Uitspraak ingezonden door Gregor Vos, Kurt Stöpetie en Rutger Stoop, Brinkhof.
Merkinbreuk omdat CHIEF een visueel dominerende plaats inneemt op de sweater

Rechtbank Amsterdam 19 oktober 2016, IEF 16325, IEFbe 1974 (Jeans Centre tegen H&M NL-BE) Merkenrecht. Jeans Centre is een retailorganisatie voor vrijtijdskleding en is houder van het woordmerk CHIEF. H&M biedt in haar (web)winkels een sweater aan met het woord CHIEF. Dat woord neemt (naast een indianenopperhoofd en het getal 17) een visueel dominerende plaats in als bovenste teken op de sweater. Het teken "chief" neemt aldus een zelfstandig te onderscheiden plaats in. Niet de afbeelding van het indianenopperhoofd, maar het teken 'chief' neemt een prominente plaats in en zal de aandacht van de gemiddelde consument vangen. Bij de onvolmaakte vergelijking zullen afbeelding en het cijfer als onbeduidende verschillen aan de aandacht van de gemiddelde consument kunnen ontsnappen, te meer nu de consument gewend is dat er vaak een merk met een woord-cijfer of beeldelement wordt gecombineerd. H&M dient merkgebruik ex 2.20 lid 1 sub a te staken en dient opgave te doen onder last van dwangsommen.
Bijdrage ingezonden door professor Bernt Hugenholtz, Instituut voor Informatierecht te Amsterdam.
Noot Hugenholtz onder Deckmyn

HvJ EU Deckmyn, NJ 2016/351, p. 4664 - 4667, m.nt. P.B. Hugenholtz. Prejudiciële vragen gesteld door Hof van Beroep Brussel [IEFbe 395], HvJ EU [IEFbe 968]. De plaats van de parodie in het auteursrecht is van oudsher omstreden. Geen wonder: de parodie — volgens Van Dale een ‘kluchtige, spottende naboot- sing van een (letterkundig) werk waarbij vorm en toon min of meer behouden blijven, maar de stof zo wordt ingekleed dat het effect lachwekkend is’ — staat welhaast per definitie op gespannen voet met het uitsluitende recht van de auteur zijn werk te verveelvoudigen. Daarentegen is het algemene be- lang van de parodie als vorm van meningsuiting en culturele expressie onbetwist. De parodie bevindt zich aldus midden in het spanningsveld tussen au- teursrecht en uitingsvrijheid. Oppenoorth noemde de parodie om deze reden — met enige overdrijving — ‘een tyrannosaurus in het auteursrecht’ [ Auteurs- recht/AMR 1985, p. 3]. Generaties van rechters en rechtsgeleerden hebben hun tanden stuk gebeten op de vraag hoe de parodie in het systeem van het auteursrecht een plaats te geven. Zo ontwikkelde de Duitse rechtsleer en rechtspraak de leer van de ‘an- tithematische Darstellung’: ook al ontleent de paro- die haar vorm aan het werk, er is geen sprake van een inbreukmakende bewerking omdat de parodie aan het werk een geheel eigen betekenis geeft [zie Grosheide, in: Grosheide (red.), Parodie, Den Haag 2006, p. 21]. (...)
Teva maakt geen inbreuk op rivastigmine-pleisteroctrooi

Rechtbank van Koophandel Brussel 16 maart 2016, IEF 16320; IEFBE 1970; LSR 1385 (Novartis tegen Teva) Octrooi. Eisende partijen vorderen verbodsmaatregelen tegen de verwerende partij voor het commercialiseren van transdermale pleisters die worden gebruikt voor een behandeling van dementie en de ziekte van Alzheimer en die volgens eisende partijen worden beschermd door het Europese octrooi van Novartis AG. Een van de bestanddelen is rivastigmine, wat aanvankelijk enkel onder de vorm van capsules op de markt was. Dit octrooi is intussen verstreken zodat de stof rivastigmine ‘vrij’ is. Het nieuwe octrooi omvat volgens de eisende partijen een innovatieve dosering waarbij rivastigmine wordt toegediend als pleister. Eisende partijen voeren aan dat het octrooi een tweede medische toepassing betreft waarbij rivastigmine wordt toegediend door middel van een pleister en doseringsregime. Teva voert aan dat de beschermingsomvang van de octrooiconclusie moet worden beperkt tot pleisters die overeenstemmen met de referentiepleister. Novartis eist onder andere dat Teva stopt een inbreuk te maken op haar octrooi en de distributie stop. Naar het oordeel van de rechter moet EP ‘219 zeer restrictief geïnterpreteerd moet worden. De interpretatie die Novartis voorhoudt, waarbij een niet gedefinieerde term uit het octrooi (aanvangsdosis) wordt gelijkgesteld aan een andere term uit een later document, kan niet overtuigen. De interpretatie steunt immers niet op de beschrijving of op de tekeningen en bovendien is de opbouw van de conclusie helemaal niet duidelijk, bij gebruik aan een eenduidige terminologie en voldoende informatie in het octrooi zelf.
Geen merkinbreuken, noch inbreuken tegen de eerlijke marktpraktijken bij ‘Yellow Cabs’

Rechtbank van Koophandel Antwerpen 12 mei 2016, IEFBE 1972 (VHS Business Transportation tegen Gele Taxi) Oneerlijke marktpraktijken. Merkinbreuk. Business Transportation is een taxibedrijf en voerde vanuit de VS drie Fords in, de wagens die in New York als taxi’s worden gebruikt. Gele Taxi begon ook met het gebruik van gele voertuigen. Partijen zijn het oneens over de merkenrechtelijke implicaties van hun wederzijdse handelingen en verwijten elkaar oneerlijke marktpraktijken. Business Transportation stelt dat Gele Taxi een inbreuk maakt op het intellectuele eigendom. Zij vordert dat Gele Taxi wordt veroordeeld om het verval kenbaar te maken aan het Benelux Merkenbureau. Zij vordert verder dat Gele Taxi een inbreuk maakt op het Wetboek Economisch Recht, door misleidende reclame te hebben gevoerd en door afbrekende gegevens te hebben geuit. Gele Taxi formuleert een tegenvordering opdat Business Transportation zou worden veroordeeld tot staking van het misleidend en verwarring stichtend gebruik van de term ‘gele taxi’ en van de oneerlijke en agressieve marktpraktijken, dit onder verbeurte van een dwangsom. De rechtbank verklaart dat er geen sprake is van merkinbreuken, noch inbreuken tegen de eerlijke marktpraktijken.
Ingezonden door: Domien Op de Beeck, Bird & Bird
Bevel tot staking van de commercialisering van de prima facie inbreukmakende katheterproducten

Rechtbank van Koophandel Brussel 14 september 2016, IEFBE 1971 (BBraun Becton Dickinson) B.Braun voert aan dat verwerende partijen een inbreuk maken op het voormelde octrooi met een naaldbeschermingssysteem dat onder de merknaam Venflon Pro Safety op de markt wordt gebracht. De stakingsrechter stelt vast dat de aangevochten Venflon Pro Safety veiligheidskatheters prima facie onder de beschermingsomvang vallen van het Belgische luik van EP 2 319 556 en er derhalve prima facie inbreuk op plegen. Daarnaast beveelt de stakingsrechter de verweerders bij wege van voorafgaande maatregel tot het staken van de commercialisering van de prima facie inbreukmakend geachte katheter producten.
Conclusie AG: Misleidende reclame moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat adverteerder prijzen vergelijkt in winkels die qua type verschillen

Conclusie AG HvJ EU 19 oktober 2016, RB 2783; IEF 16319; IEFBE 1969; C-562/15; (Carrefour hypermarchés)
Verzoekster, een supermarktketen, heeft in december 2012 een reclamecampagne gevoerd met als belangrijkste slogan dat de laagste prijs gewaarborgd was. Zij vergeleek daarbij haar prijzen van 500 (merk)producten met die van concurrerende ketens. [RB 2614] Conclusie AG: misleidende reclame en vergelijkende reclame moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een adverteerder prijzen vergelijkt in winkels die qua type of omvang van elkaar verschillen, terwijl de adverteerder en de concurrent deel uitmaken van winkelbedrijven die beide over winkels van eenzelfde of gelijksoortig type of omvang beschikken.
HvJ: Website exploitant kan gerechtvaardigd belang hebben om persoonsgegevens te bewaren ter beschermen tegen cyberaanvallen

HvJ EU 18 oktober 2016, zaak C‑582/14; IT 2155; IEFBE 1968 (Patrick Breyer tegen Bundesrepublik Deutschland) Verwerking van persoonsgegeven. In deze zaak gaat het om de vraag of dynamische IP‑adressen een persoonsgegeven zijn in de zin van artikel 2, onder a), van richtlijn 95/46/EG. Voor het antwoord daarop moet eerst worden bepaald hoe relevant het daarvoor is dat de aanvullende gegevens die nodig zijn voor de identificatie van de gebruiker, niet in het bezit zijn van de eigenaar van de website, maar van een derde (concreet, de internetprovider).
HvJ EU: In het vandaag uitgesproken arrest antwoordt het Hof in de eerste plaats dat een dynamisch IP- adres dat door een „aanbieder van onlinemediadiensten” (dat wil zeggen door de exploitant van een website, in casu de Duitse federale instellingen) wordt geregistreerd telkens als zijn voor het publiek toegankelijke website wordt bezocht, ten aanzien van de exploitant een persoonsgegeven vormt wanneer deze over wettige middelen beschikt waarmee hij de bezoeker kan identificeren aan de hand van extra informatie die bij diens internetprovider berust.
Uitspraak mede ingezonden door Steven Cattoor, HOYNG ROKH MONEGIER. [hiertegen is voorziening in cassatie hangende]
Hof: Wat er gevorderd wordt komt neer op een blanco-cheque tot private huiszoeking

Hof van Beroep Gent 4 april 2016, IEFbe 1967 (EL Research & Consultancy tegen Umicore, incl beschikking Vzr. Rb KH Gent/Brugge) In eerste aanleg verzoekt Umicore om over te gaan tot de nodige stappen ter vrijwaring van relevant bewijsmateriaal (zoals het verzamelen van gegevens en documenten). BVBA EL Research & Consultancy worden door Umicore gedagvaard, ertoe strekkende hen het verbod op te leggen nog verder gebruik te maken van enige bedrijfsgeheimen van Umicore of daarop gebaseerde ontwikkelingen of gegevens. De gedaagden stellen dat de Voorzitter onbevoegd is hierover te oordelen. De voorzitter verklaart zich echter bevoegd en de deskundige wordt gemachtigd om de gmail-accounts van BVBA EL Research & Consultancy rechtstreeks te benaderen om een kopie te maken van de verwijderde e-mails. BVBA El Research & Consultancy en Eddy Clauwaert vorderen nu in hoger beroep de o.a. de toekenning van derdenverzet en onbevoegd verklaring van de Voorzitter van de rechtbank. Het hof overweegt als volgt: wat er gevorderd wordt komt neer op een blanco-cheque tot private huiszoeking. Er wordt onder andere verwezen naar ‘relevante’ stukken en verwezen naar een locatie. Volgens het hof kunnen de gevorderde maatregelen kunnen geenszins worden toegekend gewoon om reden van hun vaagheid en disproportionaliteit en totale afwezigheid van tegenspraak.
Jugement envoyée par Eric De Gryse, Simont Braun.
Le seul motif d'annulation qui pouvait encore être examiné est rejeté

Tribunal de commerce du Hainaut, div Mons 24 décembre 2015, IEFbe 1966 (Nouvag contre j.m.) En bref: Brevets. Comparez avec IEFbe 1896. Conclusion: Il résulte de l'examen quie précède que le seul motif d'annulation qui pouvait encore être examiné est rejeté. La demande d'annulation du brevet n'est donc pas fondée. Demande reconventionelle: j.m. réclame une somme de 75.000 EUR pour abus de procédure et de 13.892,31 EUR pour frais d'assistance technique. Le tribunal condamne NOUVAG à payer la somme 13.892,31 EUR. Appel a été interjeté contre cette décision.
Namaaksigaretten van Marlboro brengen ernstige verstoring van het economische verkeer met zich mee

Hof van Beroep Antwerpen 24 maart 2016, IEFBE 1963 (OM tegen gedaagden) Verstoring economisch verkeer. Namaak sigaret. In deze zaak is bestraffing ten laste gelegd van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten met kwaadwillig of bedrieglijk opzet in het economisch verkeer en in het kader van een commerciële activiteit waarvan de doelstelling is een economisch voordeel te realiseren, inbreuk te hebben gemaakt op de reglementaire rechten van de houder van een product- of dienstmerk, zoals deze rechten inzake merken bepaald worden, ten nadele van Philip Morris Products voor namaaksigaretten van het merk Marlboro. De beklaagde kan niet in ernst voorhouden niet geweten te hebben dat het om namaaksigaretten ging. Uit zijn eigen verklaring blijkt dat hij gelet op de prijs wist dat het ging om sigaretten afkomstig uit het frauduleus of zwart circuit. Uit de omstandigheden waarin de verhandeling gebeurden, blijkt duidelijk dat het om namaak ging. De feiten zijn uiteraard ernstig nu ze een ernstige verstoring met zich mee brengen van het economische verkeer.