Geen merkbescherming voor Coca-cola-fles zonder groeven
Gerecht EU 24 februari 2016, IEFbe 1702; ECLI:EU:T:2016:94 (Coca Cola flesje zonder cannelures)
Merkenrecht. Uit het persbericht: Gerecht EU wijst het beroep van Coca-Cola voor de registratie van een Gemeenschapsmerk voor de contour van een flesje zonder zogenaamde cannelures of verticale groeven. Het merk heeft geen onderscheidend vermogen (ook niet door gebruik).
50 In casu lijken dergelijke aanwijzingen niet te bestaan. Het aangevraagde merk wordt immers gekenmerkt door zijn vorm met gewelfde contouren. Deze vorm geeft echter niet méér weer dan de som van de elementen waaruit het aangevraagde merk bestaat, namelijk een fles naar het voorbeeld van de meeste flessen op de markt. Een dergelijke vorm kan immers gewoonlijk worden gebruikt in de handel van de in de inschrijvingsaanvraag bedoelde waren. Hieruit volgt dat de wijze waarop de elementen van het onderhavige samengestelde merk zijn gecombineerd, dit merk evenmin onderscheidend vermogen kan verlenen (zie in die zin arrest Vorm van bierfles, punt 38 supra, EU:T:2004:120, punt 32).
51 Het aangevraagde merk vormt bijgevolg slechts een variant op de vorm en de verpakking van de betrokken waren op basis waarvan de gemiddelde consument de betrokken waren niet van de waren van andere ondernemingen zal kunnen onderscheiden [zie in die zin arresten van 17 december 2008, Somm/BHIM (Zonwerend afdak), T‑351/07, EU:T:2008:591, punt 27, en 16 september 2009, Alber/BHIM (Handgreep), T‑391/07, EU:T:2009:336, punt 60].
52 De kamer van beroep heeft dus geen blijk gegeven van een onjuiste opvatting door te oordelen dat de gemiddelde consument van de Unie het aangevraagde merk, in zijn geheel beschouwd, slechts zou waarnemen als een variant op de vorm en de verpakking van de waren waarvoor inschrijving van dat merk is aangevraagd.
53 Aan deze oplossing wordt niet afgedaan door het argument dat de kamer van beroep het aangevraagde merk niet globaal heeft onderzocht. Met name uit punt 27 van de bestreden beslissing blijkt immers dat de kamer van beroep het aangevraagde merk heeft beoordeeld gelet op „het geheel van de kenmerken van [verzoeksters] recipiënt”. In punt 35 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep ook aangegeven dat „het algemene overzicht van de door [verzoekster] vermelde kenmerken geen totaalindruk wekte die het aangevraagde teken onderscheidend vermogen kan verlenen”.
Conclusie AG over mededeling aan publiek van recreatieruimte van revalidatiecentrum
Conclusie AG HvJ EU 23 februari 2016, IEFbe 1701; ECLI:EU:C:2016:109 (Reha Training tegen GEMA)
Auteursrecht. Collectief beheer. Prejudiciële vragen gesteld over mededeling aan publiek van recreatieruimte van revalidatiecentrum [IEFbe 1327]. Conclusie AG:
1) Het begrip ‚mededeling aan het publiek’ als bedoeld in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, en in artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom, moet worden bepaald aan de hand van dezelfde beoordelingscriteria.
2)In een situatie als in het hoofdgeding aan de orde kan zowel artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 als artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115 worden toegepast.
3)Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 en artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115 moeten aldus worden uitgelegd dat in een situatie als in het hoofdgeding aan de orde, waarin de exploitant van een revalidatiecentrum in zijn ruimtes televisietoestellen plaatst waarnaar hij een zendsignaal doorgeeft zodat zijn patiënten televisieprogramma’s kunnen bekijken, sprake is van een ‚mededeling aan het publiek’.
Gestelde vragen IEF 14939:
1. Wordt de vraag of er sprake is van een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 en/of in de zin van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115 steeds beoordeeld volgens dezelfde criteria, namelijk dat
• een gebruiker met volledige kennis van de gevolgen van zijn gedrag handelt om derden toegang tot het beschermde werk te verlenen die deze zonder zijn tussenkomst niet hadden gehad,
• onder „publiek” een onbepaald aantal potentiële ontvangers wordt verstaan en dit verder moet bestaan uit een vrij groot aantal personen, waarbij er sprake is van „onbepaaldheid” wanneer het gaat om „personen in het algemeen” en dus niet om personen die tot een private groep behoren, en met „een vrij groot aantal personen” wordt bedoeld dat een zekere deminimisdrempel moet worden overschreden, en een te klein of zelfs onbeduidend aantal personen dus niet voldoet aan het criterium, waarbij het in dit verband niet enkel relevant is hoeveel personen tegelijk toegang hebben tot hetzelfde werk, maar ook hoeveel personen er opeenvolgend toegang toe hebben;
• het werk wordt medegedeeld aan een nieuw publiek, dit wil zeggen aan een publiek waarmee de auteur van het werk geen rekening heeft gehouden wanneer hij toestemming heeft verleend voor het gebruik ervan via de mededeling aan het publiek, tenzij de latere mededeling gebeurt volgens een specifieke technische werkwijze die verschilt van de werkwijze voor de oorspronkelijke mededeling en
• het niet onbelangrijk is of de betrokken gebruikshandeling een winstoogmerk heeft, en of het publiek ontvankelijk is voor deze mededeling en deze niet louter toevallig „opvangt”, waarbij dit geen dwingende voorwaarde is voor een mededeling aan het publiek?
2. Moet in gevallen zoals in het hoofdgeding, waarin de exploitant van een revalidatiecentrum in zijn ruimtes televisietoestellen installeert, daarnaar een zendsignaal doorgeeft en er zo voor zorgt dat de televisie-uitzendingen kunnen worden bekeken, de vraag of er sprake is van een mededeling aan het publiek worden beoordeeld op grond van het begrip „mededeling aan het publiek” van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 of van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115, wanneer met de televisie-uitzendingen die kunnen worden bekeken de auteursrechten en de naburige rechten van een groot aantal betrokkenen, in het bijzonder componisten, tekstschrijvers en muziekuitgevers, maar ook uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en auteurs van literaire werken en hun uitgeverijen worden getroffen?
3. Is er in gevallen zoals in het hoofdgeding, waarin de exploitant van een revalidatiecentrum in zijn ruimtes televisietoestellen installeert, daarnaar een zendsignaal doorgeeft en er zo voor zorgt dat de televisie-uitzendingen kunnen worden bekeken, sprake van een „mededeling aan het publiek” overeenkomstig artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 of overeenkomstig artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115?
4. Wanneer voor gevallen zoals in het hoofdgeding wordt bevestigd dat er sprake is van een mededeling aan het publiek in die zin: Handhaaft het Hof zijn rechtspraak dat er in het geval van mededeling van beschermde fonogrammen in het kader van radio-uitzendingen voor patiënten in een tandartspraktijk (zie arrest SCF van 15 maart 2012, C-135/10, EU:C:2012:140) of soortgelijke inrichtingen geen sprake is van een mededeling aan het publiek?
Op andere blogs:
IPKat
Overleggen van vernieuwingscertificaat door Kicktipp volstaat om merk te bewijzen
Gerecht EU 5 februari 2016, IEFBE 1699; ECLI:EU:T:2016:69 (Kicktipp tegen OHIM en Società Italiana Calzature Srl)Uitspraak ingezonden door Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen. Kicktipp heeft een aanvraag ingediend voor de inschrijving van een gemeenschapmerk bij OHIM. Volgens het gerecht is de indiening van een vernieuwingscertificaat voldoende om het bestaan, de geldigheid en de beschermingsomvang van een merk te bewijzen, indien het de daartoe vereiste informatie bevat. Daarnaast is het gerecht van mening dat een groot deel van het Italiaanse publiek niet geacht kan worden te weten wat de Engelse woorden 'kick' en 'kicker' betekenen.
65. It follows from the foregoing that the submission of a renewal certificate is sufficient to establish the existence, validity and scope of protection of the mark on which the opposition is based, if it contains all the information necessary for that purpose.
118. Concerning the applicant’s argument that the word ‘kick’ is part of basic English vocabulary, the following points should be noted. While it is true that a large proportion of consumers in the European Union has some knowledge of basic English vocabulary (see, to that effect, regarding the English words ‘star’, ‘snack’ and ‘food’, judgment of 11 May 2010 in Wessang v OHIM — Greinwald (star foods), T‑492/08, EU:T:2010:186, paragraph 52), the words ‘kick’ and ‘kickers’ cannot be regarded as part of that basic vocabulary (see, to that effect, regarding the word ‘kickers’, judgment of 19 April 2013 in Hultafors Group v OHIM — Società Italiana Calzature (Snickers), T‑537/11, EU:T:2013:207, paragraph 50). The applicant’s argument that the Italian public is sports-oriented is not in itself sufficient to establish that the English words ‘kick’ and ‘kicker’ will be generally understood by Italian consumers.
Auteursrecht en inkomstenbelastingen
Jeff Keustermans, Peter Blomme en Evelien D'Hauwe, Auteursrecht en inkomstenbelastingen. Beschouwingen vanuit de auteursrechtpraktijk, Tijdschrift voor Fiscaal Recht, aflevering 494 van 15 januari 2016, p. 62-84.Op basis van de wet van 16 juli 2008 zijn inkomsten uit auteursrechten onder bepaalde voorwaarden onderworpen aan een gunstig fiscaal regime. Deze wet heeft al heel wat stof doen opwaaien aangezien belastingplichtigen graag van dit gunstig regime profiteren, terwijl de administratie deze wet graag zo restrictief mogelijk interpreteert, en dit met momenten ook contra legem. Zelfs naar aanloop van de 8ste verjaardag van de wet, bestaan er nog vele onduidelijkheden. De auteurs bekijken het fiscale regime van de inkomsten uit auteursrechten vanuit het perspectief van het auteursrecht teneinde zo enkele pijnpunten bloot te leggen en mogelijke oplossingen voor te stellen vanuit de algemene principes van het auteursrecht. (...)
Lees verder
Le remboursement de taxes de renouvellement des marques de l’UE
Via BMM Newsflash: de Voorzitter van het BHIM (“BIEEU”) heeft een boodschap uitgestuurd: Merken die vóór 23 maart 2016 vervallen, blijven onderworpen aan de taksen zoals vastgelegd in de huidige Verordening nr. 2869/95 betreffende de te betalen taksen . Merken die vervallen op 23 maart 2016 of erna zijn onderworpen aan de nieuwe (lagere) taksen, zelfs indien hun vernieuwing werd aangevraagd of betaald vóór 23 maart 2016. Het onterecht teveel betaalde deel aan taksen voor merken die vervallen op 23 maart 2016 of erna, zal worden terugbetaald. Voor meer inlichtingen over de wijze van terugbetaling zie oami.
Français ci-dessous
Le remboursement de taxes de renouvellement des marques de l’UE Comme vous le savez, les taxes de renouvellement des marques de l’UE seront réduites à partir du 23 mars 2016, date d’entrée en vigueur du règlement sur la marque de l’UE. A cette occasion, le Président de l’Office a fait la communication suivante. Les marques expirant avant le 23 mars 2016 restent soumises aux taxes établies dans l’actuel règlement n° 2869/95 relatif aux taxes à payer. Les marques expirant le 23 mars 2016 ou après cette date seront soumises au nouveau régime des taxes (plus réduites), même si leur renouvellement a été demandé et payé avant le 23 mars 2016. Tous les excès de taxes de renouvellement indûment payés pour le renouvellement de marques de l’UE expirant le 23 mars 2016 ou après cette date, seront remboursés. Pour plus de renseignements sur le mode de remboursement, consultez OAMI.
Verklaring over de specificatie van waren en diensten van een Uniemerk, art. 28 (8) UMVo
In dit verband vestigen wij uw aandacht op de publicatie van een communicatie van de Voorzitter van het BHIM (“BIEEU”) begeleid van een lijst van termen die duidelijk niet onder de letterlijke betekenis van de algemene klasse-omschrijving vallen. In de User Area zal vanaf 23 maart e.k. een online document beschikbaar zijn voor het afleggen van de verklaring.
Déclaration sur la désignation des produits et services d’une marque de l’UE, art. 28(8) RègMUE
Dans notre newsletter du 9 février dernier nous vous avons donné des explications sur l’application de l’article 28(8) du règlement sur la marque de l’UE. A cet égard, nous attirons votre attention sur la publication d’une communication du Président de l’Office accompagnée d’une liste de termes qui ne relèvent clairement pas du sens littéral de l’intitulé général de la classe. A partir du 23 mars prochain, un document en ligne permettant de faire la déclaration sera disponible dans le User Area.
Vraag aan BenGH: Kan houder van vervallenverklaard merk rechten inroepen wanneer rechtsmiddelen openstaan of verval nog niet in merkenregister staat?
Voorz. Rechtbank van Koophandel Antwerpen 18 november 2015, IEFbe 1695 (Upper at Home tegen The Works)Merkenrecht. Prejudiciële vragen gesteld aan Benelux Gerechtshof ; De vordering van UPPER AT HOME strekt tot verklaring van recht dat THE WORKS door het gebruik van het teken Upperdare inbreuk pleegt op haar rechten die zij put uit de merken Upperdare, Upper en Upperathome. THE WORKS formuleert een tegenvordering opdat de Benelux–merken Upper en Upperdare vervallen zouden worden verklaard en de doorhaling ervan zou worden bevolen. Dat is in een eerder vonnis 3 juni 2015 al uitgesproken. De gestelde vraag, BenGH-rolnr. A 1/15 :
Kan de houder van een merk dat door de rechter vervallen werd verklaard, nog rechten die uit dat merk voortvloeien inroepen ten aanzien van andere partijen dan haar wederpartij in de zaak die aanleiding heeft gegeven tot de vervallenverklaring, (1) in de periode waarin tegen de vervallenverklaring nog rechtsmiddelen mogelijk of aanhangig zijn of (2) zolang het verval nog niet is opgenomen in het Merkenregister?”
Het Nieuwe Merkenrecht voor advocaten
Actualiteitenlunch, woensdag 23 maart, 12h00 - 14h00, SPACES Zuidas. Op woensdag 23 maart 2016 treedt de nieuwe Uniemerkverordening in werking. Ook is recent de Merkenrichtlijn verschenen. EduLex, onderdeel van deLex, organiseert een intensieve actualiteitenlunch. Tijdens deze bijeenkomst bespreken Dirk Visser, Maarten Haak en Antoon Quaedvlieg de belangrijkste vernieuwingen door de Merkenrichtlijn en de Uniemerkverordening. Deze lunchbijeenkomst biedt een overzicht ten behoeve van de merken-advocatuur:
- Wat verandert er precies?
- Welke rechtspraak is achterhaald of gecodificeerd?
- Hoe zit het met de overdracht van merken?
- Wat blijft onduidelijk?
Hier aanmelden
Aandacht voor Dyson [IEF 3339], Budweiser [IEF 9021], Celine [IEF 3280], Davidoff [IEF 2827], O2 [IEF 6252], Nokia [IEF 10605], Winters/Red Bull [IEF 10674] en andere rechtspraak die gecodificeerd of achterhaald is en voor "andere kenmerken van de waar", "transit-goederen" en klank en geurmerken. In slechts twee uur bent u volledig op de hoogte van de actuele ontwikkelingen. Deze cursus biedt verdieping en verbreding voor de specialist met voorkennis. Een actualiteitenbijeenkomst speciaal voor merkengemachtigden is in voorbereiding.
11.45 – 12.00 uur Ontvangst en intekenen
12.00 - 14.00 uur Dirk Visser, Maarten Haak, Antoon Quaedvlieg
Locatie
SPACES ZUIDAS - Barbara Strozzilaan 201, 1083 HN te Amsterdam. Klik hier voor adres, route en parkeren op 2 minuten loopafstand.
Datum/ Tijd
Woensdag 23 maart 2016, 12u00 - 14u00.
Kosten deelname
€ 250 Per persoon,
€ 195 Sponsors IE-Forum
€ 125 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie.
Zonder tegenspraak cahier Dirk Voorhoof
Eva Lievens, Jan Lippens, Katrien Van der Perre (red), Zonder tegenspraak, die Keure 2016.Het 30ste Tegenspraak-cahier is een buitengewoon boek over het omvangrijk oeuvre van Dirk Voorhoof. Zijn emeritaat inspireerde 51 collega's, kunstenaars, vrienden en vriendinnen tot een breed scala van bijdragen. Naar goede Tegenspraak-traditie zijn zowel inhoud als toonzetting van dit cahier kritisch en origineel, maar deze keer ook soms humoristisch en vaak ronduit verrassend.
De reeks ‘Tegenspraak-cahiers’ belicht met een gedurfde kritische benadering actuele juridische en maatschappelijke onderwerpen. Sinds 1985 publiceerde de redactie van Tegenspraak 29 cahiers over de meest diverse onderwerpen. De redactie is een multidisciplinair team van geëngageerde juristen, filosofen en sociologen dat recht ziet als instrument van sociale emancipatie.
Het 30ste Tegenspraak-cahier, met als titel ‘Zonder tegenspraak’, is om verschillende redenen bijzonder. Niet alleen omwille van zijn inhoud en vorm, maar ook omdat dit cahier over Dirk Voorhoof gaat, naar aanleiding van zijn emeritaat als professor aan de Universiteit Gent op 1 februari 2016.
Dirk Voorhoof is al decennia lang lid van de redactie van Tegenspraak. Zijn omvangrijke oeuvre en zijn rol als public intellectual inspireerden 51 collega’s tot een breed scala van bijdragen: solide opiniestukken over vrije meningsuiting, stakingsrecht, journalistiek en ethiek, klokkenluiders, openbaarheid van bestuur, auteurs- en mediarecht, …
Daarnaast is het boek ook gelardeerd met bijdragen van kunstenaars, vrienden en vriendinnen die persoonlijke herinneringen ophalen aan Dirk Voorhoof en hun inspiratie de vrije loop lieten voor kunstwerken, cartoons, poëzie en speelse beschouwingen over voetbal en wielrennerij. Een buitengewoon boek over en voor een bijzonder man.
Inhoudstafel
Voorwoord: Het hoofd en de benen
Eva Lievens, Jan Lippens en Katrien Van der Perre
De diepe spits
Ruddy Doom
Limedirck – Dirckelim
Eva Brems
Wielrennen, recht en aansprakelijkheid: vive le vélo?
Koen Lemmens
Rechterlijk bevel
Pol Deltour
“Nobody asked your opinion”
Alain Bloch
Hoe is het weer daar?
Joke van Leeuwen
Cartoon: Nieuwe patatjes
Zak
Le centre du monde
Alain Berenboom
Mais où sont les neiges d’antan?
Eric Brewaeys
Op de barricades
Caroline Pauwels
Uit: De Oostakkerse gedichten
Hugo Claus
On Edward Snowden, Julian Assange and Dirk Voorhoof
Pieter Verdegem
Waarom…
John Vervaele
Kwetsen als democratisch recht en democratische noodzaak
Johan Vande Lanotte
Een 10 voor Dirk
Jan Kabel
Mission impossible: “Mister Article 10” in robotversie
Peggy Valcke
Gravure: Neem daar maar geen voorbeeld aan
Zaza
Mijmeringen van een BOP of een Bewust Ongeëngageerde Persmagistraat
Lieven Lenaerts
Post voor Dirk
Willem Debeuckelaere
Het Meningloze tijdperk
Egbert Dommering
Omzien in verwondering
Jean-Claude Burgelman
Over de jurist
Luc Coorevits
Het smaakpalet van een academisch kunstenaar
Hannes Cannie
Kinderrechten in de grijze zone
Eva Lievens
FYI
Jan Lippens
A Belgian mentor
Katrien Van der Perre
Le tour de l’article 10
Tarlach McGonagle
Ook een raad kan raad gebruiken
Flip Voets
Brief aan Dirk
Fabienne Brison
Gravure: Ik kap ermee
Zaza
Klokkenluiden: over bescherming, sereniteit en behoorlijke regelgeving
Bernard Hubeau en Gudrun Vande Walle
Dirk over Dirk
Dirk Brossé
Hoe leg ik de staking uit aan mijn kind?
Patrick Humblet
A Belgian professor
Ides Debruyne
Een betrouwbare bron
Wouter Hins
Voorhoof tegen Nederland
Bernt Hugenholtz
Familierecht, persdiscretie en behandeling achter gesloten deuren
Liliane Versluys
Spraakkunst
Hugo Claus
Vervreemd van het nieuws
Tom Naegels
Of zeg ik…
Christine Mussche
Een schitterende carrière als profrenner
Geert Laporte
Herinneringen aan prof. dr. Dirk Voorhoof
Frankie Schram
De persfluisteraar
Jörgen Oosterwaal
Op de bres voor empowerment van journalisten en burgers
Marleen Teugels
Hoofdkwartieren
Roland Waeyaert
Discover your inner Dirk Voorhoof!
Stijn Smet
Geknakt
Ludo de Jager
Droit d’auteur et liberté d’expression 170
Christophe Geiger
De Kannibaal van het mediarecht
Ann Braeckman
Alleskunner
Gerard Schuijt
A holistic approach to Media Law
Inger Høedt-Rasmussen
Over de auteurs
Geneesmiddelfolders en -brochures zijn verkoopcatalogi die zijn uitgesloten van reclameregelgeving
NL Rechtbank van eerste aanleg Brussel 15 januari 2016, IEFbe 1693 (verkoopcatalogus Eurogenerics)
Uitspraak aangebracht door Eric De Gryse, Simont Braun. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan en dus definitief. Strafrecht. Reclame. Geneesmiddelen. Vrijspraak. Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten stelt in een proces-verbaal dat de door Eurogenerics gehanteerde brochure onder het begrip 'reclame voor geneesmiddelen' valt en niet valt onder de categorie 'verkoopcatalogi en prijslijsten'. Rekeninghoudend met de schikking, vormgeving en inhoud kunnen de folders bestempeld worden als verkoopcatalogi. De in de geviseerde brochures gehanteerde indeling valt niet te beschouwen is als informatie betreffende de geneesmiddelen zodat zij hun status van verkoopcatalogi - die uitgesloten zijn van de reclame-regelgeving - behouden. De rechtbank spreekt de nv Eurogenerics voor de enige tenlastelegging vrij.
D.6. Het verbieden van een indeling, zoals door de nv Eurogenerics gehanteerd, zou betekenen dat er geen sprake meer kan zijn van verkoopcatalogi. Er zouden bij wijze van spreken enkel nog alfabetische lijsten mogelijk zijn. Zoals gezegd, is het nochtans inherent aan het begrip verkoopcatalogus dat de koopwaar enigszins wordt 'uitgestald', om de gebruiker een overzicht te bieden van het gamma.
D.7. Er moet besloten worden dat de aan de geviseerde folders geen (gekwalificeerd) verkoopsbevorderend oogmerk ten grondslag ligt, zodat zij het karakter van een verkoopcatalogus behouden.
E. Tweede inbreuk: vermelden van gegevens van de geneesmiddelen
E.1. Zoals uiteengezet, moet het als een inherente eigenschap van een verkoopcatalogus aanvaard worden dat er een indeling wordt gehanteerd om de producten op een efficiënte en praktische wijze voro te stellen.
De indeling in deze zaak heeft een neutrale, objectieve bron en heeft een oriënterend in plaats van een beschrijvend karakter. Indien een dergelijke indeling zou worden beschouwd als het verschaffen van gegevens betreffende de medicamenten, zou de term 'verkoopcatalogus' ieder nuttig effect verliezen.
(...)
E.3. Er moet besloten worden dat de in de geviseerde brochures gehanteerde indeling niet te beschouwen is als informatie betreffende de geneesmiddelen zodat zij hun status van verkoopcatalogi - die uitgesloten zijn van de reclame-regelgeving - behouden.
(...)
EHRM: nieuwssite niet aansprakelijk voor ‘rude and vulgar comments’
EHRM 2 februari 2016, IEFbe 1692; 22947/13 (Hungarian Association of Content Providers en Index.hu tegen Hongarije)
Met samenvatting van Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan/Mediareport. Eerder deze maand kwam het EHRM met een belangrijk arrest over de aansprakelijkheid van nieuwssites voor comments van derden: MTE en Index t. Hongarije. Het lijkt goed nieuws voor sites die lezers ruimte geven om comments te plaatsen. Sites lijken daar minder snel aansprakelijk voor te kunnen worden gesteld dan leek na het bekende Delfi arrest uit 2015. In Delfi bepaalde de Grote Kamer van het EHRM dat de Estse nieuwssite Delfi terecht aansprakelijk was gehouden voor comments die onder nieuwsartikelen op haar website waren gepubliceerd. Het EHRM lijkt in Index de impact van Delfi te willen inperken. Het toelaten van ongefilterde comments kan op zich geen reden zijn om de site waar de comments staan aansprakelijk te houden, ook niet als de site had moeten beseffen dat sommige comments mogelijk onrechtmatig zouden zijn. Zo’n regel zou de vrijheid om informatie te verstrekken op het internet ondermijnen.
Het EHRM benadukt verder dat de stijl die in veel comments wordt gebruikt deel uitmaakt van de uitingsvorm en dus ook wordt beschermd door de uitingsvrijheid. Ook op andere punten veel interessants voor de perspraktijk in deze uitspraak.
Feiten
De Hongaarse nieuwsportal Index (Index.hu ZRT) en MTE (Magyar Tartalomszolgáltatók Egyesülete), het overkoepelende orgaan van Hongaarse internet content providers, werden in Hongarije veroordeeld voor het weergeven van comments van derden. Zij opinies gepubliceerd over een bedrijf dat 30 dagen lang gratis advertentiediensten bood, en na verloop van die termijn opeens een bedrag in rekening bracht, zonder de klanten daarover vooraf te informeren. Dit lokte comments uit als:
- “They have talked about these two rubbish real estate websites a thousand times already.”
- “Is this not that Benkő-Sándor-sort-of sly, rubbish, mug company again? I ran into it two years ago, since then they have kept sending me emails about my overdue debts and this and that. I am above 100,000 [Hungarian forints] now. I have not paid and I am not going to. That’s it.”
En de wat bijzondere:
- “People like this should go and shit a hedgehog and spend all their money on their mothers’ tombs until they drop dead.”
Het bedrijf vond dat haar reputatie was besmeurd en dat sprake was van inbreuk op haar artikel 8 EVRM rechten. Zij hield beide portals aansprakelijk voor de comments die derden onder de opiniestukken hadden geschreven. Daarop haalde de portals de comments offline.
De Hongaarse rechter vond dat ook een comment van een derde gewoon redactionele content is, dat ze ontoelaatbaar waren en hield de portals daarvoor aansprakelijk. Dit oordeel hield stand tot aan de hoogste Hongaarse rechter, waarop de portals naar het EHRM stapten. Zij vonden de veroordeling een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van meningsuiting (10 EVRM).
Het EHRM wijst op de bekende factoren uit zijn vaste rechtspraak (Couderc/Paris Match, Von Hannover v. (no. 2) en Axel Springer) die relevant zijn voor de afweging tussen artikelen 8 en 10 EVRM, en met name: “contribution to a debate of public interest, the subject of the report, the prior conduct of the person concerned, the content, form and consequences of the publication, and the gravity of the penalty imposed on the journalists or publishers“. Die factoren komen hierna aan de orde.
Geen uitspraak over safe harbor bescherming; kan in Nederland anders uitvallen
De Hongaarse rechter oordeelde dat de portals geen beroep toekwam op de safe harbor bescherming voor internet tussenpersonen. Deze bescherming (bijvoorbeeld onder de E-Commerce Richtlijn) bepaalt dat hosts van content in principe niet aansprakelijk zijn voor claims als zij prompt reageren op een klacht. Het is onder deze regeling verder verboden een filter- of monitorverplichting op te leggen. Net als in de Delfi zaak, concludeert het EHRM slechts dat het zich heeft neer te leggen bij het oordeel van de nationale rechter hierover.
Dat is een belangrijk punt, omdat de conclusie van de Estse (in Delfi) en Hongaarse rechter voor discussie vatbaar is. Zo zijn partijen als Google, Ebay en bepaalde social netwerk websites wel aangemerkt als hosting provider. Als een dergelijke casus in Nederland voor de rechter zou komen dan is het goed mogelijk dat een nieuwssite de safe harbor bescherming wel kan inroepen.
Impact Delfi ingeperkt?
Het EHRM maakt een duidelijk onderscheid tussen deze casus en die in Delfi, waar het volgens het EHRM ging om “clearly unlawful expressions, amounting to hate speech and incitement to violence“. Later noemt het EHRM het feit dat het in Delfi ging om hate speech zelfs het “pivotal element” uit die zaak. En in de onderhavige Hongaarse zaak zijn de comments misschien vulgair of beledigend, maar betrof het zeker geen hate speech of aanzetten tot geweld. Ook wijst het Hof ter onderscheiding op het feit dat in deze zaak één van de klagers (MTE) een organisatie zonder winstoogmerk is.
In Delfi, zo vervolgt het Hof, heeft het EHRM verder een aantal specifieke elementen genoemd die relevant zijn voor de beoordeling van uitingen die door tussenpersonen worden gepubliceerd, waaronder: de context van de comments, de maatregelen die de klager heeft genomen om onrechtmatige uitingen te voorkomen en te verwijderen en de vraag of de auteurs van de comments ook zelf aansprakelijk hadden kunnen worden gesteld.
Context en content: ook de “low style” van internetcomments wordt beschermd
Het EHRM stelt eerst nog eens vast dat “in the light of its accessibility and its capacity to store and communicate vast amounts of information, the Internet plays an important role in enhancing the public’s access to news and facilitating the dissemination of information in general“. Daartegenover noemt het EHRM de potentiële impact van internetpublicaties.
Het EHRM wijst verder op de communicatiestijl op internetportals. Die behoort misschien wel tot “a low register of style”, maar die stijl is eigen aan internetportals. En dat vermindert de impact ervan. Het EHRM wijst er verder op dat ook ‘offensive’ en ‘outright vulgar‘ uitingen worden beschermd. Belediging kan weliswaar ontoelaatbaar zijn als het uitsluitend denigrerend is, bijvoorbeeld wanneer het enige doel van de uiting is om te beledigen. Maar het vulgaire karakter van een uiting op zich is niet beslissend bij de beoordeling ervan. Stijl maakt deel uit van de communicatie als de uitingsvorm en wordt als zodanig beschermd samen met de inhoud van de uiting, aldus het EHRM.
Aansprakelijkheid van de auteurs
De nationale rechter heeft ten onrechte geen enkele aandacht besteed aan de vraag of de auteurs te traceren waren.
Ook is ten onrechte buiten beschouwing gebleven dat het enkele onderhouden van een platform waarbinnen anderen comments kunnen plaatsen een journalistieke activiteit is. Het helpen verspreiden van uitingen van anderen mag alleen worden belemmerd als er “particularly strong reasons for doing so” zijn (onder verwijzing naar het Jersild arrest).
Maatregelen portals en het handelen van eiser
Het EHRM wijst op de volgende maatregelen die de portals namen om onrechtmatige comments te vermijden of te verwijderen:
- een disclaimer in hun voorwaarden waarin stond dat de plaatser, en niet de portal, aansprakelijk was voor diens comment;
- een verbod in de voorwaarden op comments die inbreuk maken op de rechten van anderen;
- een van de twee portals verbood ‘onrechtmatige uitingen’;
- Index had een team moderators
- beide portals hadden een notice en takedown systeem;
De nationale rechter vond toch dat de portals aansprakelijk waren, omdat ze ongefilterde comments doorlieten, terwijl ze hadden moeten weten dat sommige daarvan mogelijk in strijd met de wet waren. Onzin, aldus het EHRM: dit komt neer op het vereisen van excessief en onhaalbaar voorafgaand toezicht en dat ondermijnt de vrijheid om informatie te verstrekken op het internet.
Ook had de nationale rechter mee moeten wegen dat eiser rauwelijks had gedagvaard, zonder gedaagden eerst te vragen de comments offline te halen.
Gevolgen van de veroordeling voor de klagers - Reputatie bedrijf minder brede bescherming
Het EHRM wijst op het verschil tussen de commerciële belangen van een bedrijf om de reputatie te beschermen, en het belang van een individu bij reputatiebescherming. Bij die laatste kan ook de waardigheid worden aangetast, een morele dimensie die ontbreekt in een zakelijke omgeving. Hier gaat het om een bedrijf: de gevolgen zijn dus minder vergaand. Ook liep er al een onderzoek naar het handelen van de websites; het EHRM is niet overtuigd dat de comments aanvullende impact hadden op de consument.
Bij de afweging van de consequenties van de veroordeling voor de klagers merkt het EHRM verder nog op dat weliswaar geen schadevergoeding is toegekend, maar dat de veroordeling wel kan worden gebruikt om in de toekomst alsnog schade te vorderen. Dat moet de nationale rechter dus ook meewegen.
Beslissend is verder dat het aansprakelijk houden van internetportals voor comments, voorzienbare negatieve gevolgen kan hebben voor de comment omgeving op portals en er zelfs toe kan leiden dat sites de comment sectie maar helemaal sluiten. En dat kan weer een chilling effect hebben op de vrijheid van meningsuiting op internet. Ook dat is ten onrechte niet meegewogen door de Hongaarse rechter.
Conclusie
Het EHRM overweegt tenslotte dat in Delfi is bepaald dat een notice en takedown systeem, met een snelle reactietijd, in veel gevallen een goede manier is om botsende rechten tegen elkaar af te wegen. Een uitzondering kan zich voordoen als comments bestaan uit hate speech en directe bedreigingen voor de fysieke integriteit van individuen. Voor die gevallen zijn lidstaten ‘mogelijk’ gerechtigd nieuwssites aansprakelijk te houden als zij nalaten maatregelen te nemen om evident onrechtmatige comments te verwijderen, zelfs zonder voorafgaande waarschuwing. Maar let wel; dit geldt alleen als sites zich inderdaad niet kunnen beroepen op de safe harbor bescherming. een punt waar het EHRM zich niet over uitlaat.
Het is duidelijk: het EHRM concludeert dat de veroordeling van de Hongaarse nieuwsportals strijdig was met artikel 10 EVRM.
Wat betekent dit voor Delfi? Zijn de zaken niet te vergelijken omdat wordt benadrukt dat het in dit geval geen hate speech betreft en in Delfi wel? Ja, dat is een terecht onderscheid, maar het EHRM lijkt in dit arrest wel degelijk het Delfi duveltje weer een beetje terug in het doosje te duwen.