Geen merkinbreuken, noch inbreuken tegen de eerlijke marktpraktijken bij ‘Yellow Cabs’

Rechtbank van Koophandel Antwerpen 12 mei 2016, IEFBE 1972 (VHS Business Transportation tegen Gele Taxi) Oneerlijke marktpraktijken. Merkinbreuk. Business Transportation is een taxibedrijf en voerde vanuit de VS drie Fords in, de wagens die in New York als taxi’s worden gebruikt. Gele Taxi begon ook met het gebruik van gele voertuigen. Partijen zijn het oneens over de merkenrechtelijke implicaties van hun wederzijdse handelingen en verwijten elkaar oneerlijke marktpraktijken. Business Transportation stelt dat Gele Taxi een inbreuk maakt op het intellectuele eigendom. Zij vordert dat Gele Taxi wordt veroordeeld om het verval kenbaar te maken aan het Benelux Merkenbureau. Zij vordert verder dat Gele Taxi een inbreuk maakt op het Wetboek Economisch Recht, door misleidende reclame te hebben gevoerd en door afbrekende gegevens te hebben geuit. Gele Taxi formuleert een tegenvordering opdat Business Transportation zou worden veroordeeld tot staking van het misleidend en verwarring stichtend gebruik van de term ‘gele taxi’ en van de oneerlijke en agressieve marktpraktijken, dit onder verbeurte van een dwangsom. De rechtbank verklaart dat er geen sprake is van merkinbreuken, noch inbreuken tegen de eerlijke marktpraktijken.
Ingezonden door: Domien Op de Beeck, Bird & Bird
Bevel tot staking van de commercialisering van de prima facie inbreukmakende katheterproducten

Rechtbank van Koophandel Brussel 14 september 2016, IEFBE 1971 (BBraun Becton Dickinson) B.Braun voert aan dat verwerende partijen een inbreuk maken op het voormelde octrooi met een naaldbeschermingssysteem dat onder de merknaam Venflon Pro Safety op de markt wordt gebracht. De stakingsrechter stelt vast dat de aangevochten Venflon Pro Safety veiligheidskatheters prima facie onder de beschermingsomvang vallen van het Belgische luik van EP 2 319 556 en er derhalve prima facie inbreuk op plegen. Daarnaast beveelt de stakingsrechter de verweerders bij wege van voorafgaande maatregel tot het staken van de commercialisering van de prima facie inbreukmakend geachte katheter producten.
Conclusie AG: Misleidende reclame moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat adverteerder prijzen vergelijkt in winkels die qua type verschillen

Conclusie AG HvJ EU 19 oktober 2016, RB 2783; IEF 16319; IEFBE 1969; C-562/15; (Carrefour hypermarchés)
Verzoekster, een supermarktketen, heeft in december 2012 een reclamecampagne gevoerd met als belangrijkste slogan dat de laagste prijs gewaarborgd was. Zij vergeleek daarbij haar prijzen van 500 (merk)producten met die van concurrerende ketens. [RB 2614] Conclusie AG: misleidende reclame en vergelijkende reclame moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een adverteerder prijzen vergelijkt in winkels die qua type of omvang van elkaar verschillen, terwijl de adverteerder en de concurrent deel uitmaken van winkelbedrijven die beide over winkels van eenzelfde of gelijksoortig type of omvang beschikken.
HvJ: Website exploitant kan gerechtvaardigd belang hebben om persoonsgegevens te bewaren ter beschermen tegen cyberaanvallen

HvJ EU 18 oktober 2016, zaak C‑582/14; IT 2155; IEFBE 1968 (Patrick Breyer tegen Bundesrepublik Deutschland) Verwerking van persoonsgegeven. In deze zaak gaat het om de vraag of dynamische IP‑adressen een persoonsgegeven zijn in de zin van artikel 2, onder a), van richtlijn 95/46/EG. Voor het antwoord daarop moet eerst worden bepaald hoe relevant het daarvoor is dat de aanvullende gegevens die nodig zijn voor de identificatie van de gebruiker, niet in het bezit zijn van de eigenaar van de website, maar van een derde (concreet, de internetprovider).
HvJ EU: In het vandaag uitgesproken arrest antwoordt het Hof in de eerste plaats dat een dynamisch IP- adres dat door een „aanbieder van onlinemediadiensten” (dat wil zeggen door de exploitant van een website, in casu de Duitse federale instellingen) wordt geregistreerd telkens als zijn voor het publiek toegankelijke website wordt bezocht, ten aanzien van de exploitant een persoonsgegeven vormt wanneer deze over wettige middelen beschikt waarmee hij de bezoeker kan identificeren aan de hand van extra informatie die bij diens internetprovider berust.
Uitspraak mede ingezonden door Steven Cattoor, HOYNG ROKH MONEGIER. [hiertegen is voorziening in cassatie hangende]
Hof: Wat er gevorderd wordt komt neer op een blanco-cheque tot private huiszoeking

Hof van Beroep Gent 4 april 2016, IEFbe 1967 (EL Research & Consultancy tegen Umicore, incl beschikking Vzr. Rb KH Gent/Brugge) In eerste aanleg verzoekt Umicore om over te gaan tot de nodige stappen ter vrijwaring van relevant bewijsmateriaal (zoals het verzamelen van gegevens en documenten). BVBA EL Research & Consultancy worden door Umicore gedagvaard, ertoe strekkende hen het verbod op te leggen nog verder gebruik te maken van enige bedrijfsgeheimen van Umicore of daarop gebaseerde ontwikkelingen of gegevens. De gedaagden stellen dat de Voorzitter onbevoegd is hierover te oordelen. De voorzitter verklaart zich echter bevoegd en de deskundige wordt gemachtigd om de gmail-accounts van BVBA EL Research & Consultancy rechtstreeks te benaderen om een kopie te maken van de verwijderde e-mails. BVBA El Research & Consultancy en Eddy Clauwaert vorderen nu in hoger beroep de o.a. de toekenning van derdenverzet en onbevoegd verklaring van de Voorzitter van de rechtbank. Het hof overweegt als volgt: wat er gevorderd wordt komt neer op een blanco-cheque tot private huiszoeking. Er wordt onder andere verwezen naar ‘relevante’ stukken en verwezen naar een locatie. Volgens het hof kunnen de gevorderde maatregelen kunnen geenszins worden toegekend gewoon om reden van hun vaagheid en disproportionaliteit en totale afwezigheid van tegenspraak.
Jugement envoyée par Eric De Gryse, Simont Braun.
Le seul motif d'annulation qui pouvait encore être examiné est rejeté

Tribunal de commerce du Hainaut, div Mons 24 décembre 2015, IEFbe 1966 (Nouvag contre j.m.) En bref: Brevets. Comparez avec IEFbe 1896. Conclusion: Il résulte de l'examen quie précède que le seul motif d'annulation qui pouvait encore être examiné est rejeté. La demande d'annulation du brevet n'est donc pas fondée. Demande reconventionelle: j.m. réclame une somme de 75.000 EUR pour abus de procédure et de 13.892,31 EUR pour frais d'assistance technique. Le tribunal condamne NOUVAG à payer la somme 13.892,31 EUR. Appel a été interjeté contre cette décision.
Namaaksigaretten van Marlboro brengen ernstige verstoring van het economische verkeer met zich mee

Hof van Beroep Antwerpen 24 maart 2016, IEFBE 1963 (OM tegen gedaagden) Verstoring economisch verkeer. Namaak sigaret. In deze zaak is bestraffing ten laste gelegd van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten met kwaadwillig of bedrieglijk opzet in het economisch verkeer en in het kader van een commerciële activiteit waarvan de doelstelling is een economisch voordeel te realiseren, inbreuk te hebben gemaakt op de reglementaire rechten van de houder van een product- of dienstmerk, zoals deze rechten inzake merken bepaald worden, ten nadele van Philip Morris Products voor namaaksigaretten van het merk Marlboro. De beklaagde kan niet in ernst voorhouden niet geweten te hebben dat het om namaaksigaretten ging. Uit zijn eigen verklaring blijkt dat hij gelet op de prijs wist dat het ging om sigaretten afkomstig uit het frauduleus of zwart circuit. Uit de omstandigheden waarin de verhandeling gebeurden, blijkt duidelijk dat het om namaak ging. De feiten zijn uiteraard ernstig nu ze een ernstige verstoring met zich mee brengen van het economische verkeer.
HvJ EU: Parallelimporteren van zelfhulpmiddelen hoeft geen nieuwe beoordeling om te bevestigen in nieuwe taal

HvJ EU 13 oktober 2016, IEF 16316; LS&R 1383; IEFbe 1965; ECLI:EU:C:2016:770 (Servoprax tegen Roche) Richtlijn 98/79/EG betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek – Paralleldistributie in de interne markt – Aanbrenging van de etikettering en de gebruiksaanwijzing van de fabrikant in een andere taal op de buitenverpakking van medische hulpmiddelen voor het zelftesten van het bloedglucosegehalte – Nieuwe of aanvullende conformiteitsbeoordeling. HvJ EU:
Artikel 9 van [richtlijn 98/79/EG betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek] moet aldus worden uitgelegd dat een parallelimporteur van een voor zelfdiagnose bestemd hulpmiddel voor het meten van de bloedsuikerspiegel, dat is voorzien van een CE-markering en dat onderworpen is geweest aan een conformiteitsbeoordeling door een aangemelde instantie, niet verplicht is een nieuwe beoordeling uit te voeren om de conformiteit van de etikettering en de gebruiksaanwijzing van dit hulpmiddel na de vertaling daarvan in de officiële taal van de lidstaat van invoer te bevestigen.
Bijdrage ingezonden door Rutger Kleemans, Freshfields Bruckhaus Deringer LLP.
Rutger Kleemans - UK Court of Appeal over de tweede medische indicatie geclaimd als Swiss type

Uk Court of Appeal 13 oktober 2016, Warner-Lambert v Actavis (pregabaline) , [2016] EWCA Civ 1006; Floyd LJ, Kitichin LJ en Patten LJ. In een door Lord Justice Floyd geschreven beslissing wees het Engelse gerechtshof op 13 oktober 2016 arrest in de zaak over pregabaline tussen Warner-Lambert en Actavis. Warner-Lambert is houder van EP 0 934 061, met als voor deze zaak belangrijkste conclusies twee Swiss-type claims die zien op (zakelijk gezegd) het gebruik van pregabaline bij de bereiding van een medicijn voor behandeling van neuropathische pijn. Conform het vonnis in eerste aanleg (gewezen door Arnold J), oordeelt het hof dat de conclusies die het onderwerp van de procedure vormen nietig zijn wegens niet-nawerkbaarheid.
Interessanter wellicht voor de Nederlandse rechtspraktijk zijn de obiter overwegingen ten aanzien van inbreuk op Swiss-type (tweede medische indicatie) conclusies. Daarbij moet wel in het achterhoofd gehouden worden dat de verschillen op regelgevend gebied met betrekking tot vergoeding, voorschrijven en uitlevering van geneesmiddelen per land verschillen zodat 1:1 extrapolatie van land tot land in dit soort zaken niet altijd mogelijk is.
Ingezonden door: Fabienne Brison, hoyng rokh monegier
Niet noodzakelijk om onderhandelingen over exclusieve kabeldistributierechten vlotter te laten verlopen door het collectieve beheer op te leggen

Het Grondwettelijk Hof 13 oktober 2016, IEFBE 1962; Arrest nr. 128/2016 (Agicoa Europe Brussels) Agicoa Europe Brussels, de eerste verzoekende partij, is een organisatie zonder winstoogmerk wier opdracht erin bestaat de rechten uit de doorgifte van audiovisuele werken van zelfstandige producenten te innen en opnieuw aan hen uit te keren, en die collectieve beheersvennootschappen, agenten die de rechten van bepaalde producenten beheren en zelfstandige producenten verenigt. De tweede verzoekende partij, de Beheers- en belangenvennootschap voor Audiovisuele Producenten, is een collectieve beheersvennootschap van producenten van audiovisuele werken. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de artikelen uit de WER. In deze artikelen wordt het mechanisme van de verplichte licentie in geval van openbare uitvoering of uitzending via de omroep van de prestaties van een uitvoerende kunstenaar of van een producent geregeld, en zulks tegen een billijke vergoeding voor de voornoemde personen. De verzoekende partijen voeren aan dat de producenten van audiovisuele werken door de toepassing van dat mechanisme worden benadeeld, aangezien de billijke vergoeding doorgaans lager ligt dan de rechten die voortvloeien uit de toestemming. Zij klagen aan dat de bestreden bepalingen de producenten van audiovisuele werken en de producenten van fonogrammen op voet van gelijkheid plaatsen, terwijl hun situatie noch in feite, noch in rechte vergelijkbaar is. Het Grondwettelijk Hof oordeelt als volgt: Aangezien de omroeporganisaties tal van exclusieve rechten op doorgifte via de kabel (met inbegrip van hun rechten als producent wanneer zij zelf uitzendingen produceren) bundelen, heeft de wetgever het niet noodzakelijk geacht om de onderhandelingen over de exclusieve kabeldistributierechten, wat hen betreft, vlotter te laten verlopen door het collectieve beheer op te leggen.