat een deel van het Letse publiek de Engelse en Russische woorden voor "mei-thee" als direct uitwisselbaar beschouwt. Volgens Schweppes is er geen directe associatie, aangezien de consument een vertaling zou moeten maken en bovendien rekening zou moeten houden met de verschillende alfabetten. Daarnaast wijst Schweppes op de significante visuele en fonetische verschillen tussen de merken, die volgens haar het risico op verwarring wegnemen.
Geen schending BOB 'Port' door merk 'Quevedo Port'

Gerecht van de Europese Unie 26 februari 2025, IEF 22571; IEFbe 3882; ECLI:EU:T:2025:182 (IVDP tegen EUIPO, Vinoquel- Vinhos Oscar Quevedo, Lda.) Het Instituto dos Vinhos do Douro e do Porto, IP (IVDP) heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de Kamer van Beroep van het EUIPO. Het geschil betreft de aanvraag van Vinoquel- Vinhos Oscar Quevedo, Lda. om registratie van het Uniemerk "Quevedo Port" voor producten in klasse 29 (olijfolie) en klasse 33 (wijn). IVDP diende oppositie in, gebaseerd op de beschermde oorsprongsbenaming (BOB) "Porto" of "Port", die is geregistreerd voor wijn. De oppositieafdeling van het EUIPO verwerpte de oppositie. IVDP stelde vervolgens beroep in bij de Kamer van Beroep, die het beroep heeft verworpen. De Kamer oordeelde dat de overeenkomsten tussen de tekens onvoldoende zijn om als direct of indirect commercieel gebruik van de BOB te kwalificeren. Het achtte tevens onwaarschijnlijk dat "Quevedo Port" de BOB oproept in de geest van het relevante publiek. IVDP verzoekt het Gerecht de beslissing van de Kamer te vernietigen en de inschrijving van "Quevedo Port" voor olijfolie te weigeren.
Merkregistratie eBilet terecht geweigerd wegens beschrijvend karakter

Gerecht van de Europese Unie 26 februari 2025, IEF 22564; IEFbe 3878; ECLI:EU:T:2025:184 (eBilet Polska tegen EUIPO). eBilet Polska heeft bij het EUIPO een aanvraag ingediend voor de inschrijving van het beeldmerk "eBilet" voor verschillende goederen en diensten, waaronder software, tickets, detailhandelsdiensten en reserveringsdiensten voor entertainment en reizen. De onderzoeker van het EUIPO heeft de aanvraag gedeeltelijk geweigerd, omdat het merk als beschrijvend werd beschouwd en geen onderscheidend vermogen had. Verzoekster heeft daarop beroep ingesteld bij het EUIPO. De Kamer van Beroep heeft het beroep verworpen en geoordeeld dat het merk "eBilet" beschrijvend is, omdat het direct de soort en het beoogde gebruik van de betrokken goederen en diensten aanduidt, evenals de manier waarop de diensten worden aangeboden. Daarnaast heeft de Kamer van Beroep geoordeeld dat het merk niet onderscheidend is, omdat het relevante publiek het niet zal beschouwen als een aanduiding van commerciële herkomst.
Nieuw verschenen bij deLex: Case law - Court of Appeal of the UPC 2023-2024 van Willem Hoyng

In Case law - Court of Appeal of the UPC 2023-2024 biedt Prof. Willem Hoyng een volledig overzicht van alle uitspraken van het Court of Appeal sinds de start van het Unified Patent Court in 2023 tot en met 1 januari 2025. De uitspraken worden chronologisch besproken en aangevuld met een handige verwijzing naar de toepasselijke Rules of Procedure. Daarnaast bevat het boek een caselijst, een overzicht van definitieve beslissingen in voorlopige voorzieningen en een trefwoordenregister. Een onmisbare gids voor iedereen die zich bezighoudt met het UPC.
Voor meer informatie en bestellen kunt u de deLex shop bezoeken.
HvJ EU: artikel 24.4 Brussel I bis-Verordening ziet alleen op geldigheid, niet op inbreuk

HvJ EU 25 februari 2025, IEF 22563, IEFbe 3877; ECLI:EU:C:2025:108 (BSH Hausgeräte tegen Electrolux). BSH is houder van een Europees octrooi dat een met stofzuigers verband houdende uitvinding beschermt. De geldigverklaring van dit octrooi heeft in verschillende staten waaronder Zweden en Turkije geleid tot verlening van een nationaal octrooi. BSH is een inbreukprocedure tegen Electrolux (gevestigd in Zweden) gestart voor de Zweedse rechter, wegens inbreuk op alle nationale gedeelten van het Europees octrooi. Electrolux heeft vervolgens aangevoerd dat de inbreukvorderingen op andere nationale gedeelten van het Europese octrooi dan het Zweedse gedeelte niet-ontvankelijk waren. De inbreukvordering zou beschouwd moeten worden als een geschil inzake ‘de geldigheid van octrooien’ in de zin van artikel 24.4 Brussel I bis-Verordening. Krachtens deze bepaling zijn de gerechten van de buitenlandse lidstaten waar de octrooien geldig zijn verklaard bevoegd, en voor deze buitenlandse octrooien zou de Zweedse rechter dus onbevoegd zijn. De Zweedse rechter heeft zich op grond van artikel 24.4 en artikel 27 Brussel I bis-Verordening onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen wegens inbreuk op in andere lidstaten dan Zweden geldig verklaarde octrooien. Dit is ook gedaan ten aanzien van het in Turkije geldig verklaarde octrooi.
Geen overeenstemming tussen waren: verzoek tot nietigverklaring terecht afgewezen

Gerecht van de Europese Unie 12 februari 2025, IEF 22559; IEFbe 3874; ECLI:EU:T:2025:145 (Adina Alberts tegen EUIPO, Techtex SRL). Deze zaak gaat over de vraag of het door Techtex SRL geregistreerde Gemeenschapsmodel, een kartonnen doos verpakking voor sanitaire maskers, in strijd is met de rechten van Alberts op haar eerder ingeschreven Roemeense woordmerken. Alberts heeft bij het EUIPO een aanvraag tot nietigverklaring ingediend, met het argument dat het model een onderscheidend teken bevat waarvan zij de houder is en dat dit bij het publiek een gevaar voor verwarring kan veroorzaken. De Nietigheidsafdeling heeft de aanvraag afgewezen. Zij heeft vastgesteld dat drie van de vijf merken waarop Alberts zich beriep pas na de aanvraag tot inschrijving van het betwiste model zijn geregistreerd en daarom niet als eerder recht konden worden beschouwd. Verder heeft zij geoordeeld dat de waren en diensten die onder de andere twee merken vielen, geen overeenstemming vertonen met de sanitaire maskers waarop het betwiste model betrekking heeft. Alberts heeft daarop beroep ingesteld bij de Kamer van Beroep die het gedeeltelijk heeft toegewezen. Zij heeft vastgesteld dat er een lage mate van overeenstemming bestaat tussen de medische diensten van eerder merk nr. 1 ("ADINA ALBERTS") en sanitaire maskers, en heeft de zaak terugverwezen naar de Nietigheidsafdeling om het bewijs van gebruik van dit merk te beoordelen. De rest van de beslissing van de Nietigheidsafdeling is bevestigd, met name dat de waren die onder eerder merk nr. 2 ("DR. ALBERTS") vallen (cosmetische producten en kleding) niet overeenstemmen met sanitaire maskers.
Verwarringsgevaar tussen de merken CAPRIZZA en CAPIZZI gastropizza

Gerecht van de Europese Unie 12 februari 2025, IEF 22554; IEFbe 3873; ECLI:EU:T:2025:147 (Biif Srl tegen EUIPO, Eddies Pizza, SL). Biif Srl heeft bij het EUIPO een aanvraag ingediend voor de inschrijving van een beeldmerk dat betrekking heeft op diensten zoals het leveren van eten en drinken, het verhuren van meubilair en tafeldecoratie voor eetgelegenheden, het verstrekken van informatie, advies en reserveringen met betrekking tot eten en drinken, en catering- en barservices. Eddies Pizza, SL heeft oppositie ingediend tegen de inschrijving van dit merk voor de genoemde diensten, op basis van een eerder ingeschreven beeldmerk dat de term "capizzi GASTROPIZZA" bevat en betrekking heeft op diensten zoals het bereiden en leveren van eten en drinken, inclusief cateringdiensten en bezorging van voedsel. De oppositie was gebaseerd op het bestaan van verwarringsgevaar tussen de merken. De oppositieafdeling van het EUIPO heeft de oppositie gedeeltelijk toegewezen en geoordeeld dat de aangevraagde diensten grotendeels identiek of in zekere mate soortgelijk zijn aan de diensten waarvoor het oudere merk is ingeschreven, met uitzondering van dierenopvang. Biif Srl heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Kamer van Beroep van het EUIPO. De Kamer van Beroep heeft het beroep verworpen en geoordeeld dat er verwarringsgevaar bestaat voor het relevante Spaanstalige publiek in de Europese Unie. Biif Srl heeft daarop bij het Gerecht beroep ingesteld en verzoekt de nietigverklaring van de bestreden beslissing.
Merkregistratie terecht geweigerd: bladsymbool mist onderscheidend vermogen

Gerecht van de Europese Unie 12 februari 2025, IEF 22550; IEFbe 3872; ECLI:EU:T:2025:146 (Essity Hygiene and Health AB tegen EUIPO). Het Gerecht behandelt het beroep van Essity Hygiene and Health AB tegen de beslissing van de Kamer van Beroep van het EUIPO. De zaak draait om de vraag of het aangevraagde merk, een afbeelding van een blad, voldoet aan de vereisten van artikel 7, lid 1, onder b), van Verordening nr. 207/2009. De Kamer van Beroep had geoordeeld dat het bladsymbool geen onderscheidend vermogen heeft. Het merk werd door de Kamer opgevat als een decoratief of ornamenteel element dat geen herkomst aanduidt. De Kamer merkte op dat bladsymbolen veelvuldig voorkomen in de sector, waar ze doorgaans worden gebruikt om milieuvriendelijke eigenschappen aan te duiden, zoals recycleerbaarheid of duurzame productie. Het publiek zou het aangevraagde merk eerder associëren met dergelijke kenmerken dan met de herkomst van de producten. Het Gerecht bevestigt deze vaststellingen en oordeelt dat het aangevraagde merk geen kenmerken heeft die het relevante publiek in staat stellen het symbool te herkennen als een onderscheidend teken. Het merk vertoont een gestandaardiseerde en realistische weergave van een blad en bevat geen opvallende of complexe elementen die het onderscheiden van andere decoratieve bladsymbolen. Volgens het Gerecht heeft de Kamer van Beroep terecht vastgesteld dat het bladsymbool geen eigenschappen heeft die het publiek als onderscheidend zou ervaren.
UPC overzicht: 11 t/m 17 februari 2025

UPC CoA 11 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CoA_563/2024 (Suinno tegen Microsoft). Suinno is houder van een octrooi op een methode en middelen voor browsen door middel van lopen. Suinno is een inbreukprocedure gestart tegen Microsoft. De rechter-rapporteur heeft op het verzoek van Suinno geoordeeld dat bepaalde documenten vertrouwelijk moeten worden gehouden. Het Gerecht van Eerste Aanleg heeft de beschikking van de rechter-rapporteur vernietigd en het verzoek van Suinno tot vertrouwelijkheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vertegenwoordiger van Suinno, die tevens algemeen directeur en belangrijkste aandeelhouder van Suinno is, aanzienlijke bestuurlijke en financiële bevoegdheden binnen Suinno heeft en daarom niet als onafhankelijk kan worden beschouwd voor de rechtsgeldige vertegenwoordiging van zijn cliënt in procedures voor het UPC. Ook het Hof van Beroep oordeelt dat Suinno niet op geldige wijze is vertegenwoordigd door een vertegenwoordiger in de zin van artikel 48(1), (2) en (5) UPCA. Hoewel het UPCA niet expliciet een “derde persoon”-eis stelt, concludeert het Hof dat een vertegenwoordiger niet nauw verbonden mag zijn met de vertegenwoordigde partij, zoals bij een directeur of grootaandeelhouder het geval is. De vorderingen van Suinno in hoger beroep worden afgewezen.