DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties/noten - Publications/commentaires  

IEFBE 667

Analysing the Trade Secrets Directive

Wouter Pors, Analysing the Trade Secrets Directive, IE-Forum.nl IEF 13607.
Bijdrage ingezonden door Wouter Pors, Bird & Bird. The European Commission has published a proposal for a Trade Secrets Directive on 28 November 2013. This is a big step forward in the long-desired harmonization of trade secret law throughout Europe. It has the potential to bring protection to the same level as in the US, where the Uniform Trade Secrets Act has been around for quite a while. It was also necessary since so far most Member States have not taken sufficient steps to implement Article 39 TRIPs, which requires a minimum level of trade secret protection.

(...) 4. Conclusion
The proposal for the Trade Secret Directive certainly is a big step forward towards effective protection. It contains a lot of useful tools and provides a comprehensive, though not perfect, delimitation of the scope of trade secrets. At the same time it is an imperfect proposal with a fundamental flaw. It denies trade secrets their full protection as intellectual property rights as required by TRIPs. The fear for too much protection has led to some provision that might render the law rather ineffective. The choice not to have trade secrets covered by the Enforcement Directive means that different sets of tools apply and essential tools for collecting evidence are missing.

It is clear that the commission also has not appreciated, or chosen not to appreciate, the problems this causes in litigation practice. Any patented invention starts with a trade secret, but even once patent protection is granted, trade secret protection is still required. Not every bit of know-how meets the requirements for patentability and not every further development or technology involved in implementing the patent can be patented, either for legal or for economic reasons. However, if the invention is then copied by an infringer, this may be a combination of patent and trade secret infringement, which the owner might want to address in a single action. Because of the diverging rules for enforcement, that might prove to be quite difficult.
The current proposal is not the final text. Some of the problems are a result of political compromise and very hard to repair. Others are more up for debate, also by legal professionals. There will be lots of opportunities for industry to have this debate in the near future. The Directive is not expected to be enacted in the very near future, probably at least not before the end of this year. It is worthwhile to have these discussions and share views with the Commission, in order to create a good system that brings Europe to the same level as the US.

Wouter Pors

Meegezonden documenten:
Trade secrets proposal
Trade secrets implementation plan
Trade secrets summary impact assessment

IEFBE 665

In de tijdschriften februari 2014

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de bladen, voor de sites dient u in te loggen. Heeft u suggesties voor deze rubriek, of wilt u uw inhoudsopgave hier ook in laten opnemen, laat het ons weten: redactie@ie-forum.be.

Berichten IE 2013-12 JIPLP 2014 vol 9 issue 3
Kosteloze download

Berichten IE
Artikelen

Auteursrecht met betrekking tot octrooiaanvragen – Toon Huydecoper
Finding Vredopat.pending – Alexander Tsoutsanis

Rechtspraak
Octrooirecht
Nr. 3 Hoge Raad 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4115, Lundbeck/Tiefenbacher, IEF 12745 – met noot van A. Tsoutsanis
Merkenrecht/auteursrecht
Nr. 4 Hof Amsterdam 23 juli 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2243, [Appellant]/ Super de Boer, IEF 13397 – met noot van T.E. Deurvorst

Rechtspraak in het kort
Merkenrecht
Nr. 5 HvJ EU 19 september 2013, Martin Y Paz/David Depuydt c.s., IEF 13049
Nr. 6 Hof Amsterdam 15 oktober 2013, AFC Ajax N.V./X., IEF 13159
Nr. 7 HvJ EU 17 oktober 2013, Isdin SA/BHIM en Bial-Portela & Cª SA, IEF 13148
Nr. 8 Hoge Raad 6 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1613, Makro/Diesel, IEF 13317
Nr. 9 Hoge Raad 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2057, Refresco/Red Bull, IEF 13370

JIPLP 2014 vol 9 issue 3
Guest Editorial
Through the looking glass?
Julia Montero . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171

Current Intelligence
Italian torpedo actions can sink cross-border patent infringement proceedings
Michele Giannino . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
HTC v Nokia (UK): no case for exhaustion
Pat Treacy and Helen Hopson. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
Hong Kong media group has no protectable goodwill in the UK; its Community trade mark is ‘now’ invalid
Joel Smith and Laura Deacon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
United States Court of Appeals for the Second Circuit examines trade mark infringement under the Federal Trademark Dilution Act
Miri Frankel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Copyright criminal complaint against YouTube dismissed in Argentina
Pablo A. Palazzi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
SAS: major software copyright ruling upheld
Iona Silverman . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Puma and jumping feline at the intersection of design and trade mark rights
Laetitia Lagarde. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Risks of IP carve-out in arbitration clauses
Jacques de Werra . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184

Articles

The Technology Transfer Block Exemption Regulation and related Guidelines: competition law and IP licensing in the EU
Stefano Barazza. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Copyright law-making in the EU: what lies under the ‘internal market’ mask?
Ana Ramalho . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Repeated filings of a European Community trade mark
Karin Stumpf. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225

From GRUR Int.
Personal privacy rights in the 21st century: logic and challenges
Karl-Nikolaus Peifer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
Vehicle Navigation System
Sandra von Lingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Quo vadis, iudicium unitarium?
Peter Meier-Beck . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 241

IP in Review
At the crossroads of art and law: international art collection
Paraskevi Kollia. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
Paragliding from the pharmaceutical patent cliff
Christopher Stothers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247
Interpreting for Humpty Dumpty: Bridging the gap between intended usage and constructed claim definitions
Patrick E. Caldwell. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Patent remedies from around the world
David R. Verbeeten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255

IEFBE 635

Lancering new gTlds: het internet wordt nooit meer hetzelfde

Bijdrage ingezonden door Theo-Willem van Leeuwen, Abcor.
Welke domeinnaam moet je als bedrijf registreren? Alleen de .NL of ook de .BIZ, .ORG, .COM etc.? Vanaf dit jaar komen er een kleine 600 nieuwe topleverldomeinnamen bij. Denk aan .CAR, .FASHION, . FINANCE, . SHOP, . RETAIL etc. Het is ondoenlijk om alle domeinnaam te registreren. Waar moet je als bedrijf rekening mee houden en hoe gaat het internet veranderen door de lancering komende drie jaar van al die nieuwe extensies.

 

Voor bedrijven is het zoeken van een juiste naam voor het bedrijf of een product een ware bevalling. Als er een naam bedacht is, zijn er nog wat hordes te nemen. Is de naam wel te gebruiken in verband met oudere overeenstemmende merken of handelsnamen? En voor de dagelijkse praktijk heel belangrijk: is de domeinnaam nog wel beschikbaar? Helaas is dat vaak niet het geval.

Een domeinnaam is een vestigingsadres op het internet zodat een website van een bedrijf simpel te vinden is. Dat adres is gekoppeld aan een landcode (zoals .NL) of een generieke code (zoals .BIZ). Nederlandse bedrijven maken vaak gebruik van de Nederlandse extensie .NL. In Nederland zijn ruim vijf miljoen domeinnamen geregistreerd. Hiermee staat Nederland in de top vijf van landen met de meeste domeinnamen. Het nadeel hiervan is, dat bij de lancering van een nieuw bedrijf, de daarbij behorende domeinnaam al vaak is geregistreerd.

Stel het bedrijf heet ALEX en verkoopt herenmode. De domeinnaam www.alex.nl is al geregistreerd door een bank, dus die kan niet gebruikt worden. Aan de domeinnaam kan dan iets worden toegevoegd (bijvoorbeeld www.alexherenkleding.nl) maar dat is niet aantrekkelijk. Een korte naam heeft twee voordelen. De consument onthoudt het makkelijker en hoe korter de domeinnaam, des te minder tikfouten worden er gemaakt (dus meer bezoek). Als alternatief kan er een generieke extensie gebruikt worden zoals .BIZ of .ORG. Dit is in Nederland ook niet aantrekkelijk omdat de gemiddelde consument ervan uitgaat dat er een .NL domeinnaam wordt gebruikt.

Het probleem dat een naam maar een keer vergeven kan worden, is niet typisch Nederlands. Wereldwijd speelt dit al jaren. Om die reden is besloten om naast de landenextensies heel veel nieuwe generieke extensies toe te laten op het internet. Bedrijven die hier brood in zagen, konden zich hiervoor inschrijven. Gevolg: er worden komende jaren ca zeshonderd nieuwe generieke extensies gelanceerd. De verwachting is dat de eerste nieuwe extensies dit jaar actief worden. Voor accountants bedrijven komt er een .ACCOUNTANT , voor bijvoorbeeld kledingzaken de .FASHION. Voor vrijwel iedere branche komt er een nieuwe extensie. Ook al heeft een bedrijf al een .NL domeinnaam, dan is het toch verstandig deze nieuwe branchegerelateerde domeinnaam te registreren.

Een aantal grote bedrijven (waaronder Google) heeft massaal nieuwe extensies aangevraagd. De verwachting is, dat door de nieuwe extensies de vindbaarheid van websites sterk zal wijzigen. Belangrijk voor de ranking (o.a. bij Google), is onder andere de juiste domeinnaam. Waarschijnlijk krijgen domeinnamen die gekoppeld zijn aan de extensie van een branche een hogere waardering (zeker door Google want die moet haar geld terugverdienen). Alex herenmode, krijgt dus een hogere positie als die gebruik maakt van de domeinnaam www.alex.fashion in plaats van www.alex.nl. Omdat ook hier een domeinnaam maar een keer vergeven kan worden, moeten bedrijven hier wel tijdig op inspelen. Bedrijven die een merk hebben, kunnen gebruik maken van een speciale procedure om met voorrang een domeinnaam te claimen. Anticipeer daarom nu, want na 2015 wordt het internet nooit meer hetzelfde. Laat de belangrijkste namen registreren als merk en laat die merken inschrijven in de Trademark Clearinghouse.

Theo-Willem van Leeuwen

IEFBE 605

Perspectives of creators and performers on the digital era

Poort, Akker, Rutten, Weda, 'Perspectives of creators and performers on the digital era' accepted for New Media & Society (2013), IvIR.nl.
Survey, Creators, Performers, Digitisation, Copyright, Cluster analysis.
In this contribution, a nearly comprehensive survey among creators and performers in media, arts and entertainment in the Netherlands is presented. It concerns the implications of digital reproduction and distribution for the creative professions as perceived by those working in it. Based on regressions and cluster analysis of the survey data, an analysis is provided of income developments and perceived threats and opportunities of digitisation, as well as an exploration of the underlying socio-economic and professional factors. Many creators and performers perceive digitisation primarily as a threat. Although age is a relevant explanatory factor for the opinions regarding digitisation, the notion of a generation gap is shown to be an oversimplification. Other relevant dimensions include income development, education level, and the way digitisation has affected respondents’ discipline.

Lees verder

IEFBE 599

Boek XII Recht van de elektronische economie

Wet van 15 december 2013 houdende invoeging van Boek XII, ‘Recht van de elektronische economie’, in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XII en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XII, in de Boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht, BS 14 januari 2014.

Wet van 26 december 2013 houdende invoeging van artikel XII.5 in het Boek XII, Recht van de elektronische economie' van het Wetboek van economisch recht, BS 14 januari 2014.

Vorig jaar is de wetgever gestart met het bundelen van de economische regelgeving in één Wetboek van economisch recht. Omdat het niet om een loutere codificatie gaat, verloopt deze operatie in verschillende fasen. Uiteindelijk zal het nieuwe wetboek bestaan uit 17 delen. Nu is boek XII “Recht van de elektronische economie” aan de beurt. Een wet van 15 december 2013 voegt dit nieuw boek in. En tegelijk worden de definities en de rechtshandhavingsbepalingen die eigen zijn aan Boek XII ingevoegd in de Boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht. Het gaat om specifieke definities, bevoegdheden en strafrechtelijke sancties.

Lees het artikel van Steven Bellemans op LegalWorld/Jura.

IEFBE 597

Talenkorting gaat verdwijnen bij het Europees Octrooibureau

Decision of the Administrative Council of 13 December 2013 amending Rule 6 of the Implementing Regulations to the European Patent Convention and Article 14(1) of the Rules relating to Fees (CA/D 19/13)
Bijdrage ingezonden door Cees Mulder, Maastricht University.
Per 1 april 2014 schaft het Europees Octrooibureau de korting af die indieners van Europese octrooiaanvragen en houders van Europese octrooien krijgen omdat ze een taal gebruiken die niet een van de drie officiële talen van het Europees Octrooibureau is.

Deze korting (20%) werd gegeven aan inwoners van Staten die deel uitmaken van het Europees Octrooiverdrag (EOV), die een officiële taal hebben anders dan Duits, Engels of Frans, en aan onderdanen van die Staat die in het buitenland wonen. Deze personen kunnen bepaalde stukken indienen in een officiële taal van die Staat (Artikel 14 EOV). Volgens de huidige Regel 6(3) EOV wordt aan personen die een Europese octrooiaanvrage, een verzoek om onderzoek, een oppositie, een beroep, een verzoek om herziening of een verzoek om beperking of herroeping indienen in hun landstaal: de indieningstaks, de taks voor het onderzoek, de taks voor de oppositie, de taks voor het beroep, de taks voor het herzieningsverzoek of de taks voor het verzoek om beperking of herroeping met 20% verminderd (percentage wordt genoemd in het Taksenreglement).

Bij de totstandkoming van het Europees Octrooiverdrag in 1973 is er flink strijd geleverd over welke drie talen de officiële talen van het Europees Octrooibureau zouden worden. Omdat het Europees Octrooibureau een tak in Nederland zou krijgen (het Institut International des Brevets was sinds 1947 in Den Haag gevestigd) was het niet meteen voor de hand liggend dat bijvoorbeeld Nederlands niet een van die drie officiële talen zou worden.

Uiteindelijk heeft Nederland als eerste zijn talenrecht opgegeven (gevolgd door Italië). Deze doorbraak heeft er mede toe bijgedragen dat Bob van Benthem de eerste President van het Europees Octrooibureau werd.

Teneinde landen die niet meteen in Duits, Engels of Frans kunnen indienen (vaak door nationale taaleisen) tegemoet te komen, is indertijd een kortingsregeling ingesteld met name als compensatie voor de extra vertaalkosten. Deze regeling wordt nu afgeschaft ondanks protesten in de Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie (Finland, Italië, Nederland, San Marino, Poland, Turkije en Zwitserland stemden tegen).

Per 1 April 2104 wordt de huidige talenkorting in Regel 6(3) EOV vervangen door een korting voor het midden en klein bedrijf, zelfstandige uitvinders en non-profit organisaties, universiteiten en publieke onderzoeksinstellingen. Verder wordt de korting beperkt tot de indieningstaks ('filing fee') en de taks voor het onderzoek ('examination fee'). Volgens Artikel 14(1) van het Taksenreglement bedraagt de korting 30%.

Cees Mulder

IEFBE 590

In de tijdschriften december 2013

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de (Nederlandse) bladen, voor de sites dient u in te loggen:


AMI 2013-6

Berichten IE 2013-12
 
BMM Bulletin 2013-2

Mediaforum 11/12
 
IER 2013 afl. 6

AMI
De grensoverschrijdende inbreuk: daad, plaats en norm na Football Dataco & Pinckney M.M.M. van Eechoud
Multiterritoriale licentiëring van online muziekauteursrechten en de (toekomstige) rol van collectieve beheersorganisaties C. Engels
Jaaroverzicht

Berichten IE december 2013
Fair protection – Toon Huydecoper (uit Hoyng-bundel)
Solvay/Honeywell – a sleeping beauty – Simon Dack (uit Hoyng-bundel)
(On)betrouwbaarheid van merkdepots – o.a. voor planten – na IP Translator – Paul van der Kooij

BMM Bulletin:
Grenzen aan beperkingen in het merkenrecht

‘Specialist’, ‘gespecialiseerd in’ of toch niet? Ady van Nieuwenhuizen
De gegronde redenen van de merkhouder in de Europese rechtspraak Flip Petillion en Axel Clerens
Verwijzen of verwarren? Over refererend merkgebruik in de praktijk Jaap Bremer

Jurisprudentie overzicht

Mediaforum:
Het middel ontheiligt het doel - Nicolai van Gorp
Cookieregulering revisited - Machiel Bolhuis
Wetsvoorstel aanpassing art. 11.7a Tw

IER
VizIER
Nr. 58 - Het nut van prejudiciële vragen/J.M.B. Seignette

Artikel
Nr. 59 - De nieuwe Antipiraterij Verordening: een korte bespreking/ F.W.E. Eijsvogels

IEFBE 589

Over het format van reality-programma Dilemme en de typologie van kandidaten

France - Cour de cassation, Chambre commerciale, 26 novembre 2013, 12-27087 (Endemol tegen ALJ)
Samenvatting door Jolien Dewitte en Kristof Neefs, ALTIUS.
Arrest van het Franse Hof van Cassatie inzake de bescherming van TV-formats op basis van oneerlijke mededinging en parasitisme. Vgl. in Nederland (auteursrecht): IEF13311.

Endemol verwijt ALJ Productions de format van “Loft Story” en “Secret Story” te hebben overgenomen met het reality-programma “Dilemme”. De format bestaat erin verschillende mensen samen te brengen in een huis waarin zij met de meest uiteenlopende situaties (dilemma’s) worden geconfronteerd. Volgens Endemol werd ook de typologie van de kandidaten (bvb. “le candidat musclé et tatoué sur le dos” en “la candidate blonde pulpeuse”) gekopieerd.

De vordering wordt gebaseerd op oneerlijke mededinging en parasitisme. Het kopiëren van de prestaties van een andere onderneming is in principe vrij maar wordt onrechtmatig wanneer er begeleidende omstandigheden voorhanden zijn die het handelen onrechtmatig maken (vgl. in België: Cass. 29 mei 2009, RABG 2011/1, p.3). Endemol voert aan dat ALJ profiteert van de bekendheid en het succes van Endemol en dat zij verwarring veroorzaakt bij TV-kijker.

Hoewel Endemol in eerste aanleg in het gelijk wordt gesteld, wordt dit vonnis hervormd door het hof van beroep van Parijs. Het hof van beroep oordeelt onder meer dat ALJ geen fout begaat door gebruik te maken van de ervaring en vaardigheden van haar oprichtster, een voormalig werkneemster van Endemol. In het arrest van 26 november 2013 verwerpt het Franse Hof van Cassatie de voorziening in cassatie:

“Attendu que la société Endemol fait encore le même grief à l’arrêt, alors, selon le moyen :

1°/ que si le simple fait de copier la prestation d’autrui n’est pas en soi fautif, les circonstances dans lesquelles cette copie intervient revêtent un caractère fautif lorsqu’elles sont contraires aux usages loyaux du commerce ; qu’il suffit, à cet égard, de caractériser une seule faute ; qu’en énonçant que « la concurrence déloyale par parasitisme suppose que celui en excipant puisse démontrer, d’une part, que son concurrent a procédé de façon illicite à la reproduction de données ou d’informations qui caractérisent son entreprise par la notoriété et l’originalité s’y attachant, elles-mêmes résultant d’un travail intellectuel et d’un investissement propre, d’autre part, qu’un risque de confusion puisse en résulter dans l’esprit de la clientèle potentielle, en l’occurrence les téléspectateurs des émissions considérées », cependant qu’il s’agit là de deux fautes distinctes et qu’il n’est nullement nécessaire de caractériser une double faute, la cour a violé l’article 1382 du code civil ;

2°/ que si le simple fait de copier la prestation d’autrui n’est pas en soi fautif, les circonstances dans lesquelles cette copie intervient revêtent un caractère fautif lorsqu’elles sont contraires aux usages loyaux du commerce ; qu’est ainsi fautif le fait de se placer dans le sillage d’un opérateur économique en imitant les caractéristiques d’un produit ou d’une prestation notoires, cherchant ainsi à tirer indûment profit de cette notoriété et y portant par là même atteinte ; qu’en déniant tout caractère fautif aux agissements reprochés à la société ALJ, sans tenir compte de la notoriété des formats et programmes audiovisuels « Loft story » et « Secret story », pourtant invoquée par la société Endemol, et sans rechercher, comme elle y était invitée, si la société ALJ n’avait pas tiré indûment profit de la notoriété de ces programmes en imitant de nombreuses caractéristiques de ceux-ci, et ce indépendamment de toute question relative à leur originalité, la cour d’appel a privé sa décision de base légale au regard de l’article 1382 du code civil ;

3°/ qu’en s’abstenant de rechercher, comme elle y était invitée, si la société ALJ ne s’était pas fautivement placée dans le sillage de la société Endemol et de ses programmes, au moyen d’une communication destinée à établir un lien voire une filiation entre le programme « dilemme » et les programmes antérieurs « Loft story » et « Secret story » de la société Endemol, en mettant notamment en avant, dans les médias, la personne de la productrice de l’émission, Mme X..., figure connue du public pour ses activités passées liées aux programmes de téléréalité Endemol, et qui n’a eu de cesse de se présenter, auprès des journalistes, comme la créatrice et la productrice de ces programmes, tout en les dénigrant publiquement, la cour d’appel a entaché sa décision d’une insuffisance de motivation, en violation de l’article 455 du code de procédure civile ;

4°/ que dans ses conclusions d’appel, la société Endemol faisait valoir qu’en définissant, en 2002, les « trois idées force » structurant la téléréalité, le CSA s’était fondé exclusivement sur les caractéristiques du seul programme « Loft story », qui venait d’être diffusé quelques mois auparavant, mais que cette définition ne pouvait s’appliquer aux programmes de téléréalité diffusés postérieurement, lesquels ne reprenaient pas, en tout ou partie, ces idées-forces ; qu’en se bornant à affirmer que celles-ci définiraient les caractéristiques « inhérentes à la téléréalité d’enfermement », sans constater qu’en 2002, d’autres sociétés que celles du Groupe Endemol auraient produit des émissions de « téléréalité d’enfermement » en mettant en oeuvre ces caractéristiques, la cour d’appel a entaché sa décision d’une insuffisance de motivation, en violation de l’article 455 du code de procédure civile ;

5°/ qu’en se bornant à affirmer que la préexistence du savoir-faire mis en oeuvre par la société Endemol dans les programmes « Loft story » et « Secret story » ne serait pas démontrée, sans constater que des sociétés extérieures au Groupe Endemol auraient conçu, antérieurement à celui-ci, des formats ou programmes présentant les mêmes caractéristiques, et justifier ainsi que le Groupe Endemol ne serait donc pas à l’origine des émissions de téléréalité d’enfermement, la cour d’appel a entaché sa décision d’une insuffisance de motivation, en violation de l’article 455 du code de procédure civile ;

6°/ qu’en se bornant à affirmer que l’intimée n’établirait pas la préexistence, la consistance et le caractère confidentiel de son savoir-faire, ni le caractère fautif des circonstances ayant permis d’y accéder, sans répondre aux conclusions d’appel de la société Endemol qui faisaient valoir que Mme X... et M. Y... avaient eu accès, du fait de leurs fonctions passées au sein du Groupe Endemol, aux « bibles » c’est-à-dire aux documents décrivant les caractéristiques et le dispositif technique spécifique mis en oeuvre dans les émissions « Loft story » et « Secret story », et avaient pu bénéficier des formations mises en place par la maison-mère de ce groupe pour aider à la réalisation d’adaptations du concept « Big Brother », la cour d’appel a entaché sa décision d’une insuffisance de motivation, en violation de l’article 455 du code de procédure civile ;

7°/ que si la copie de la prestation d’autrui est libre, c’est sous réserve de respecter les usages loyaux du commerce ; que commet une faute le tiers qui ne se contente pas d’imiter les caractéristiques d’un format ou programme audiovisuel, mais décide d’exploiter les connaissances et la notoriété acquises par d’anciens salariés et mandataires sociaux d’une autre entreprise, pour lancer un programme imitant l’ensemble des caractéristiques constitutives d’un programme télévisé dont cette autre entreprise est à l’origine et qui a acquis une notoriété, ce qui permet au tiers de se placer ainsi indûment dans le sillage de cette entreprise ; qu’en retenant que la société ALJ n’aurait commis aucune faute, la cour d’appel a violé l’article 1382 du code civil ;

8°/ que le parasitisme, qui consiste, pour un opérateur économique, à se placer dans le sillage d’une entreprise en profitant indûment de la notoriété acquise ou des investissements consentis, résulte d’un ensemble d’éléments appréhendés dans leur globalité ; qu’en se limitant à un examen d’une partie des griefs invoqués par la société Endemol appréhendés de manière isolée, sans rechercher, au terme d’une appréciation globale, si compte tenu de la notoriété des formats et programmes « Loft story » et « Secret story », du fait que la société Endemol est à l’origine du concept servant de base à ces programmes, de la présence, au sein de la société ALJ, de Mme X... et de M. Y..., qui ont exercé auparavant les fonctions les plus importantes dans les filiales françaises du Groupe Endemol et ont ainsi accédé aux « bibles » de la société Endemol International B.V. et ont bénéficié des formations organisées par la maison-mère de ce groupe pour aider à la réalisation d’adaptations du concept « Big Brother », ainsi que du choix de la société ALJ de mettre en avant Mme X..., cette dernière société n’avait pas commis une faute engageant sa responsabilité, la cour d’appel a privé sa décision de base légale au regard de l’article 1382 du code civil ;

9°/ que le comportement du tiers qui, en imitant les caractéristiques de la prestation d’autrui, tire indûment profit de la notoriété de celle-ci ou des efforts consentis par l’entreprise qui l’exploite, demeure fautif, quand bien même la réalisation de cette imitation aurait nécessité la mise en oeuvre d’efforts ou d’investissements particuliers ; qu’en retenant, pour conclure à l’absence de faute de la société ALJ, que cette société rapportait la preuve de la réalité des investissements effectués par ses soins pour mettre au point l’émission « dilemme », la cour d’appel s’est déterminée par un motif inopérant, en violation de l’article 1382 du code civil ;

Mais attendu, en premier lieu, qu’ayant été saisie d’une demande indemnitaire sur le double fondement de la concurrence déloyale résultant de la reprise des éléments essentiels des formats des programmes de la société Endemol et d’actes parasitaires, la cour d’appel n’a pas méconnu les exigences de l’article 1382 du code civil en se référant à la recherche d’un risque de confusion entre les émissions en cause ;

Et attendu, en second lieu, que c’est dans l’exercice de son pouvoir souverain d’appréciation des éléments de preuve que la cour d’appel, qui n’était pas tenue de suivre les parties dans le détail de leur argumentation, a, d’un côté, estimé qu’aucun procédé déloyal n’était à reprocher à Mme X..., à ses anciens salariés ou prestataires et à la société ALJ qui n’avait fait que mettre en oeuvre les compétences et l’expérience personnelle de sa fondatrice, et de l’autre, retenu que les similitudes relevées entre les formats étaient intrinsèquement liées au genre de la téléréalité d’enfermement et correspondaient aux codes usuels de la profession en ce domaine, sans que les éléments allégués permettent aucune identification aux formats revendiqués par la société Endemol, source de confusion, ou puissent établir la consistance comme le détournement illicite d’un savoir-faire ; qu’ayant ensuite relevé que différents éléments établissaient une impression d’ensemble spécifique à l’émission Dilemme, et que la société ALJ justifiait de ses coûts et de ses efforts intellectuels pour l’élaboration de son émission, en déposant six formats auprès de la SCAM, ce dont il résultait qu’elle ne s’était pas placée dans le sillage de la société Endemol en profitant indûment de la notoriété acquise ou des investissements exposés par cette dernière, la cour d’appel a légalement justifié sa décision ;

D’où il suit que le moyen n’est fondé en aucune de ses branches ;”
IEFBE 584

Nieuwe Auteurswet

Bijdrage ingezonden door Bart Van Besien, Sirius Legal.
In de loop van 2014 wordt de Belgische auteurswet geïntegreerd in het nieuwe “Wetboek van Economisch Recht” [red. de huidige Wet van 30 juni 1994]. Auteursrechten en naburige rechten worden dan voortaan geregeld onder Titel 5 van Boek XI (“Intellectuele Eigendom”) van dit nieuwe wetboek. De bedoeling van de overheid is om alle federale economische wetgeving in één enkel wetboek onder te brengen en zo de transparantie van de wetgeving te verhogen.

Het “Boek” rond Intellectuele Rechten werd reeds in juli 2013 als een voorontwerp van wet door de federale regering goedgekeurd. Het is voorlopig nog wachten op een effectieve omzetting van het voorontwerp door het parlement (een deel van het voorontwerp kunt u terugvinden op de website van SABAM). In september 2013 gaf de Raad voor de Intellectuele Eigendom nog een advies over het voorontwerp, dat in bepaalde opzichten niet mals was voor de tekst die de regering voorstelde. De Raad betreurde ondermeer dat de regering niet van de gelegenheid gebruik had gemaakt om het vrij ingewikkelde stelsel van uitzonderingen op het auteursrecht te moderniseren.

Voor het auteursrecht gaat het in eerste instantie om een formele inpassing van de oude artikelen in het nieuwe wetboek. Toch zijn er een aantal inhoudelijke wijzigingen aan het auteursrecht die vrij substantieel zijn. Deze beogen vooral om het collectief beheer van auteursrechten (en naburige rechten) transparanter te maken. We sommen de voornaamste wijzigingen hieronder even op.

Controle op de beheervennootschappen: het wetsontwerp voorziet een grotere controle op de beheersvennootschappen zoals SABAM, SIMIM, Reprobel, SACD of Playright, ondermeer door de oprichting van een regulator voor de intellectuele eigendom onder toezicht van de FOD Economie. De taak van de nieuwe regulator zal erin bestaan te checken dat de innings-, tariferings-, en verdelingsregels van de beheersvennootschappen billijk zijn en niet discriminatoir. De regulator zal de bevoegdheid hebben om administratieve geldboetes op te leggen in geval van overtreding (er is wel nogal wat onduidelijkheid rond de criteria die de regulator zal gebruiken).

Voorts worden de beheersvennootschappen ook verplicht om hun tariferings-, innings- en verdelingsregels, alsook haar kostenpercentage op hun websites te publiceren. Het kostenpercentage zal nog slechts maximum 15% van de geïnde auteursrechten mogen bedragen. Ook voorziet het voorontwerp van wet in een horizontale vastlegging van bepaalde tarieven (zoals de verdeelsleutels van de billijke vergoeding, de vergoeding voor kopiëren voor eigen gebruik, voor reprografie, digitale kopie onderwijs en wetenschappelijk onderzoek). Deze worden voortaan van dwingend recht en de partijen kunnen er bij overeenkomst niet van afwijken. Het voorontwerp van wet voorziet verder nog dat de beheersvennootschappen “efficiënte en snelle procedures” moeten uitwerken voor het behandelen van klachten van gebruikers (mét motiveringsplicht).

Invoering van een uniek loket voor de inning en betaling van verschillende rechten zoals exclusieve rechten (auteursrechten en naburige rechten), vergoedingsrechten, wettelijke licenties, enz.: Deze eengemaakte inning zou er moeten komen vanaf 1 januari 2015 en zou ook gelden voor het afspelen van muziek in ondernemingen. Dit zou moeten leiden tot een vereenvoudigde aangifte en betaling van auteursrechtelijke vergoedingen.

Vermoeden van overdracht van rechten: de huidige auteurswet voorziet dat wie meewerkt aan een film of aan een ander audiovisueel werk vermoed wordt zijn of haar rechten over te dragen aan de producent. Op die manier wordt er vermeden dat er een kluwen aan rechten en blokkeringsmogelijkheden ontstaat waardoor een audiovisueel werk praktisch gezien niet geëxploiteerd kan worden. De huidige wet voorziet een uitzondering op deze regel voor de auteurs van muziekwerken. Dit houdt in dat voor muziekwerken er toch een aparte vergoeding moet worden betaald aan de auteurs via hun beheersvennootschappen. In het voorontwerp van wet worden een aantal nieuwe uitzonderingen voorzien, met name voor de hoofdregisseur, de scenarioschrijver en de tekstschrijver. Dit betekent dat er bij films en andere audiovisuele werken voortaan meer aparte rechten zullen moeten betaald worden.

Voorts worden nog enkele aanpassingen voorzien voor de leenrechtvergoeding; voor de zogenaamde ‘orphan works’ (werken waarvan men de rechthebber niet terugvindt); voor uitvoeringen in het kader van schoolactiviteiten en in de familiekring; voor kabeldoorgifte (rechten van auteurs en uitvoerende kunstenaars bij doorgifte via de kabel); etc.

De beheersvennootschappen zijn over het algemeen niet bijzonder blij met dit voorontwerp van wet, al wordt het standpunt van vele beheersvennootschappen in de pers niet steeds correct weergegeven. Zo zijn vele beheersvennootschappen in principe niet gekant tegen de verplichte openbaarmaking van hun kostenpercentages (ze zijn veeleer gekant tegen de concrete uitvoering van dit principe in de tekst van het voorontwerp). Vooral de nieuwe regulator lijkt veel tegenkanting op te roepen bij de beheersvennootschappen (zie bijvoorbeeld de petitie die door SABAM werd gestart). Andere organisaties, waaronder Unizo, staan meer open ten opzichte van de veranderingen en hopen op een positief effect voor hun leden (vooral het unieke loket voor de inning en betaling van auteursrechtelijke vergoedingen roept hoge verwachtingen op). Het valt af te wachten hoe het parlement het voorontwerp van wet van de regering in een wettekst zal omzetten en of dit nog voor de verkiezingen kan gebeuren. Wij houden u in elk geval op de hoogte van verdere ontwikkelingen op dit vlak.

Bart Van Besien

IEFBE 568

Terug van (even) weggeweest: de persoonlijke stempel van de auteur

Een bijdrage van Kristof Neefs, ALTIUS.
De persoonlijke stempel van de auteur is terug van even weggeweest in het Belgische auteursrecht. In een arrest van 31 oktober 2013 (M-Design, C.12.0263.N/1, IEFBE 565) oordeelde het Hof van Cassatie (1e Kamer) als volgt:

1. Bij arrest van 1 december 2011, in de zaak C-145/10 Painer, oordeelt het Hof van Justitie dat het auteursrecht slechts kan gelden met betrekking tot materiaal dat oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan. Een intellectuele schepping is een eigen schepping van de auteur wanneer zij de uitdrukking vormt van diens persoonlijkheid. Dat is het geval wanneer de auteur bij het maken van het werk zijn creatieve bekwaamheden tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzen.

2. Het onderdeel dat ervan uitgaat dat de voorwaarde van een eigen intellectuele schepping niet vereist dat het werk de stempel draagt van de persoonlijkheid van de auteur, faalt naar recht.

Het Hof keert daarmee op haar stappen terug. In een eerder arrest van 26 januari 2012 (Artessuto, C.11.01088.N/4, IEFBE 150) dat werd bekritiseerd in de rechtsleer (F. Gotzen, IRDI 2012/2, 203) en niet werd gevolgd in de rechtspraak (Brussel, 26 juni 2012, ICIP 2012/3, 507), had dezelfde kamer immers nog anders besloten:

3. Krachtens artikel 1, § 1, eerste lid, Auteurswet 1994, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 22 mei 2005 houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese Richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, heeft alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst het recht om het op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk te reproduceren.

4. Een werk van letterkunde of kunst wordt krachtens deze bepaling auteursrechtelijk beschermd als het oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur. Hierbij is niet vereist dat het werk de stempel draagt van de persoonlijkheid van de auteur.

5. De appelrechters oordelen: “De variaties die [de eiseres] aangebracht heeft in de bestaande stadsgezichten vormen geen intellectuele inspanning die aan het werk het nodige individuele karakter geven waardoor een vorm ontstaat. De vorm draagt niet de stempel van de persoonlijkheid van Mevrouw C.. De vorm is niet zodanig beïnvloed door haar persoon dat het werk een eigen persoonlijk, karakter vertoont. De intellectuele schepping van de auteur is niet aantoonbaar in de tekeningen.”

6. De appelrechters die aldus vereisen dat een werk om de bescherming van het auteursrecht te genieten de stempel dient te dragen van de persoonlijkheid van de auteur, verantwoorden hun beslissing niet naar recht.

Het middel is gegrond.”

Met het arrest van 21 oktober 2013 wordt de persoonlijke stempel van de auteur in eer hersteld in het Belgisch auteursrecht. Met de vraag hoe men dan die stempel vaststelt, wordt blijkbaar niet alleen in België geworsteld (T. Cohen-Jehoram, IEF 13321).