IEFBE 3907
30 april 2025
Uitspraak

Bureau wijst oppositie van Stichting Nederlands Register Vastgoed Taxateurs tegen E-RT en ERT toe

 
IEFBE 3906
29 april 2025
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke bescherming voor Louboutin-schoenen: modellen missen vereiste originaliteit

 
IEFBE 3887
23 april 2025
Artikel

Online Update - Fictief makerschap na het ONB-arrest | dinsdag 13 mei 2025

 
IEFBE 3183

Prejudiciële vragen over begrip 'op welke drager dan ook'

7 sep 2020, IEFBE 3183; (Austro-Mechana tegen Strato AG), https://www.ie-forum.be/artikelen/prejudici-le-vragen-over-begrip-op-welke-drager-dan-ook

Oberlandesgericht Wien 7 september 2020, IEF 19748, IT 3398, IEFbe 3183; C-433/20 (Austro-Mechana tegen Strato AG) Via MinBuza. Verzoekster is een collectieve beheerorganisatie die exploitatierechten en rechten op vergoeding voor muziekwerken beheert. Verweerster exploiteert de dienst HiDrive, deze “cloud drive” is een “virtuele opslagruimte die even snel werkt en even gebruiksvriendelijk is als een (externe) harde schijf”. Verzoekster heeft gevorderd dat rekening en verantwoording zou worden afgelegd en dat vervolgens een vergoeding voor lege opslagmedia zou worden betaald. Verweerster betwist de vordering en voert aan dat uit de thans geldende versie van de auteurswet niet volgt dat voor cloudservices een vergoeding is verschuldigd. Verder zouden cloudservices en fysieke opslagmedia niet met elkaar kunnen worden vergeleken. De handelsrechter heeft de vordering afgewezen waarop verzoekster in hoger beroep ging. 

IEFBE 3182

HvJ EU: verbod op reclame kan in strijd zijn met Unierecht

3 feb 2021, IEFBE 3182; ECLI:EU:C:2021:89 (Fussl Modestraße Mayr tegen SevenOne Media ), https://www.ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-verbod-op-reclame-kan-in-strijd-zijn-met-unierecht

HvJ EU 3 februari 2021, IEF 19747, RB 3485, IEFbe 3182; ECLI:EU:C:2021:89 (Fussl Modestraße Mayr GmbH tegen SevenOne Media GmbH) Televisieomroep. Gelijke behandeling. Het Hof verklaart dat een volledige verbod, waardoor de inkomsten uit regionale televisiereclame worden voorbehouden aan regionale en lokale zenders, mogelijkerwijs verder dan noodzakelijk is om een gevarieerd televisieaanbod te behouden en kan leiden tot een ontoelaatbare ongelijkheid tussen de landelijke televisieomroepen en de aanbieders van reclamediensten op internet.

IEFBE 3184

Prejudiciële vraag: advocaatkosten 'noodzakelijke uitgaven'?

6 okt 2020, IEFBE 3184; (Media GmbH tegen FU), https://www.ie-forum.be/artikelen/prejudici-le-vraag-advocaatkosten-noodzakelijke-uitgaven

Landgericht Saarbrücken 6 oktober 2020, IEF 19749, IT 3399, IEFbe 3184 C-559/20 (Media GmbH tegen FU) Via MinBuza. De kernvraag in deze zaak betreft de vergoeding van de advocatenkosten voor een aanmaning wegens filesharing. Verzoekster verkoopt computerspellen voor commerciële doeleinden en is houdster van de exclusieve rechten van een specifiek computerspel. Verweerder is een natuurlijke persoon die geen professionele of commerciële doeleinden nastreeft en die dit computerspel voor derden beschikbaar heeft gesteld voor download. Hiermee heeft hij inbreuk gepleegd op de rechten van verzoekster. Verzoekster schakelde een advocatenkantoor in dat namens verzoekster een aanmaning naar verweerder heeft gestuurd. Voor het inschakelen van het advocatenkantoor heeft verzoekster kosten gemaakt (€984,60) dat als volgt is samengesteld: een 1,3 honorarium berekend over een waarde van de vordering van €20.000,-. De hoogte van dit bedrag wordt betwist. De rechter in eerste aanleg heeft verweerder veroordeeld tot betaling van €124,- en de vordering voor het overige afgewezen. Volgens de rechter in eerste aanleg is het vergoedbare bedrag van een vordering beperkt tot €1.000,- op grond van §97a(3) UrhG (Duitse wet inzake het auteursrecht). Met haar beroep voor de verwijzende rechter wil verzoekster haar vordering tot volledige vergoeding van haar advocatenkosten alsnog geldend maken.

Prejudiciële vragen:

IEFBE 3179

Uitspraak ingezonden door Michaël De Vroey, Baker McKenzie.

 

Geen auteursrecht 'Feather Cuff' armband

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 21 jan 2021, IEFBE 3179; (SaS Ohara tegen Tawo), https://www.ie-forum.be/artikelen/geen-auteursrecht-feather-cuff-armband

Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel 21 januari 2021, IEFbe 3179; A/20/00973 (Ohara tegen Towa) [Vervolg op IEFbe 3110]. Philippe Audibert ontwerpt mode-accessoires waaronder juwelen, die wereldwijd verkocht worden door zijn onderneming Ohara. Tawo verkoopt eveneens juwelen. Ohara stelt dat Tawo producten op de markt brengt die identiek zijn aan hun “Feather Cuff” armbanden. In de dagvaarding is de vordering gesteund op de Gemeenschapsmodelrechten en auteursrechten die zij zouden hebben op het zogenaamde 'AHE model'. Ohara stelt zich daarbij op het standpunt dat het oorspronkelijk karakter van de armband wordt gevormd doordat de auteur bewust zou hebben gekozen voor strakke en ongebogen vederharen die vanuit de spoel van de veer schuin naar de zijkanten lopen. Geoordeeld wordt dat van oorspronkelijkheid van de armband niet gesproken kan worden. Het volstaat niet om banale elementen te combineren om een oorspronkelijk werk te creëren. Towa heeft daarnaast op voldoende wijze aannemelijk kunnen maken dat de armbanden behoren tot een stijl, de zogenaamde 'Navajo-cultuur'. Gelet op de afwezigheid van het bestaan van auteursrechten wordt de vordering van Ohara dan ook afgewezen. 

IEFBE 3181

Uitspraak ingezonden door Emmanuel Cornu en Julie Kever, Simont Braun.

Gebruik label Château Pétrus onrechtmatig

Henegouwen(afd. Bergen) - Hainaut(div.Mons) 6 jan 2021, IEFBE 3181; (Château Pétrus tegen X), https://www.ie-forum.be/artikelen/gebruik-label-ch-teau-p-trus-onrechtmatig

Tribunal de première instance (correctionnel) du Hainaut, division Charleroi 6 janvier 2021, 19C000951 (Petrus contre X) Contrefaçon par importation de plus de 3000 étiquettes de vin « Château Petrus ». Constitution de partie civile par le titulaire de la marque « Château Petrus », notamment du chef de contrefaçon de sa marque figurative renommée (forme et graphisme de l’étiquette de vin). 

Poursuites recevables : la collaboration, lors de la saisie de la marchandise contrefaite à l’aéroport de Gosselies (Charleroi), entre les autorités douanières et le titulaire de la marque n’est pas contraire au principe du procès équitable prévu à l’article 6.1. de la CEDH. 

Délit de contrefaçon établi : l’importation constitue un « usage » non autorisé de la marque au sens de la CBPI. L’usage relève de la « vie des affaires » dès lors qu’il s’inscrit dans un activité commerciale visant l’obtention un avantage économique. La marque figurative « Château Pétrus » contrefaite étant une marque renommée, l’usage de celle-ci peut être prohibé même pour des produits différents que les produits désignés, tels que par exemple les objets de décoration. Le prévenu entendait tirer indûment profit de la renommée et du pouvoir distinctif de la marque, l’acquisition des étiquettes ayant été faite dans le but de revendre des objets décoratifs revêtus de ces étiquettes, à haut prix. Le dommage moral subi par le titulaire de la marque est indemnisé à concurrence d’un montant forfaitaire de 10 € par étiquette contrefaisante.

IEFBE 3180

HvJ EU over de informatie die op cosmeticaproducten moet zijn aangebracht

17 dec 2020, IEFBE 3180; ECLI:EU:C:2020:1039 (A.M. tegen E.M.), https://www.ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-over-de-informatie-die-op-cosmeticaproducten-moet-zijn-aangebracht

HvJ EU 17 december 2020, IEF 19742, RB 3484, IEFbe 3180; ECLI:EU:C:2020:1039 (A.M. tegen E.M.) A.M. is eigenaar van een schoonheidssalon en kocht bij distributeur E.M. cosmetische producten van een Amerikaanse fabrikant. A.M. heeft een opleiding gevolgd die werd gegeven over de producten die E.M. verkocht, waarbij ook de etikettering van die producten aan bod kwam. A.M. kocht na deze opleiding diverse cosmetische producten bij E.M. A.M. beëindigde de overeenkomst, omdat de verkochte waar gebreken vertoonde. A.M. voert daarbij aan dat de verpakking van de cosmetische detailhandelsproducten geen informatie vermeldt in het Pools over de functie van het product, te weten de vermeldingen die voortvloeien uit artikel 19, lid 1, onder f), en lid 5, van verordening nr. 1223/2009. E.M. verzekerde echter dat de producten weldegelijk geëtiketteerd waren overeenkomstig de geldende bepalingen. Op de producten is een symbool aangebracht dat een hand met een open boek voorstelde en dat de eindgebruiker van het product verwees naar een bijsluiter, in casu een catalogus in het Pools. In deze omstandigheden heeft de rechter besloten hierover het Hof prejudiciële vragen te stellen. Mede gelet op het oogmerk om de voorschriften inzake de etikettering van cosmetische producten uitputtend te harmoniseren, wordt geoordeeld dat niet is voldaan aan de neergelegde verplichting om op de verpakking informatie aan te brengen over de functie van het cosmetisch product.

IEFBE 3178

Uitspraak ingezonden door Jesper Vrielink, Rijksuniversiteit Groningen.

HvJ EU beantwoordt prejudiciële vragen beoordelingsdatum vervallenverklaring

17 dec 2020, IEFBE 3178; ECLI:EU:C:2020:1044 (Husqvarna tegen Lidl E-Commerce), https://www.ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-beantwoordt-prejudici-le-vragen-beoordelingsdatum-vervallenverklaring

HvJ EU 17 december 2020, IEF 19733, IEFbe 3178; ECLI:EU:C:2020:1044 (Husqvarna tegen Lidl E-Commerce) [Vervolg op IEF 18791]. Het Bundesgerichtshof van Duitsland heeft aan het HvJ EU vragen gesteld inzake de uitleg van artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 betreffende de berekening van de periode van niet-gebruik van een merk. Duits recht bepaalt dat bij de berekening van de periode van gebruik van vijf jaar het tijdstip van instelling van de (reconventionele) vordering als uitgangspunt dient. Eindigt de periode van vijf jaar van niet-gebruik echter pas na instelling van deze vordering, dan moet worden uitgegaan van het tijdstip van de sluiting van de pleitzitting. Geoordeeld wordt dat artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 zich ertegen verzet dat het tijdstip van de sluiting van pleitzitting in aanmerking moet worden genomen als beoordelingsdatum, omdat die keuze zou stroken met de doelstelling om merken alleen te beschermen wanneer zij daadwerkelijk worden gebruikt en met de doelstelling van doeltreffendheid van de procedures. Het tijdstip dat de (reconventionele) vordering is ingesteld, dient dus in aanmerking te moeten worden genomen om vast te stellen of de in die bepaling bedoelde ononderbroken periode van vijf jaar is verstreken.

IEFBE 3177

Uitspraak ingezonden door Renaud Dupont en Lisbeth Depypere, CMS.

Derdenverzet tegen beslag inzake namaak is ongegrond

15 okt 2020, IEFBE 3177; (Neoscan en S. tegen Bruker Belgium), https://www.ie-forum.be/artikelen/derdenverzet-tegen-beslag-inzake-namaak-is-ongegrond

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen 15 oktober 2020, IEFbe; 20/62/C (Neoscan en S. tegen Bruker Belgium) Beschikking. De heer S, tweede eiser op derdenverzet, was eerst oprichter en later werknemer van de NV Bruker Belgium (“Bruker”) verweerster op derdenverzet. In maart 2019 nam de heer S ontslag bij Bruker en in april 2019 richtte hij de BV Neoscan (“Neoscan”) op, die actief is in hetzelfde marktsegment als Bruker, namelijk het segment van microCT scanners en de bijhorende scan-, reconstructie- en visualisatiesoftware. Reeds in januari 2020 bracht Neoscan haar twee eerste systemen op de markt met bijhorend softwarepakket.  Bruker stelde vast dat er grote gelijkenissen waren met de software van haar eigen systemen en diende een eerste verzoekschrift tot beslag inzake namaak bij de voorzitter van de ondernemingsrechtbank van Antwerpen, dat gericht was tegen Neoscan. Dat beslag inzake namaak vond plaats op 11 juni 2020.

IEFBE 3174

Uitspraak ingezonden door Andreas Reygaert en Paul Maeyaert, Fencer Law.

Schending auteursrechtelijk stelplicht leidt tot nietige dagvaarding

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 30 jul 2020, IEFBE 3174; (Soclothes tegen Studio 10), https://www.ie-forum.be/artikelen/schending-auteursrechtelijk-stelplicht-leidt-tot-nietige-dagvaarding

Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel 30 juli 2020, EFbe 3164; A/19/00480 (Soclothes tegen Studio 10) Soclothes bracht gebreide “tricot” kledij op de markt onder het merk “Valentine Witmeur”. Studio 10 verkoopt loshangende gebreide truien onder het merk “Lee and Me” met als stijlkenmerken contrasterende kleurblokken en strepen op de mouwen. Soclothes beweerde dat Studio 10 de truien van Valentine Witmeur reproduceerde of minstens adapteerde, daarmee haar auteursrechten schond en zich schuldig maakte aan oneerlijke marktpraktijken. Soclothes had evenwel in haar dagvaarding nagelaten in concreto de truien te identificeren waarvoor zij auteursrechtelijke bescherming opeiste en welke truien precies een inbreuk zouden maken op de beweerde auteursrechtelijk beschermde truien. De vage en algemene bewoordingen van de dagvaarding en het gebrek aan precisie bij het formuleren van de vorderingen vormde, aldus de rechter, een schending van de rechten van verdediging van Studio 10. De dagvaarding werd zodoende nietig verklaard ingevolge art. 702,3° Ger.W.

IEFBE 3176

Artikel ingezonden door Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen en bureau Brandeis.

Noot Paul Geerts onder Kogellagers en mk advokaten

Paul Geerts, Noot onder HvJ EU 30 april 2020, ECLI:EU:C:2020:341 (Kogellagers) [IEF 19182] en HvJ EU 2 juli 2020, ECLI:EU:C:2020:519 (mk advokaten/MBK Rechtsanwälte) [IEF 19317]; gepubliceerd in IER 2020/53 en IER 2020/54.

1. De inbreukcriteria onder art. 5 lid 1 sub a en b (oud) MRl vereisen dat een derde (i) gebruik maakt van het merk of overeenstemmend teken in (ii) het economisch verkeer.  Beide vereisten staan in de hier te bespreken arresten centraal. Uit al eerder gewezen jurisprudentie blijkt dat het Hof beide vereisten ruim uitlegt.

2. Wel is het zo dat het Hof aan het gebruik een ondergrens heeft gesteld. Het gebruik van een teken impliceert dat de betrokken marktdeelnemer het teken in het kader van zijn eigen commerciële communicatie gebruikt en dat sprake is van een actieve gedraging.

3. In het Google/Louis Vuitton-arrest is beslist dat het gebruik van een teken op zijn minst impliceert dat de betrokken marktdeelnemer het teken in het kader van zijn eigen commerciële communicatie gebruikt. Daar zal al snel sprake van zijn. Uitzonderingen zijn echter denkbaar.
Lees verder.