DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties/noten - Publications/commentaires  

IEFBE 973

De stempel van de persoonlijkheid: terug van (nooit) weggeweest…

H. Abraham, 'De stempel van de persoonlijkheid: terug van (nooit) weggeweest…', IE-Forum.be IEFbe 973
Bijdrage ingezonden door Hannes Abraham, NautaDutilh. Noot onder Hof van beroep Antwerpen 28 april 2014, IEFbe 959 (B & T Textilia tegen NV Artesutto Indecor). Het hof van beroep te Antwerpen heeft op 28 april 2014 uitspraak gedaan in het (voorlopig) laatste luik van de saga tussen Artesutto (eerste geïntimeerde) en B&T Textilia (appellante). Artesutto commercialiseert o.a. kussens en wandtapijten waarin tekeningen zijn verwerkt die stadsgezichten voorstellen, zoals bv. de volgende tekening:

B&T Textilia werkte aanvankelijk samen met Artesutto en stond in voor het weven van de tekeningen in het textiel. Nadat de samenwerking werd stopgezet, ging B&T Textilia verder met het produceren van producten met gelijkaardige tekeningen, onder andere voor rekening van Indecor-Europe (tweede geïntimeerde).

Artesutto beschuldigde B&T Textilia vervolgens van namaak van de tekening die hierboven wordt afgebeeld, en ging in 2005 over tot een beslag inzake namaak. De rechtbank van eerste aanleg te Gent heeft de vordering van Artesutto wegens inbreuk op haar auteursrechten ontvankelijk en gegrond verklaard. In graad van beroep kwam het hof van beroep te Gent evenwel tot het besluit dat de tekening in kwestie niet origineel is en bijgevolg niet beschermd is door het auteursrecht.

Daarop ging Artesutto in cassatie. Het Hof van Cassatie vernietigde op 26 januari 2012  het bestreden arrest en verwees de zaak door naar het hof van beroep te Antwerpen, dat het geannoteerde arrest velde. Vanuit auteursrechtelijk oogpunt is dit arrest om verschillende redenen opmerkelijk.

1.    NEGEREN VAN HET CASSATIEARREST

Een eerste opvallend, doch weinig verrassend, element in het geannoteerde arrest is dat het (weliswaar geheel terecht) het verwijzingsarrest van het Hof van Cassatie volledig naast zich neer legt.

In principe is het verwijzingsgerecht niet gebonden door de cassatie-uitspraak, behalve in geval van een tweede cassatie op dezelfde gronden (artikel 1120 Ger. W.), hetgeen hier niet het geval was.

In het betreffende cassatiearrest besliste het Hof dat het, bij de beoordeling van de originaliteit van een werk, “niet vereist [is] dat het werk de stempel van de persoonlijkheid van de auteur [draagt]”.

Dit arrest leek een grote ommekeer te vormen in de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie . Daarenboven leek het volledig in te gaan tegen de jongste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die in zijn Painer arrest van 1 december 2011 reeds besliste dat de voorwaarde van 'originaliteit' een autonoom Unierechtelijk begrip is, waardoor het in principe niet aan de nationale rechter toekomt om er een afwijkende interpretatie op na te houden . Volgens het Hof van Justitie dient sindsdien in alle lidstaten van de EU een werk als origineel te worden beschouwd wanneer het gaat om “een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan” en daarvan is sprake “wanneer zij de uitdrukking vormt van diens persoonlijkheid”.

Het betreffende cassatiearrest werd dan ook terecht op heel wat kritiek onthaald in de rechtsleer.

Uiteindelijk heeft het Hof van Cassatie dit euvel rechtgezet en heeft het zich in zijn arresten van 31 oktober 2013  en 17 maart 2014 , zonder al te veel commentaar, aangesloten bij de autonome Unierechtelijke interpretatie van het Hof van Justitie, die zeer dicht aanleunt bij de invulling die in België werd gehanteerd voor het cassatiearrest van 26 januari 2012.

Reden te meer waarom het hof van beroep te Antwerpen het verwijzingsarrest bewust naast zich neerlegt en, onder verwijzing naar rechtspraak van het Hof van Justitie en de hierboven aangehaalde recente rechtspraak van het Hof van Cassatie, de juiste beoordelingsmethode toepast.

2.    STRENGE INVULLING VAN 'DE UITDRUKKING VAN DE PERSOONLIJKHEID'

Nu vaststaat dat bij de beoordeling van originaliteit, eveneens moet nagegaan worden of het werk de uitdrukking vormt van de persoonlijkheid van de auteur, stelt zich de vraag hoe deze voorwaarde moet worden ingevuld.

Het Hof van Justitie geeft alvast een aanwijzing : het is vereist dat de auteur “bij het maken van het werk zijn creatieve bekwaamheden tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzen”.

In casu wordt opnieuw beslist dat er geen sprake is van een oorspronkelijk werk.

Het hof van beroep te Antwerpen volgt hiermee de overwegingen van het hof van beroep te Gent in het arrest dat door het Hof van Cassatie werd vernietigd : “Zeer belangrijk bij de beoordeling van het geheel van de tekeningen zijn de kleuren […]. Artesutto kan zich niet op een eigen intellectuele schepping beroepen met betrekking tot de kleuren, nu deze precies van B&T Textilia afkomstig zijn”. “De variaties die Artesutto aangebracht heeft in de bestaande stadsgezichten vormen geen intellectuele inspanning die aan het werk het nodige individuele karakter geven waardoor een vorm ontstaat. De vorm draagt niet de stempel van de persoonlijkheid van [de auteur]. De vorm is niet zodanig beïnvloed door haar persoon dat het werk een eigen persoonlijk karakter vertoont”.

Het hof van beroep te Antwerpen gaat evenwel verder en stelt dat de auteur “geen oorspronkelijke werken heeft ontworpen, maar zich ertoe beperkt heeft om tekeningen te maken van bestaande, eeuwenoude stadsgezichten, dit uitgaande van de concrete omgeving en daarenboven in een traditionele stijl”. En verder : “De door haar gemaakte keuzes inzake lichtinval, sites waarop water te zien is, zomertaferelen, kleurschakeringen in bomen, herfstsfeer, bewolking, afboording, … kunnen niet als uitingen van de persoonlijkheid van de auteur worden beschouwd”.

Deze overwegingen verdienen enkele kanttekeningen.

Ten eerste, neemt het feit dat 'bestaande' 'eeuwenoude stadsgezichten' als thema wordt gekozen geenszins weg dat het werk origineel kan zijn. Dat doet het feit dat van een 'concrete omgeving' wordt uitgegaan evenmin. Zo niet zouden foto's van 'bestaande' objecten of zelfs van mensen niet voor bescherming door auteursrecht in aanmerking komen.

Daarenboven moet worden herinnerd dat, zelfs indien bestanddelen van een werk bestaan uit elementen die, afzonderlijk beschouwd, als dusdanig geen intellectuele schepping vormen van de auteur die ze gebruikt, de auteur via de keuze, de schikking en de combinatie van deze elementen op een oorspronkelijke wijze, de uitdrukking aan zijn creatieve geest kan geven en tot een resultaat komen dat een intellectuele schepping vormt.

Ten tweede, mag ook het feit dat in een 'traditionele stijl' wordt gewerkt er niet aan in de weg staan dat een werk vatbaar is voor bescherming. Een stijl op zich komt inderdaad niet in aanmerking voor bescherming, maar individuele werken die binnen een bepaalde stijl worden gemaakt wel. Dit zorgt er evenwel voor dat de auteur beperkt wordt in zijn mogelijkheden om binnen de gekozen stijl te blijven. Niettemin kunnen ook subjectieve elementen geïncorporeerd worden die wel voldoen aan de eis dat zij de persoonlijke stempel dragen van de auteur.

Ten derde, verwijst het hof van beroep te Antwerpen uitdrukkelijk naar de keuzes die door de auteur werden gemaakt (weliswaar binnen het beperkte kader van de afbeelding van stadsgezichten), om dan toch te beslissen dat deze geen uiting zijn van de persoonlijkheid van de auteur.

De vraag stelt zich of het hof met deze strenge beoordeling geen stap te ver heeft gezet. Men kan immers verwijzen naar talloze uitspraken waarin beslist werd dat werken, en in het bijzonder gebruiksvoorwerpen, origineel zijn, terwijl vaak veel minder 'creatieve' keuzes gemaakt werden dan in huidig geval.

Het komt ons dan ook voor dat het hof, bij de invulling van het begrip 'uitdrukking van de persoonlijkheid' een groter of zelfs doorslaggevend belang had moeten hechten aan de vrije en creatieve keuzes die de auteur heeft gemaakt, des te meer nu dit criterium daarvoor – als enige –uitdrukkelijk door het Hof van Justitie wordt aangereikt. In dat geval had het geannoteerde arrest er mogelijks anders uitgezien.

3.    ORIGINALITEIT IS NIET GELIJK AAN NIEUWHEID

Tot slot nog deze bemerking. Het hof maakt de volgende overweging, die weliswaar weinig invloed had op de verdere beoordeling, maar niettemin aan de principes van het auteursrecht raakt : “Degene die de auteursrechtelijke bescherming betwist kan het tegenbewijs leveren door voorlegging van minstens één anterioriteit (waaruit blijkt dat het werk waarvan de auteursrechtelijke bescherming wordt betwist, alle kenmerken van het oudere werk heeft overgenomen)”.

Deze overweging is op zijn minst verwarrend.

In het auteursrecht bestaat immers geen nieuwheidsvereiste. Het eigen karakter van een jonger onafhankelijk werk zal niet worden beïnvloed door het bestaan van een ouder werk, aangezien originaliteit een subjectieve voorwaarde is en niet kan worden geassimileerd met nieuwheid . Het is dus mogelijk dat de auteur van een jonger werk zijn eigen persoonlijke en individuele stempel drukt op zijn werk, ook al komt deze toevallig overeen met de auteursrechtelijk beschermde elementen van het oudere werk.

In geval een anterioriteit kan aangetoond worden, zal evenwel een weerlegbaar vermoeden ontstaan dat het jongere werk niet origineel is. De maker van een later werk mag dan nog steeds bewijzen dat zijn werk onafhankelijk van het eerste werk tot stand gekomen is.

Bovenstaande overweging van het hof dient aldus met het nodige korreltje zout te worden geïnterpreteerd.

1. Cass. 26 januari 2012, AM 2012, 336, noot F. BRISON, IRDI 2012, 199, noot F. GOTZEN, JLMB 2012, 977, noot A. JOACHIMOWICZ, Jaarboek Marktpraktijken 2012, 939, noot A. HALLEMANS, Pas. 2012, 202, RW 2012-13, 578, noot H. VANHEES, TBH 2012, 610, noot B. MICHAUX,  IEFbe 150.
2. Zie bv. Cass. 11 maart 2005, AM 2005, 396; Cass. 27 april 1989, RW 1989-90, 362; Cass. 25 oktober 1989, RW 1989-90, 1061.
3. HvJ EU, 1 december 2011, C-145/10, Painer, punten 87-88.
4. Zie bv. F. GOTZEN, "Het Hof van Cassatie en het begrip 'oorspronkelijkheid' in het auteursrecht", IRDI 2012, 203 ; B. MICHAUX, "La notion d'originalité en droit d'auteur: une harmonisation communautaire en marche accélérée", TBH 2012, 599 ; F. BRISON, noot onder Cass. 26 januari 2012, AM 2012, 336. Zie eveneens ons commentaar bij dit arrest (H. ABRAHAM, "Originaliteit vereist geen persoonlijk stempel meer?", IEFbe 150 ).
5. Cass. 31 oktober 2013, RW 2013-14, 1464.
6. Cass. 17 maart 2014, ICIP 2014, 251.
7. F. GOTZEN, op. cit., 203; B. MICHAUX, op. cit., 601.
8. HvJ EU, 1 december 2011, C-145/10, Painer, punt 89. Zie ook HvJ EU, 1 maart 2012, C-604/10, Football Dataco Ltd/Yahoo! UK Ltd, punt 38.
9. Zie Voorz. Kh. Antwerpen (staking), 25 september 2012, A/11/10734, IEFbe 296, onder verwijzing naar HvJ, 16 juli 2009, C-5/08, Infopaq, punt 45
10. M.-C. JANSSENS, "Auteursrechtelijke originaliteit en gebruiksvoorwerpen: geen evidentie", DAOR 2009, 313.
11. Zie bv. het recent overzicht van rechtspraak door S. FLECIJN en E. VAN MELKEBEKE, "Intellectuele rechten kroniek 2012", NjW 2013, 528.
12. Gent, 9 februari 2004, RABG 2005, 1845. Zie eveneens A. HALLEMANS, "De rechtsfiguur van de onafhankelijke creatie in het auteursrecht: Was Michael Jackson toch alleen?", IRDI 2008, 111.
13. idem.

IEFBE 969

Parodie: spanning tussen vrijheid van meningsuiting en auteursrecht

Otto Volgenant, 'Parodie de Wilde Weldoener', IEFbe 969.
Bijdrage ingezonden door Otto Volgenant, Boekx. Het Hof van Justitie  heeft vandaag geoordeeld over een vordering van de erven Vandersteen, die een politieke parodie gemaakt door Vlaams Belang willen verbieden. De voorpagina van het stripboek Suske en Wiske De Wilde Weldoener werd door Vlaams Belang geparodieerd – als voorpagina van een kalender – om hun politieke boodschap te uiten. Is dat toegestaan? Of kan dat met een beroep op het auteursrecht worden verboden?

Het Hof neemt als uitgangspunt dat de parodie een geschikt middel vormt om een mening te uiten. Bij het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken moet een ‘rechtvaardig evenwicht’ worden gewaarborgd tussen enerzijds het recht van auteur en het recht van de gebruikers van beschermd materiaal anderzijds. Daarbij moet met alle omstandigheden van het geval rekening worden gehouden.

De erven Vandersteen vinden dat de parodie van Vlaams Belang een discriminerende boodschap heeft, omdat de personen die in het oorspronkelijke werk de muntstukken oprapen zijn vervangen door gesluierde en gekleurde figuren. Het Europese Hof verwijst de zaak terug naar de Belgische rechter, maar geeft een duidelijke aanwijzing mee. Het mogelijk discriminerende karakter van de parodie moet meewegen in de door de Belgische rechter te maken belangenafweging. Als de parodie inderdaad discriminerend is, dan hebben de erven Vandersteen er rechtmatig belang bij dat De Wilde Weldoener niet met een discriminerende boodschap wordt geassocieerd.

Maar klopt deze redenering wel? Wordt het originele stripalbum De Wilde Weldoener daadwerkelijk geassocieerd met de boodschap van Vlaams Belang? Of is het kenmerk van een parodie juist dat iedereen begrijpt dat er géén ideologisch verband is tussen het origineel en de parodie? Het grondrecht van de vrije meningsuiting komt er bekaaid vanaf in deze uitspraak. Het Luxemburgse Hof van Justitie EU kijkt – zoals vaak – meer naar de specifieke regelgeving van de EU dan naar de grondrechten zoals vastgelegd in het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. Daarvoor moet je bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg zijn. Uitgangspunt van de vrijheid van meningsuiting is dat dit ook het recht omvat to offend, shock or disturb. Daar kunnen onder omstandigheden beperkingen voor gelden, en die heeft het EHRM in zijn jurisprudentie door de jaren heen ingevuld. Het is jammer dat het Luxemburgse Hof in zaken waarin het over grondrechten gaat niet kijkt naar het werk van hun Straatsburgse collega’s, die daarin gespecialiseerd zijn.

Otto Volgenant, Boekx Advocaten Media & IP

IEFBE 963

Jaarverslag Orde van Octrooigemachtigden over Benelux Patent Platform

Nederlandse Orde van Octrooigemachtigden, Orgaan 236, Convocaat en jaarverslag 2013.
Pagina 11: Internet bereikbaarheid blijft essentieel. Onderdeel hiervan is het Benelux Patent Platform/IT samenwerking: Op 14 februari 2013 was de kick-off van dit platform. Het systeem is eerst getest en live gegaan in België. In Nederland zal deze in november 2014 live gaan. Het online filing systeem zal worden vernieuwd en een ‘my page’ wordt geïntroduceerd.
Lees verder

IEFBE 948

In de tijdschriften/dans les revues 2014-07

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de bladen, voor de sites dient u in te loggen:


 
 

AMI
Het chilling effect van Kraftwerk I/II op sound sampling: pleidooi voor zelfregulering ter bevordering van samplegebruik
B.H.M. Schipper

Electrolux revisited: het Electroluxarrest van het Benelux Gerechtshof (weer) onder de loep
F.W. Gerritzen

AMI feliciteert mr. S. Gerbrandy met zijn 100e verjaardag
N. van Lingen

Jurisprudentie
Nr. 10 • HvJ EU 3 april 2014 (Hi Hotel/Spoering) m.nt. M.M.M. van Eechoud
Nr. 11 • Rb. Gelderland 5 februari 2014 (Pictoright/Simonis & Buunk) m.nt. R.J.Q. Klomp


GRUR INT.
Claudia Meindel
Defence strategies in the age of social media
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 688-690 doi:10.1093/jiplp/jpu111

Jutta Stender-Vorwachs
Financial compensation for personality right violation on the internet
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 691-692 doi:10.1093/jiplp/jpu112

Birgit Clark
Fleurop: when keyword advertising may exceptionally be a trade mark infringement after all
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 693-695 doi:10.1093/jiplp/jpu113


JIPLP
EDITORIAL
Eleonora Rosati
Luxembourg, we have a problem: where have the Advocates General gone?
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 619 doi:10.1093/jiplp/jpu115

CURRENT INTELLIGENCE
Susan Snedden
Patents: Scottish Court of Session considers whether patent can be interpreted without expert evidence
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 620-621 doi:10.1093/jiplp/jpu104

Nathan Smith
Trade marks: Red Bull v The Bull Dog: ‘due cause’ in trade mark infringement
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 621-623 doi:10.1093/jiplp/jpu062

Désirée Fields
Enhanced distinctiveness irrelevant to assessing likelihood of confusion
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 623-624 doi:10.1093/jiplp/jpu086

Deborah R. C. Jackson
A five-star debate
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 624-625 doi:10.1093/jiplp/jpu089

Tessa Meyrick
‘It's so good, I put my name on it’: the unexpected pitfalls of registering a personal name as a trade mark
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 625-626 doi:10.1093/jiplp/jpu105

Graham A. Hood
Federal Court of Canada promotes a purposive interpretation of the remedial provisions of the Trade-marks Act, with a view to providing greater access to relief
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 626-628 doi:10.1093/jiplp/jpu093

Olivia Bennett
Little glee for Twentieth Century Fox
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 628-629 doi:10.1093/jiplp/jpu099

Eleonora Rosati
Copyright: CJEU on communication to the public and national systems of collective rights management
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 630-631 doi:10.1093/jiplp/jpu096

Martin Husovec
CJEU allowed website-blocking injunctions with some reservations
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 631-634 doi:10.1093/jiplp/jpu101

Jenny Bonwick
US Second Circuit clarifies the statute of limitations for copyright infringement claims
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 634-635 doi:10.1093/jiplp/jpu095

David Stone and William Corbett
Designs: Magmatic v PMS: no RCD infringement on appeal
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 635-638 doi:10.1093/jiplp/jpu103

ARTICLES
Robert M. Kunstadt
IP jury trials—trouble ahead?
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 639-643 doi:10.1093/jiplp/jpu072

Alexander Tsoutsanis
Finding Vredopat.pending: the Dutch Supreme Court decision on escitalopram
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 644-649 doi:10.1093/jiplp/jpu071

Paul F. Kihwelo
Remedies for trade mark infringement in Tanzania: principles and practice
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 650-655 doi:10.1093/jiplp/jpu097

Bertrand Sautier
Proposed amendments to US patent law: will this affect the reality of patent litigation practice?
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 656-661 doi:10.1093/jiplp/jpu082

Toby Headdon
An epilogue to Svensson: the same old new public and the worms that didn't turn
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 662-668 doi:10.1093/jiplp/jpu073

Maxwell J. Petersen
A guide to US patent challenge procedures under the Leahy–Smith America Invents Act
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 669-676 doi:10.1093/jiplp/jpu092

Gill Grassie
Trade secrets: the new EU enforcement regime
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 677-683 doi:10.1093/jiplp/jpu090

Ilanah Fhima
Introducing reality into trade mark law
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 684-687 doi:10.1093/jiplp/jpu083

IP in Review
Gert Würtenberger
Intellectual property law of plants
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 696-697 doi:10.1093/jiplp/jpu094

Suleman Ali
Uncontroversial, practical and written at the right level of detail
Journal of Intellectual Property Law & Practice (2014) 9 (8): 697-698 doi:10.1093/jiplp/jpu088

Mediaforum
Opinie
Wat is de informatieve waarde van een portret van voetballers?
Dirk Voorhoof
Wetenschap
Diensteninteroperabiliteit anno 2020: waarheen, waarvoor?
Serge Gijrath
Verslag
Praktijk, effecten en regulering van embedded advertising: verslag van de VvR-voorjaarsbijeenkomst in samenwerking met de VMC, 25 maart 2014
Rutger de Beer
Jurisprudentie
Nr. 15 EHRM 27 mei 2014, Ostade Blade/Nederland m.nt. W.F. Korthals Altes
Nr. 16 Rb. Amsterdam 20 mei 2014, Jeugdzorg Amsterdam/Heertje m.nt. G.J. Kemper

Revue du Droit des Technologies de l'Information (R.D.T.I.)
RDTI n° 54 - 1/2014 - p. 5 - La réglementation de la neutralité du réseau en Belgique – Réflexions et recommandations O. Braet - H. Jacquemin - R. Queck - M. Piron - L. Schumacher - D. Stevens - P. Valcke
RDTI n° 54 - 1/2014 - p. 27 - Les sources authentiques de données – L'Accord de coopération du 23 mai 2013 C. Burnet
RDTI n° 54 - 1/2014 - p. 43 - Cour de Justice de l'Union européenne (4e ch.), 13/02/2014 DROIT D'AUTEUR ET DROITS VOISINS - DIRECTIVE 2001/29/CE - SOCIÉTÉ DE L'INFORMATION - NOTION DE COMMUNICATION AU PUBLIC - LIENS INTERNET DONNANT ACCÈS À DES OEUVRES PROTEGÉES
RDTI n° 54 - 1/2014 - p. 49 - Les hyperliens en droit d'auteur européen : quand tout devient communication S. Dusollier
RDTI n° 54 - 1/2014 - p. 59 - Cour de Justice de l'Union européenne (4e ch.), 03/10/2013 LITIGE TRANSFRONTALIER DANS LE DOMAINE DE LA PROPRIÉTÉ INTELLECTUELLE - COMPÉTENCE INTERNATIONALE - ARTICLE 5, § 3 DU RÈGLEMENT 44/2001 - MATIÈRE DÉLICTUELLE OU QUASI DÉLICTUELLE - ATTEINTE AUX DROITS PATRIMONIAUX D'AUTEUR - REPRODUCTION SUR...
RDTI n° 54 - 1/2014 - p. 65 - Nouvelles précisions de la C.J.U.E. pour fonder la compétence internationale des juridictions en matière de droits patrimoniaux d'auteur E. LHeureux
RDTI n° 54 - 1/2014 - p. 77 - Droits de la personnalité
RDTI n° 54 - 1/2014 - p. 78 - Les aspects juridiques des réseaux sociaux

IEFBE 914

Nietigheid PRET PIRAAT wegens kwade trouw ondanks verstrijken termijn

F. Alsters ‘Nietigheid PRET PIRAAT wegens kwade trouw ondanks verstrijken termijn', IEFbe 914 (eerder als IEF 14024 verschenen).
Bijdrage ingezonden door Françoise Alsters, Poelmann van den Broek Advocaten. In deze procedure stonden de door eiser geëxploiteerde characters Kabouter Plop, Piet Piraat en hun vrienden tegenover de Vrolijke Kabouters en Pret Piraat van gedaagde [IEF 13912]. De strijd werd gewonnen door Kabouter Plop en Piet Piraat. Dit vonnis is in merkenrechtelijk opzicht merkwaardig te noemen. Op basis van het woordmerk PIET PIRAAT uit 2001 van eiser werd de nietigheid van de jongere inschrijving uit 2005 van het woordmerk PRET PIRAAT van gedaagde uitgesproken en werd een verbod tot het plegen van inbreuk op deze merkrechten opgelegd.

(...) Dit betekent niet dat de eisende partij met lege handen staat. Voor zover hieraan geen termijnen zijn verbonden, kan nog steeds een beroep worden gedaan op andere nietigheidsgronden. In het geval van Studio 100 had nietigverklaring wegens het bestaan van verwarring met een oudere merkinschrijving (artikel 2.28 lid 3 sub a jo. artikel 2.3 sub b BVIE) voor de hand gelegen. Deze nietigheidsgrond kent geen termijnen. De rechter had al geoordeeld dat tussen het jongere merk PRET PIRAAT en het oudere merk PIET PIRAAT een grote mate van visuele en auditieve overeenstemming bestond en werden gebruikt voor soortgelijke diensten. Het jongere merk was ook voor dezelfde klassen ingeschreven en aannemelijk is in dit geval dat dit ook soortgelijke diensten betrof. Voor de uitkomst van deze procedure heeft het verstrijken van de vijfjaarstermijn voor zover op basis van het vonnis kan worden beoordeeld, dan ook geen praktische gevolgen.

Françoise Alsters

IEFBE 901

In de tijdschriften mei 2014

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de bladen, voor de sites dient u in te loggen:

Berichten IE juni 2014 GRUR Int IER 2014, afl. 2 

JIPLP 2014 vol 9 issue 7
Mediaforum juni 2014  

BIE
Artikelen
Het Procesreglement is leidend. Na het intrekken van een kort geding mag geen proceskostenveroordeling worden uitgesproken, ook niet in een IE-geschil. – Daan van Eek

Naschrift op Van Eek – Daan de Lange

Rechtspraak in het kort
Octrooirecht
Nr. 32 Hoge Raad 13 september 2013, GBT/Ajinomoto, IEF 13032
Nr. 33 Rechtbank Den Haag 4 december 2013, PPG/Rhodia, IEF 13326
Nr. 34 Rechtbank Den Haag 4 december 2013, Nedap/X, IEF 13323

Merkenrecht
Nr. 35 Hof van Justitie EU 6 februari 2014, Blomqvist/Rolex, IEF 13513
Nr. 36 Rechtbank Den Haag 12 februari 2014, EPP/Zobu, IEF 13545
Nr. 37 Rechtbank Den Haag 26 maart 2014, Het ijs van Columbus/Het brood van Columbus, IEF 13729

Auteursrecht/Modellenrecht
Nr. 38 Hoge Raad 25 oktober 2013, S&S Import en Export B.V./Esschert Design B.V., IEF 13179

GRUR Int.
Michael Loschelder
Generalizations in the wording of a patent claim

Claire Lehr and Gabriele Engels
Taking a position

IER
Nr. 28 VizIER: 30 jaar reclamerecht: good old days?/ Mr. Ebba H. Hoogenraad p. 189
Nr. 29 Non cogito ergo sum. Onmiddellijk en zonder verder nadenken onbedoeld het grootste misverstand in het Europese merkenrecht/Tomas Westenbroek p. 193

Jurisprudentie
Auteursrecht
Nr. 30 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 november 2013 (Blackstone/Brainwave), m.nt. PGFAG p. 202
Nr. 31 Hof van Justitie EU 23 januari 2014 (Nintendo/PC Box), m.nt. FE p. 211

Merkenrecht
Nr. 32 Rb. Den Haag 23 oktober 2013 (Screentime/SBS), m.nt. AMEV p. 220

Octrooirecht
Nr. 33 Rb. Den Haag 11 december 2013 (Pharmaceuticals/Mylan), m.nt. AFK p. 228

JILPLP
Karsten Königer
The published patent application – a basis for injunctive relief?

Tyrone Berger
Patents: Australian Federal Court clarifies statutory termination rights in patent licence agreement

Gian Paolo Di Santo
Pfizer's misuse of patent/SPC rights results in an abuse of dominant position

John Syekei and David Opijah
Contradictions in time limitation in revocation of a granted patent under Kenya law

Matthew Jones
Application for central amendment of a patent after revocation at first instance does not of itself render an appeal an abuse of process

Stefano Barazza
Burden of proving infringement in declaratory judgment actions of non-infringement remains with the patentee

Birgit Clark
Trade marks: Impossible (im)position? General Court refuses registration of teddy maker Steiff's position mark

Mark Williams
Snorkel decision breathes life into quasi design protection

Birgit Clark
Between a rock and a hard place? Bundesgerichtshof decides Hard Rock Café trade mark dispute

Jeremy Blum and Nicholas Round
Boop oop a doop—protection for cartoon image of Betty Boop

Paul Stevens
Copyright: A hyperlink can be both a permissible and an infringing act at the same time

Tina Gausling
Designs: German Federal Supreme Court expands design protection: ‘Birthday Train’

Karen Dyekjaer
Customs: Internet sales into the EU of fake ‘replicas’

Stefano Barazza
Licensing standard essential patents, part two: the availability of injunctive relief

Nick Gardner
Mediation and its relevance to intellectual property disputes

Winfried Tilmann
The Transitional Period of the Agreement on a Unified Patent Court

Eleonora Rosati
Copyright in the EU: in search of (in)flexibilities

Mike Snodin
Three CJEU decisions that answer some questions but pose many more

Mediaforum
Opinie - Om niet te vergeten
Nico van Eijk
Wetenschap- Vrijheid van meningsuiting en onwaarheden
Aernout Nieuwenhuis
Boekbespreking -The Independence of the Media and its Regulatory Agencies
Lucky Belder
Verslag- VMC-Studiemiddag 13 juni 2014: Nationale veiligheid en de afluisterstaat
Olaf Trojan
Jurisprudentie
Nr. 13 HvJ EU 13 februari 2014, Svensson/Retriever m.nt. R.W. de Bruin
Nr. 14 HR 18 april 2014, OM/Vereniging Martijn m.nt. A.J. Nieuwenhuis

IEFBE 887

UPC implementing the Patent Package, Second progress report

Unified Patent Court 'Implementing the Patent Package: Second progress report', 6 june 2014.
Since the last information provided to the Competitiveness Council at its meeting of December 2013, the Select Committee has:
- completed the second reading of the draft Rules relating to the Unitary Patent Protection;
- adopted the Rules for the compensation scheme for reimbursing translation costs for applicants having obtained a European patent with unitary effect;
- had several exchanges of views on the measures to be taken at national level to accompany the Unitary Patent Protection;
- adopted the timeline of its work for 2014.

During the next meetings to be held until the end of this year, the Select Committee will concentrate its work on the financial and budgetary aspects of the implementation of the Unitary Patent Protection in particular on projections of scenarios for the level of renewal fees and estimations of costs for the administration of the Unitary Patent Protection.

(...) Read the Second progress report

IEFBE 884

De ene kabouter en piraat is de andere niet… of toch wel?

H. Bongers, ‘De ene kabouter en piraat is de andere niet… of toch wel?', IE-Forum.be IEFbe 884.
Bijdrage ingezonden door Henrike Bongers, LinkedIn. De Vrolijke Kabouters en Pret Piraat uitgedanst- bescherming van characters. ‘Draai een keer in het rond. Stamp met je voeten op de grond.’ Dit zijn de eerste twee zinnen van een bekend kabouterdeuntje. Wie kent dit vrolijke kinderliedje, met de daarbij horende bewegingen, niet? Een organisator van kindershows in het westen van het land wordt er waarschijnlijk niet (meer) zo vrolijk van en heeft mogelijk zelf even hard op de grond gestampt na de uitspraak van de Amsterdamse rechter op 4 juni jl. [IEF 13912] waarin geoordeeld werd dat zij zich schuldig maakte aan inbreuk op de auteursrechten (en merkenrecht) van Studio 100 ten aanzien van de characters Kabouter Plop en Piet Piraat.

(...inkorting...) Het was al bekend dat characters zowel auteursrechtelijk als merkenrechtelijk gezien beschermd kunnen worden. Dit is echter in deze recente uitspraak, ten koste van de organisator van de kindershows, nogmaals bevestigd. Erg fijn voor de makers (rechthebbenden), minder fijn voor derden die hier niet bij stilstaan en achteloos (of is het schaamteloos?) van dergelijke characters gebruik maken. Niet alleen in de ‘offline’ wereld maar ook ‘online’ wordt er geprofiteerd van werken van derden waarop IE-rechten rusten, waaronder characters/personages. Zo ben ik de afgelopen tijd al meerdere keren sites tegengekomen waarop allerlei lekkere baksels voor kinderfeestjes worden aangeboden niet gewoon in een ‘kabouter’ of ‘piraten’ thema, nee met exact die Kabouter Plop en Piet Piraat characters waarover in deze zaak geoordeeld is. En ik kan mij vergissen, maar het lijkt mij sterk dat al deze partijen toestemming hebben voor het gebruik van dergelijke characters. Ik begrijp dat het in het kader van de verkoop van dergelijke baksels het voor de verkoper wenselijk is om bijvoorbeeld de ‘echte Kabouter Plop’ taart te verkopen, uiteraard inclusief een zo goed mogelijk nagebootste Kabouter Plop (en consorten) zelf. Dit om ‘neee dat is ‘m niet, ik wil een echte!!’ te voorkomen. Begrijpelijk vanuit het perspectief van de verkoper, maar het is ook begrijpelijk dat de IE-rechthebbenden hiertegen willen optreden. Hoewel commercieel gebruik geen vereiste is voor auteursrechtinbreuk, zijn het juist wel de commerciële praktijken die veelal het meest schadelijk voor de IE-rechthebbenden zijn. Zo lopen zij immers zelf inkomsten mis. Het moge duidelijk zijn, waar inspiratie mag, mag imitatie niet (tenzij er geen IE-rechten (meer) op een character rusten maar dat is een ander verhaal). Ja, het staat iedereen vrij om een kabouter character te verzinnen, met baard en een muts. En ja hetzelfde geldt voor een stoere piraat met een piratenhoed. Voeg je echter aan je kabouter character (een combinatie van) een muts met hangoren en bellen, een rond brilletje, een ringbaard, een lange neus met rood puntje toe (hé wacht eens is dat niet?) of aan je piraat een P op de piratenhoed, gouden accenten op een (rode) jas, een goud/witte bef en zwarte laarzen (hé wacht eens is dat niet?) dan heb je kans dat Studio 100 achter je aan komt! De ene kabouter en piraat is immers de andere niet… of (soms) toch wel?

Henrike Bongers

IEFBE 867

Boek: Octrooien in België

A. Clerix; V. Pede; N. D’Halleweyn; H. Kraft; P. Callens; M. Beck, 'Octrooien in België', die Keure 2014
Octrooien in België geeft een inzicht in wat u moet weten over Belgische octrooien. Het domein van Belgische octrooien kent vele invalshoeken. Er is een technisch-juridische invalshoek (Welke regels? Hoe verloopt een procedure?) en een praktische invalshoek (Welke personen zijn betrokken? Fiscaal interessant? Hoe afdwingen? Hoe licenties verlenen/afsluiten?).

Inhoudstafel
Hoofdstuk 1 Nationale, Europese en internationale regelgeving inzake octrooien
Hoofdstuk 2 Octrooieerbare materie
Hoofdstuk 3 De administratieve procedure voor het verkrijgen van een octrooi rechtsgeldig in België
Hoofdstuk 4 Bijzondere aspecten van de octrooiprocedure
Hoofdstuk 5 Nietigheid
Hoofdstuk 6 Inbreuk
Hoofdstuk 7 Gerechtelijke procedures
Hoofdstuk 8 De octrooiaanvraag en het octrooi als onderdeel van het vermogen
Hoofdstuk 9 Aanvullende beschermingscertificaten
Hoofdstuk 10 Wie is wie in het octrooirecht?

Download bijlage van het boek

IEFBE 850

Merkregistratie op stripfiguren na het auteursrecht: Kunstmatig of rechtmatig?

H.T.L. Stockmann, ‘Merkregistratie op stripfiguren na het auteursrecht: Kunstmatig of rechtmatig?’, IEF 13898.
Bijdrage ingezonden door Theo Stockmann, LinkedIn-profiel. Verschenen op IE-Forum.nl. Onlangs heeft de AG van het HvJEU zich uitgesproken over de uitleg van het begrip ‘parodie’ door het nemen van een conclusie in de Suske & Wiske-zaak [IEF 13867]. In deze bijdrage niets over de parodie-exceptie. De conclusie van de AG deed mij denken aan eerdere juridische vraagstukken waarin Suske & Wiske ook een (bij)rol hebben gespeeld.

In 1982 oordeelde de president van de Amsterdamse rechtbank dat ‘Suske & Wiske’ geen merk kon zijn voor de stripboeken waarin zij figureren. Ook in 2004 kwam een bodemrechter tot een dergelijk oordeel omtrent het teken ‘Suske & Wiske’. Allereerst ga ik in op de vraag of namen en afbeeldingen van stripfiguren, gebruikt ter onderscheiding van stripverhalen waarin die figuren centraal staan, erkenning van het merkenrecht verdienen. Voor de beantwoording van bovenstaande vraag draag ik argumenten aan die m.i. ervoor zorgen dat er wel degelijk merkbescherming mogelijk is voor zulke tekens.

Dit standpunt werpt vervolgens weer andere – meer dogmatische - vraagstukken op. Zo kunnen de namen en afbeeldingen van stripfiguren natuurlijk ook auteursrechtelijk beschermd zijn. Zie voor een voorbeeld het arrest van de Hoge Raad uit 1984 inzake, jawel, de auteursrechtelijke bescherming van Suske & Wiske. Uit de jurisprudentie volgt dat samenloop in beginsel mogelijk is en dat een teken zowel merk als werk kan zijn.
Langer sta ik stil bij de merkenrechtelijke bescherming na afloop van de auteursrechtelijke bescherming. Wordt op deze manier niet kunstmatig de auteursrechtelijke beschermingsduur verlengd door inschrijving van een merkdepot? Het auteursrecht is immers een tijdelijk recht, daar waar het merkenrecht in beginsel oneindig verlengd kan worden. Staat de ratio van het auteursrecht eraan in de weg dat ‘het werk een merk wordt’?
Ik zal betogen dat er mijns inziens sprake kan zijn van een geldig merkdepot nadat de auteursrechtelijke beschermingsduur verlopen is.
Uiteindelijk wordt kort en bondig geconcludeerd.

Lees het gehele artikel