Vragen aan HvJEU: Is een beursstand een verkoopruimte?

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJEU 13 juli 2017, RB 3000; IEFbe 2373; C-485/17 (Verbraucherzentrale Berlin). Consumentenbescherming. Via MinBuZa: Verzoekster (Verbraucherzentrale Berlin; Duitse consumentenorganisatie) is opgenomen op de lijst van de Duitse wet inzake verbodsacties bij inbreuken op het consumentenrecht of bij andere inbreuken (hierna: UKlaG). Verweerster (Unimatic Vertriebs GmbH) is een verkoopmaatschappij die op de beurs ‘Grüne Woche’ in Berlijn producten tentoonstelt. Volgens haar verklaringen verkoopt zij haar producten uitsluitend op beurzen. Op 22.01.2015 bestelde een klant bij de stand van verweerster op de beurs ‘Grüne Woche’ een stoomstofzuiger ter waarde van €1.600,-. Verweerster heeft hem niet over zijn herroepingsrecht geïnformeerd. Verzoekster is van mening dat verweerster de klant had moeten informeren over het bestaan van een herroepingsrecht, aangezien de koopovereenkomst buiten een verkoopruimte werd gesloten. Verzoekster vorderde dat verweerster op straffe van dwangmaatregelen wordt verboden om op de betreffende beurs in Berlijn nog koopovereenkomsten m.b.t. stoomstofzuigers te sluiten met consumenten zonder hen te informeren over het herroepingsrecht (en het modelformulier voor herroeping). De rechter in eerste aanleg wees de vordering af. Het door verzoekster ingestelde hoger beroep werd verworpen. Volgens de rechter in hoger beroep was verweerster als exposant op de beurs ‘Grüne Woche’ niet verplicht haar klanten te informeren over een herroepingsrecht. Zij verkoopt haar producten niet buiten een verkoopruimte; de consument die de beurs bezoekt verkeert in dezelfde situatie als een persoon die spontaan in een warenhuis een winkel bezoekt. De consument zou in deze situatie geen herroepingsrecht nodig hebben. Met haar door de rechter in hoger beroep toegestane beroep in ‘Revision’ handhaaft verzoekster haar vordering.
Ovenvormmerk normaal gebruikt ondanks opdruk van woordmerk

Gerecht EU 10 oktober 2017, IEF 17177; IEFbe 2371; ECLI:EU:T:2017:715 (Klement tegen EUIPO). Vormmerk. Normaal gebruik van een merk. Bullerjan heeft in 2005 een vormmerk betreffende een oven ingeschreven. In 2012 verzoekt Klement op basis van de Uniemerkenverordening (207/2009/EC) om vervallenverklaring van dit vormmerk vanwege non-usus. De Cancellation Division en Board of Appeal van het EUIPO verwerpen de vervallenverklaring. Vervolgens stapt Klement naar het Gerecht EU, welke hem eveneens nul op rekest geeft. Klement gaat in beroep bij het HvJ, welke oordeelde dat het oordeel van het Gerecht niet duidelijk en begrijpelijk was, waarna de beoordeling werd teruggewezen naar het Gerecht. De klacht van Klement komt er in essentie op neer dat het daadwerkelijke product van Bullerjan afwijkt van het vormmerk, doordat het woord 'Bullerjan' op de producten is aangebracht en dat dit woord het enige distinctieve onderdeel is van het product. In het vormmerk is het woord niet aangebracht. Omdat er sprake is van afwijking zou er geen sprake zou zijn van normaal gebruik van het merk, zo stelt Klement. Het Gerecht maakt korte metten met deze stelling door aan te geven dat Uniemerken, zonder hun distinctieve karakter te verliezen, in kleine onderdelen mogen verschillen van het gedeponeerde merk. Dit is het geval. De oven an sich is zeer distinctief. Daarnaast hoeven merken niet in isolatie gebruikt te worden, dus meerdere merken (vorm, woord, beeld) kunnen op één product gebruikt worden. Vordering wordt afgewezen.
Vragen aan HvJEU: Uitleg mbt het "recht op het laten verwijderen van koppelingen"
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJEU 19 juli 2017, IT&R 2371; IEFbe 2376; C-507/17 (Google). Bescherming persoonsgegevens. Via MinBuZa: Verzoeker (Google) verzoekt de hoogste bestuursrechter om het besluit van verweerder (de Franse gegevensbeschermingsautoriteit) nietig te verklaren. Subsidiair wordt verzocht de behandeling van de zaak te schorsen om het Hof een vraag te stellen over de uitlegging van artikel 4 en 28 van richtlijn 95/46. Bij besluit van 21.05.2015 heeft verweerder, waarbij zij een verzoek van een natuurlijke persoon toewees om de resultatenlijst met koppelingen naar webpagina’s die na een zoekopdracht op zijn naam werd weergegeven te verwijderen, verzoeker aangemaand deze verwijdering toe te passen op alle domeinnaam-extensies van haar zoekmachine. Na te hebben vastgesteld dat verzoeker niet binnen de gestelde termijn gevolg had gegeven aan deze aanmaning, heeft verweerder in kleine samenstelling, bij besluit van 10.03.2016, verzoeker een openbaar gemaakte geldboete van €100.000,- opgelegd. Verzoeker vordert nietigverklaring van dit besluit. De interveniërende partijen (Wikimedia Foundation Inc., Fondation pour la liberté de la presse, Microsoft, Reporters Committee for Freedom of the Press, Article 19, en Internet Freedom Foundation) hebben allen bij memorie in interventie de hoogste bestuursrechter verzocht de conclusies van het verzoekschrift van verzoeker toe te wijzen. Samengevat stellen de interveniërende partijen en verzoeker: a) dat verweerder niet bevoegd was om het bestreden besluit te nemen met betrekking tot verwerkingen die niet op Frans grondgebied zijn uitgevoerd; b) dat het bestreden besluit onevenredig inbreuk maakt op de vrijheden van meningsuiting, informatie, communicatie en pers; c) dat het bestreden besluit ontoereikend gemotiveerd is en feitelijke alsmede juridische onjuistheden bevat; d) dat het bestreden besluit inbreuk maakt op de bescherming van het internet; e) dat het bestreden besluit het beginsel van internationale hoffelijkheid en soevereiniteit van andere staten miskent. Verweerder concludeert tot afwijzing van het verzoekschrift en verzoekt de hoogste bestuursrechter, subsidiair, de behandeling van de zaak te schorsen om het Hof een prejudiciële vraag te stellen over de territoriale werkingssfeer van het recht op het laten verwijderen van koppelingen. Zij voert aan dat de opgeworpen middelen ongegrond zijn.
Vragen aan HvJEU: Geldt rituale slachting zonder voorafgaande bedwelming als 'biologische' productie?

Prejudiceel gestelde vragen aan HvJEU 6 juli 2017, RB 3001; IEFbe 2375; LS&R 1514; C-497-17 (Oeuvre d’assistance aux bêtes d’abattoirs).Voedselveiligheid. Via MinBuZa: Verzoeker (vereniging Oeuvre d’assistance aux bêtes d’abattoirs; OABA) heeft met haar verzoek van 24.09.2012 een van de verwerende partijen (Ecocert France, certificeringsinstelling) verzocht om op grond van verordening 834/2007 een eind te maken aan de reclame voor en het in de handel brengen van ‘halal’-gecertificeerde en van de vermelding ‘biologische landbouw’ voorziene gehakte biefstukken, die door de vennootschap Bionoor (tevens een van de verwerende partijen) in de handel worden gebracht. Door het stilzwijgen van de certificeringsinstelling werd dit verzoek impliciet afgewezen. Verzoeker heeft de Conseil d’État om nietigverklaring van het impliciete afwijzingsbesluit verzocht. Volgens verzoeker is de vermelding van ‘biologische landbouw’ onverenigbaar met producten afkomstig van zonder voorafgaande bedwelming geslachte dieren; deze slachtmethode zou niet voldoen aan de vereisten van verordening 834/2007. De verwerende partijen (Bionoor, Ecocert France, het ministerie van landbouw en voedsel, en het Nationaal Instituut voor Oorsprong en Kwaliteit) concluderen tot afwijzing van het verzoek. Verweerders stellen dat noch verordening 834/2007, noch uitvoeringsverordening nr. 889/2008 zich ertegen verzetten dat de regel van voorafgaande bedwelming niet wordt geëerbiedigd in het specifieke kader van rituele slachtingen. Verordening 1099/2009 staat een uitzondering toe op het beginsel van voorafgaande bedwelming indien religieuze riten dit vereisen. Bovendien sluit verordening 889/2008 uitdrukkelijk bepaalde praktijken uit, zoals dwangvoedering van dieren, doch niet rituele slachting.
Vragen aan HvJEU: Valt een kleine sample van een muziekstuk onder het citaatrecht?

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJEU 1 juni 2017, IEF 17180; IEFbe 2374 ; C-476/17 (Kraftwerk). Auteursrecht. Muziek. Via MinBuZa: Verzoekers zijn leden van de band ‘Kraftwerk’. De groep bracht in 1977 een fonogram uit waarop de compositie ‘Metall auf Metall’ staat. Tot de verwerende partij behoren de beide componisten van het nummer ‘Nur mir’ en Pelham GmbH, die dat nummer met zangeres opnam op fonogrammen die in 1997 werden uitgebracht. Verzoekers stellen dat verweerders ongeveer twee seconden van een ritmische sequens uit het nummer ‘Metall auf Metall’ elektronisch hebben gekopieerd (gesampled) en in een doorlopende herhaling onder het nummer ‘Nur mir’ hebben gezet, hoewel zij de gekopieerde ritmische sequens zelf hadden kunnen inspelen. Zij hebben tegen verweerders een vordering ingesteld tot staking van het gebruik, schadevergoeding en afgifte van de fonogrammen met het oog op de vernietiging ervan. Het Landgericht heeft de vorderingen toegewezen. Verweerders hebben tevergeefs hoger beroep tegen deze beslissing ingesteld. Met hun beroep in Revision concluderen verweerders nog steeds tot afwijzing van de vorderingen.
Vragen aan HvJEU over inwerking grondrechten op de Auteursrechtrichtlijn

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 27 juli 2017, IEF 17179; IEFbe 2372; C-516/17 (Der Spiegel). Auteursrecht. Persvrijheid. Via MinBuZa: Verzoeker is sinds 1994 lid van de Duitse Bundestag en is auteur van een manuscript waarin hij pleit voor gedeeltelijke decriminalisering van geweldloze seksuele handelingen door volwassenen met kinderen, maar zich tegelijkertijd uitspreekt tegen volledige afschaffing van de zedenwetgeving. Het essay werd in 1988 gepubliceerd in boekvorm, als bijdrage aan een bundel. Het verscheen onder pseudoniem en in een door de redacteur gewijzigde versie. Bij brief van 05.05.1988 beklaagde verzoeker zich er bij de redacteur over dat de strekking van zijn artikel ten gevolge van de zonder zijn toestemming in de tekst aangebrachte wijzigingen was veranderd en verzocht hij hem om, in het kader van de distributie van het boek, de lezer daarop attent te maken in een mededeling van de uitgever – tevergeefs. Nadat hij in de daaropvolgende jaren herhaaldelijk was bekritiseerd voor de uitlatingen in zijn bijdrage aan dat boek, stelde verzoeker op 18.09.2013 het manuscript ter beschikking aan verschillende krantenredacties om aan te tonen dat het voor publicatie in boekvorm was gewijzigd. Hij gaf die redacties evenwel geen toestemming voor publicatie van de teksten. In plaats daarvan stelde hij op 20.09.2013 het manuscript en de in het boek verschenen bijdrage als download ter beschikking op zijn website, waarbij op elke bladzijde diagonaal de volgende tekst was aangebracht: “IK DISTANTIEER MIJ VAN DEZE BIJDRAGE…”. De bladzijden van de bijdrage aan het boek bevatten daarnaast het volgende opschrift: “VOOR DEZE TEKST IS GEEN TOESTEMMING GEGEVEN. DE TITEL EN DELEN VAN DE TEKST ZIJN VERDRAAID TEN GEVOLGE VAN DE VRIJE BEWERKING DOOR DE REDACTEUR.”
Voorlopig inbreukverbod octrooi Truvada toegewezen

Rechtbank van Koophandel Brussel 28 september 2017, IEFbe 2370 (Gilead Sciences tegen BVBA Mylan) Octrooirecht. Het geschil heeft betrekking op Truvada, een geneesmiddel van Gilead tegen HIV en aids. Truvada is een vaste dosis combinatieproduct dat de actieve ingrediënten TD en emtricitabine bevat. Gilead vordert een voorlopig inbreukverbod ten aanzien van de dreigende inbreuk door Mylan op haar aanvullende beschermingscertificaat (ABC 2005C/030). De rechtbank oordeelt dat de vordering van Gilead wel degelijk een hoogdringend karakter vertoont. Een beweerde inbreuk van octrooirechten, waaronder ook ABCs, creëren op zich een situatie van hoogdringendheid. Ingeval van een lancering van het generieke combi product door Mylan, lijdt Gilead aanzienlijke en onherstelbare schade. De rechtbank verklaart de vordering gegrond.
Uitspraak ingezonden door Tom Heremans, CMS
En n'insérant pas un renvoi à un texte en bas de page précisant que le prix annoncé s'entend hors frais fixes de 199 €, l'intiméee induit le consommateur en erreur sur le prix
Cour d'appel de Liège septième chambre 29 avril 2014, IEFbe 2358 (Tecteo S.C.I.R.L. contre KPN Group Belgium) L'intimée ne peut être suivie en ce qu'elle conclut à l'irrecevabilité de cette demande au motif qu'elle ne serait pas fondée sur un fait ou un acte invoqué en citation, dès lors que la demande nouvelle se fonde sur la publicité de lancement du produit 'SNOW', qui est expressément visée par la citation introductive d'instance te dont l'appelante demande la cessation notament pour violation des dispositions de la loi 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur. La publicité litigieuse énonce ce qui laisse entendre que le prix de 39 € par mois constitute le prix final, impression d'ailleurs renforcéee par le texte figurant en marge et en grands caractères dans un disque de couleur moutarde: "TV + (symbole smartphone) + (symbole téléphone) 39 € par mois et pas besoin d'abonnement au câble!". En n'insérant pas, comme le fait l'appelante, un renvoi à un texte en bas de page - fût-il rédigé en petits caractères - précisant que le prix annoncé s'entend hors frais fixes de 199 €, l'intiméee induit le consommateur en erreur sur le prix. Ce faisant, l'intimée a violé les articles 6, 85, 86, 90, par 1 et 95 de la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur.
Geen inbreuk octrooi: aan urgentie eis is niet voldaan

Rechtbank van Koophandel Brussel 5 juli 2017, IEFbe 2369 (Gilead Sciences tegen KRKA Belgium) Octrooirecht. Gilead is houder van het Europees octrooi EP 0 915 894: 'nucleotide analogs'. Dit octrooi beschermt het product 'TD', een werkzame stof die gebruikt wordt voor de behandeling van HIV en hepatitis B. De geldigheidsduur verstrijkt in België op 25 juli 2017. KRKA produceert een generisch geneesmiddel dat bestaat in de combinatie van ETC en TD. Is de combinatie van de werkzame stoffen TD en ETC een product dat door het octrooi EP 894 is beschermd? KRKA stelt dat de octrooibescherming van TD verstrijkt op 25 juli 2017. Gilead heeft maanden stilgezeten alvorens de procedure tegen KRKA in te leiden. De problematiek over de geldigheid van de verlengde bescherming onder het octrooi is partijen al lang bekend. Terwijl KRKA haar VHB reeds op 8 december 2016 heeft bekomen, heeft Gilead pas voor het eerst op 2 maart 2017 naar KRKA toe gereageerd. De timing van de aanvraag van de VHB kon redelijkerwijs niet anders worden gezien dan als uitdrukking van de intentie om het product op de markt te brengen zodra de geldigheidsduur zou zijn verstreken. De schade die Gilead vreest te lijden is geen onherstelbare schade en kan gedekt worden door een schadeloosstelling. De rechter verklaart de vordering ongegrond. Aan de eis van urgentie is niet voldaan.
Uitspraak ingezonden door Tom Heremans, CMS
MERCK se rend coupable d'actes de dénigrement contraires aux pratiques honnêtes du marché susceptibles de porter atteinte aux intérêts professionels de REPHILE

Tribunal de Commerce de Liège 13 avril 2017, IEFbe 2359 (Merck contre Sa Analis) Donnons acte à la société Rephile de son intervention volontaire; Recevons les demandes; Constatons qu'analis a opéré une publicité comparative contraire à l'article VI.17.2 du Code de droit économique en alléguant que 1) la qualité des produits Rephile était équivalente à celle des produits de MERCK vendus sous la marque MERCK Millipore, 2) les résultats d'analyse sur l'eau produits par les systèmes de purification d'eau REPHILE et MERCK Millipore sont équivalents, 3) les produits de REPHILE étaient jusque 30% moins chers que les produits MERCK Millipore. Alors que ces allégations ne sont pas vérifiables et ne sont pas fondées sur des analyses scientifiques sérieuses réalisées conformément aux exigences du milieu scientifique et selon les règles et protocoles en vigueur; Ordonnons la cessation de la publicité dont les conditions sont précisées au paragraphe précédent; Constatons que MERCK se rend coupable d'actes de dénigrement contraires aux pratiques honnêtes du marché susceptibles de porter atteinte aux intérêts professionels de REPHILE; Ordonnons la cessation des actes contraires aux pratiques honnêtes du marché susceptibles de porter atteinte aux intérêts professionels de REPHILE, soit le mécanisme d'alerte mis au point par MERCK entrainant, ainsi qu'exposé ci-dessus dans les motifs, seule une information quant à l'absence de garantie du bon fonctionnement du système étant conforme aux pratiques honnêtes du marché; Delaissons à chacune des parties ses propres frais et dépens.