Prejudiciële vragen over reclametijd

Consiglio di Stato 21 april 2021, IEF 20209, RB 3559, IEFbe 3285, IT 3668; C-255/21 (Reti Televisive Italiane) Verzoek om een prejudiciële beslissing. Via MinBuza: De Italiaanse toezichthouder heeft drie zenders van RTI sancties opgelegd wegens het overtreden van de regels omtrent maximale reclametijd per klokuur. Volgens RTI werd in deze tijd ook zelfpromotie gepresenteerd, die bij de berekening niet mee hoeven worden genomen. In het geschil is dan ook aan de orde de vraag of het aanprijzen door de moedermaatschappij van (radio)programma's van de dochter-onderneming rechtmatig is. De verwijzende rechter verwijst in dit verband naar een besluit van de AGCOM, volgens welke de concentratie van televisie- en radio-uitzendingen ertoe kan leiden dat concurrenten worden uitgesloten van de markt. Er worden verschillende prejudiciële vragen gesteld over deze kwestie. De belangrijkste ziet op de vraag of het bestaan van diverse vormen van communicatie ondergebracht in onderling verbonden ondernemingsgroepen ertoe kan leiden dat de omroeporganisatie als groep aan te merken is als één economische eenheid. De overige vragen zien op de maximumzendtijd voor reclame en de gevolgen hiervan als de verschillende ondernemingen inderdaad als één economische eenheid beschouwd moeten worden.
Uitspraak ingezonden door Jesper Vrielink, NautaDutilh.
Verwarringsgevaar ondanks weinig overeenstemmingen
Gerecht EU 15 september 2021, IEF 20201, IEFbe 3284; ECLI:EU:T:2021:569 (Albéa tegen EUIPO) In 2013 heeft verzoekster Albéa Services aanvraag gedaan tot inschrijving van het beeldmerk 'Albéa' in onder andere de klasse cosmetica. Dm-drogerie markt GmbH & Co heeft hiertegen oppositie gesteld. Zij is houder van Uniemerk 'Balea' in overeenkomende klasse. De bestreden beslissing is een uitspraak van de vijfde kamer van beroep, die in de kern stelt dat er te veel verwarringsgevaar voor het relevante publiek ontstaat. Het Gerecht gaat hier in mee en overweegt het volgende. De beoordeling van het verwarringsgevaar hangt af van een tal aan elementen, met name de bekendheid van het merk bij het betrokken publiek. Volgens het Gerecht is er een zekere onderlinge afhankelijkheid tussen de herkenning van een merk door het publiek en het onderscheidend vermogen ervan. Ondanks een geringe visuele en fonetische overeenstemming tussen de conflicterende tekens komt het Gerecht tot de conclusie dat het merk 'Balea' door het grote marktaandeel in cosmetische producten hoog onderscheidend is. Hierdoor kan er toch verwarringsgevaar kan ontstaan tussen de twee beeldmerken. Het beroep dat betrekking heeft op de klasse cosmetica wordt verworpen.
Beantwoording prejudiciële vragen over levering software
HvJ EU 16 september 2021, IT 3660, IEF 20196, IEFbe 3282; ECLI:EU:C:2021:742 (The Software Incubator tegen Computer Associates) De Supreme Court of the United Kingdom heeft het Hof verzocht een prejudiciële beslissing te nemen. Hierbij werden twee vragen gesteld:
1) Als computersoftware elektronisch wordt geleverd, valt dit dan onder 'goederen' volgens de betekenis van dat begrip zoals dit staat in de definitie van een handelsagent in richtlijn 86/653? 2) Indien de software aan klanten van een principaal wordt geleverd door een licentie van onbepaalde tijd toe te kennen, valt dit dan onder 'verkoop van goederen' volgens richtlijn 86/653?
Interview met scheidend hoogleraar Bernt Hugenholtz

Bernt Hugenholtz, hoogleraar informatierecht en mede-oprichter van het Instituut voor Informatierecht (IViR) aan de UvA, is met pensioen. In Folia, het online medium van de UvA, verscheen een afscheidsinterview met de emeritus hoogleraar. "Sinds de opkomst van het internet is het vakgebied geëxplodeerd. Deelgebieden zoals privacy, uitingsvrijheid, cybersecurity, telecommunicatieregulering en later desinformatie en hate speech zijn enorm belangrijk geworden. Dat geldt ook voor het auteursrecht."
Lees verder >>
UItspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Fruytier.
Vernietiging uitspraak in zaak over modelrecht van scooters

EUIPO 3 september 2021, IEF 20192, IEFbe 3280; R 1042/2018-3; (Multimox tegen Asian Gear) In 2018 diende Asian Gear een verzoek in tot nietigverklaring van de inschrijving van een scootermodel [zie IEF 18161]. Deze aanvraag werd destijds ingewilligd. EUIPO's Derde Kamer van Beroep heeft deze uitspraak op 3 september 2020 vernietigd. Tegen deze vernietiging is inmiddels beroep ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie. Echter loopt parallel aan deze zaak een procedure waarbij de rechtbank Den Haag opeising van hetzelfde model heeft toegewezen aan Sanyang [zie IEF 20143]. Hierdoor is aan het Gerecht uitstel van uitspraak gevraagd in de vernietigingsprocedure.
Voorwaarden voor ontvankelijkheid in nietigheidsprocedure

Gerecht EU 15 september 2021, IEF 20190, IEFbe 3278; ECLI: ECLI:EU:T:2021:587 (Residencial Palladium tegen EUIPO) Palladium Gestión is de houder van het beeldmerk Palladium Hotels & Resorts. In 2006 heeft Residencial Palladium bij het EUIPO een verzoek ingediend tot nietigverklaring van dit merk. Dit verzoek werd later dat jaar weer ingetrokken. In 2017 werd er een tweede aanvraag tot nietigverklaring ingediend op grond van de absolute en relatieve nietigheidsgrond van verordening nr. 40/94. Dit verzoek is niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht oordeelt in deze zaak dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Wanneer hetzelfde oudere recht wordt ingeroepen ter ondersteuning van een nieuw verzoek tot nietigverklaring met hetzelfde doel en dezelfde oorzaak en waarbij dezelfde partijen betrokken zijn, is dit nieuwe verzoek niet direct niet-ontvankelijk. Dit is alleen zo wanneer het oorspronkelijk verzoek heeft geleid tot een beslissing die definitief is geworden. Het Gerecht vernietigt de beslissing van de kamer van beroep wegens schending van de motiveringsplicht.
Beantwoording prejudiciële vragen over BOB 'Champagne'
HvJ EU 9 september 2021, IEF 20185, IEFbe; ECLI:EU:C:2021:713 (CIVC tegen GB) GB bezit verscheidene tapasbars in Spanje en maakt gebruik van het teken Champanillo. Dit teken wordt met name gebruikt in combinatie met een grafische drager waarop twee klinkende glazen met een mousserende drank zijn afgebeeld. CIVC is een orgaan dat de belangen van champagneproducenten behartigt. De oppositie die CIVC heeft aangetekend is toegewezen. Inschrijving van het teken zou onverenigbaar zijn met de beschermde oorsprongsbenaming 'Champagne'. De Spaanse rechter ging niet mee in dit oordeel. Champanillo zou als handelsnaam voor een horeca-etablissement geen gevaar opleveren voor de BOB 'Champagne'. De rechter in tweede aanleg stelde naar aanleiding hiervan prejudiciële vragen, met als belangrijkste of de omvang van de BOB ook bescherming mogelijk maakt tussen niet-soortgelijke producten. Het HvJ antwoordt bevestigend hierop en stelt dat ook de reputatie van het BOB 'Champagne' beschermd wordt, en dat diensten die hier enigszins mee te maken hebben ook onder de bescherming vallen. Verordening nr. 1308/2013 moet dus worden uitgelegd dat het BOB’s beschermt tegen handelingen die betrekking hebben op zowel producten als diensten.
Beantwoording van de prejudiciële vragen:
Uitspraak ingezonden door Emmanuel Cornu and Eric De Gryse, Simont Braun.
Figuratieve elementen maken merken genoeg onderscheidend

Hof van beroep Brussel 28 juni 2021, IEFbe 3276; 2019/AR/1204 (Appellante tegen geïntimeerden) Deze zaak speelt tussen verschillende rechtspersonen die gebruik maken van de merken 'Golden Vegas' en 'Golden Palace', beide voor casino's. Hier gaat een vonnis van 25 april 2019 aan vooraf, waarbij appellante verzocht om vast te stellen dat 'Golden Vegas' inbreuk maakte op haar merken in de zin van artikel 2.20.2b en/of c BVIE. De eerste rechter verklaarde deze vordering niet gegrond. In dit hoger beroep vordert appellant nogmaals de vorderingen ontvankelijk en gegrond te verklaren. Het hof oordeelt als volgt. Volgens vaste rechtspraak moet er bij samengestelde merken worden gekeken naar de bestanddelen. Gelijkenis ontstaat pas wanneer het overeenstemmende bestanddeel dominerend is in de totaalindruk die het merk oproept. De veronderstelling is dan dat de andere delen verwaarloosbaar zijn. In casu kunnen de figuratieve elementen van de merken niet als verwaarloosbaar worden beschouwd. Deze hebben niet slechts een decoratieve functie maar onderbouwen de andere, hierdoor onderscheidende, bestanddelen. De elementen 'Palace' en 'Vegas' in de beeldmerken zijn, mede hierdoor, minstens gelijkwaardig aan het element Golden. De mate van fonetische overeenstemming tussen de merken is van ondergeschikt belang. Dit zorgt er dan ook voor dat het hof het bestreden vonnis grotendeels bevestigt.
Artikel ingezonden door Paul Kreijger, Visser Schaap & Kreijger.
Paul Kreijger: Champanillo, of de lange arm van de beschermde oorsprongsbenaming

Het Hof van Justitie bezorgde op 9 september jl.,zaak C-783/19, ECLI:EU:C:2021:713, opnieuw een klinkende overwinning aan het Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne (CIVC), de Franse vereniging van Champagneproducenten die als sinds jaar en dag de beschermde oorsprongsbenaming (BOB) met hand en tand bewaakt. Inderdaad, “opnieuw”: de grote bekendheid van de BOB Champagne leidt er meestal toe dat gebruik van deze naam voor allerlei producten geen lang leven beschoren is. Voor zover dat niet al bij de nationale rechter strandt (al wat oudere voorbeeld zijn de Xenos Moët & Chandon kaars, ECLI:NL:RBSGR:2000:AK4412 en “Shampers” shampoo, ECLI:NL:RBSGR:1999:AK4206) loopt het veelal niet goed af bij het Hof van Justitie; het tot deze week meest recente voorbeeld is de welbekende Champagner Sorbet-saga, waarin het gebruik van Champagne als ingrediënt in ijs alleen corresponderende vermelding op de verpakking rechtvaardigde als de smaak (mede) door die Champagne bepaald werd. Daar is dan nu de Champanillo-zaak bijgekomen.
Lees verder >>
Het Champanillo-arrest wordt uitgebreid besproken tijdens de Leiden Law Lunch op woensdag 15 september a.s.
Beeldmerk te abstract om tot verwarring te leiden

Gerecht EU 1 september 2021, IEF 20175, IEFbe 3274; ECLI:EU:T:2021:530 (Sony tegen EUIPO) In 2017 heeft de andere partij in het geschil, Wai Leong Wong, een aanvraag tot inschrijving van het woordteken GT RACING ingediend. Sony heeft hier oppositie tegen ingesteld. Dit was gebaseerd op bovenstaand ingeschreven Uniebeeldmerk, alsmede een aantal niet-ingeschreven woordmerken. Deze oppositie is afgewezen en het beroep dat hierop volgde is verworpen. Sony voert in deze zaak onder andere aan dat de kamer van beroep een fout heeft gemaakt bij de vergelijking van de conflicterende tekens. Het relevante publiek, waaronder liefhebbers van videospelletjes, zou het ingeschreven merk opvatten als een gestileerde weergave van de hoofdletters 'G' en 'T'. Het Gerecht oordeelt dat de kamer terecht heeft gesteld dat bij gebreke van een duidelijke verwijzing of informatie waaruit blijkt dat dat element de letters in kwestie vertegenwoordigde, het onwaarschijnlijk was dat ze door het relevante publiek zouden worden herkend. Ook de andere middelen die verzoekster aanvoert worden ongegrond verklaard, waardoor het beroep in zijn geheel wordt verworpen.