Uitspraak ingezonden door Michaël de Vroey, Baker McKenzie.
Beroep tegen opgelegde verbodsmaatregel afgewezen

Hof van beroep Brussel 25 oktober 2021, IEFbe 3305 (Fear of God tegen Kadine) Kadine is de houder van het modemerk ESSENTIEL / ESSENTIEL ANTWERP, ingeschreven als zowel Benelux woordmerk als internationaal beeldmerk met aanduiding van de EU. Appellante, Fear of God (FOG), is een Amerikaanse producente van kleding. Zij lanceerde een nieuw submerk: ESSENTIALS, al dan niet met onderschrift FEAR OF GOD. In reactie hierop dagvaardde Kadine FOG voor de rechter in Parijs en startte FOG een nietigheidsprocedure bij het EUIPO tegen het Uniemerk van Kadine. Dit laatste op grond van afwezigheid van onderscheidend vermogen. Deze procedure is nog hangende. In 2019 dagvaardde Kadine FOG in een stakingsprocedure voor de ondernemingsrechtbank van Brussel. Hierbij wordt de vordering van Kadine toegewezen voor wat betreft de Benelux. De vordering voor wat betreft de EU werd geschorst gelet op de nietigheidsprocedure bij het EUIPO. Kadine dagvaardde FOG vervolgens in kort geding. Bij beschikking van 11 december 2020 legt de kort geding rechter een voorlopige EU-wijde verbodsmaatregel op aan FOG. Tegen de verbodsmaatregel treedt FOG in hoger beroep. Het hof wijst het hoger beroep van FOG tegen de door de kortgedingrechter opgelegde voorlopige maatregelen af.
Ronde tafel conferentie 'Unity in design law'

De Europese vereniging van IE-specialisten UNION-IP organiseert een Autumn Round Table conferentie op 12 november a.s.
This Autumn Round Table will cover the topic of "UNITY IN DESIGN LAW", a validity aspect related to errors and/or inconsistencies residing in the drawings. The round table aims to look at practical/technical aspects (strategy) and to debate on the legal consequences (scope of protection). A panel of eminent speakers from the registration and the judiciary authorities, as well as some of our finest practitioners will guide you through this exciting topic. The round table will take half a day and will be in a hybrid format, i.e. simultaneously "in person" and "online".
Lees verder >>
Nietigheidsprocedure spiraalvormig haarelastiekje

Gerecht EU 20 oktober 2021, IEF 20273, IEFbe 3303; ECLI:EU:T:2021:718 (JMS Sports tegen Inter-Vion) Verzoekster JMS Sports is houdster van een gemeenschapsmodel in de klasse 'haarspelden'. Het litigieuze model betreft een spiraalvormig haarelastiek. Inter-Vion heeft een vordering tot nietigverklaring van dit model ingediend, op grond van het ontbreken van nieuwheid en een eigen karakter. Hiervoor voert zij aan dat in 2009 al op een blog verschillende foto's zijn gepubliceerd van soortgelijke elastieken van het merk SwirliDo. Het ingeschreven model van JMS Sports wordt nietig verklaard. In deze procedure bestrijdt JMS deze beslissing. Ze betwist dat het model van SwirliDo gelijk is aan haar model. Meer specifiek betwist zij de bewijskracht van het bewijs dat interveniënte heeft overgelegd om aan te tonen dat deze openbaarmaking eerder had plaatsgevonden. Volgens vaste rechtspraak wordt een model geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld wanneer de partij die de openbaarmaking aanvoert, het bewijs heeft geleverd van de feiten die deze openbaarmaking opleveren. JMS slaagt er niet in om de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de screenshots van de blogs succesvol te betwisten. Het beroep wordt verworpen.
IViR Lezing: Sean Flynn - Research Exceptions in Comparative Copyright

IViR is pleased to announce that Sean Flynn will give a lecture entitled Research Exceptions in Comparative Copyright on Thursday 4 November 2021. Sean Flynn is Director and Professorial Lecturer at the American University, Washington College of Law (WCL).
Recent scholarship has highlighted the positive impact on scholarship of copyright exceptions for text and data mining and of more “open” exceptions for research uses. Until now, however, there has not been a collection and categorization of the world’s copyright laws according to the degree to which they provide exceptions for research.
Kijk hier voor meer informatie over de lezing en het aanmeldformulier.
Uitspraak ingezonden door Jan-Laurens Dierickx en Daan de Jaeger, Monard Law.
Bewerken van horloges resulteert in inbreuk op auteursrechten

Ondernemingsrechtbank Brussel 7 juli 2021, IEFbe 3301; A/20/04462 (Rolex tegen Timeline Wachtes) Timeline is een in Antwerpen gevestigde onafhankelijk juwelier en horlogemaker en verkoopt onder meer tweedehands uurwerken van het merk Rolex. Rolex stelde in 2020 vast dat Timeline bewerkte uurwerken aanbood en hierbij gebruik maakt van het ingeschreven merk ROLEX. Rolex is van mening dat er inbreuk wordt gepleegd op haar auteursrechten, in het bijzonder het adaptierecht, door het bewerken van de horloges. Een tweede schending van rechten zou zijn dat Timeline op haar website productafbeeldingen gebruikt van de Rolex horloges. Timeline verweert zich tegen deze inbreuk door te stellen dat de afbeeldingen niet oorspronkelijk zijn en daarmee niet auteursrechtelijk beschermd. De rechtbank stelt met betrekking tot het eerste vast dat de bewerking van de uurwerken inbreuk maakt op de rechten van Rolex. Wat betreft de productafbeeldingen, oordeelt de rechtbank als volgt. Bij het maken van de afbeeldingen zijn creatieve keuzes gemaakt. Hoewel sommige van deze keuzes gebruikelijk zijn in de sector, wordt niet op overtuigende wijze door Timeline beargumenteerd dat gebruik van deze elementen niet origineel is. Ook deze tweede inbreuk op het auteursrecht van Rolex wordt vastgesteld.
Uitspraak ingezonden door Joep Meddens, Höcker Advocaten.
Opinie A-G over begrip 'op welke drager dan ook'
Gerecht EU Opinie A-G 23 september 2021, IEF 20260, IEFbe 3300; ECLI:EU:C:2021:763 (Austro-Mechana tegen Strato) Op 7 september 2020 stelde het Oberlandsgericht Wien een aantal prejudiciële vragen die betrekking hadden op het begrip 'op welke drager dan ook', volgend uit richtlijn 2001/29/EG [zie IEF 19748]. Met de eerste vraag probeert de verwijzende rechter te vernemen of de uitzondering voor het kopiëren voor privé-gebruik van artikel 5, lid 2, sub b ook betrekking heeft op reproducties die worden opgeslagen in een cloud-dienst die door een derde aangeboden wordt. De A-G is van mening dat voor online diensten dezelfde benadering moet worden toegepast als bij materiële dragers. Het is nog de vraag of de rechtspraak in Nederland de conclusie van de A-G volgt. Dezelfde soort vragen liggen momenteel ook bij het hof in Den Haag, in het appel van de zaak tussen HP en Sont [zie IEF 18695].
Prejudiciële vragen over reproductie voor privégebruik

Oberster Gerichtshof 22 september 2021, IEF 20259, IEFbe 3299; C-426/21 (Seven.one en Puls 4 tegen Ocilion IPTV) Verzoekers in deze zaak zijn beide televisieproducenten. De programma's die zij maken worden aangeboden door verweerder aan commerciële klanten door middel van rechtstreekse hosting, of met hulpmiddelen van verweerder. Het geschil spitst zich toe op de vraag hoe "reproductie voor privégebruik" in de zin van artikel 5 lid 2 onder b van de richtlijn auteursrecht moet worden geïnterpreteerd. Verzoekers beweren dat bij het online-video-opnemen door verweerder "masterkopieën" gemaakt worden en dat deze worden gedistribueerd aan commerciële klanten. Daarnaast is er een geschil over het concept “mededeling aan het publiek” in de zin van artikel 3, lid 1 van de richtlijn. Hier worden enkele prejudiciële vragen over gesteld.
Prejudiciële vragen over verwerking van persoonsgegevens

Conseil d’État, Frankrijk, 16 september 2021, IEF 20258, IT 3688, IEFbe 3298; C-470/21 ( La Quadrature du Net) Verzoek om een prejudiciële beslissing. Via MinBuza. Het geldende Franse recht stelt dat degene die toegang heeft tot openbare online communicatiediensten ervoor moet zorgen dat deze toegang niet wordt gebruikt voor doeleinden van verspreiding en verveelvoudiging van werken beschermd door intellectueel eigendomsrecht. De commissie voor bescherming van rechten, CPD, moet voor de uitvoering van haar taken gebruikers kunnen identificeren. Deze identificatie komt tot stand op basis van de gegevens die bij de exploitanten van elektronischecommunicatiediensten zijn verzameld om zo in het bij decreet nr. 2010-236 vastgestelde systeem te worden opgeslagen. Uit jurisprudentie van het Hof blijkt dat voor de toegang van nationale instanties tot verbindingsgegevens een rechterlijke instantie of onafhankelijke bestuurlijke autoriteit een voorafgaande toetsing dient te verrichten. Echter, de CPD dient, voor toepassing van de aanbevelingenprocedure, jaarlijks een aanzienlijke hoeveelheid gegevens betreffende de burgerlijke identiteit van de betrokken gebruikers te verzamelen. Wanneer deze inzameling aan een voorafgaande toetsing wordt onderworpen, dreigt de uitvoering van de aanbevelingen onmogelijk te worden gemaakt. Naar aanleiding hiervan zijn een aantal prejudiciële vragen gesteld.
Uitspraak ingezonden door Grégory Sorreaux, Thales.
Identiteit leverancier niet bewezen

Tribunal de l'entreprise francophone de Bruxelles 15 juli 2021, IEFbe 3297; A/17/03191 (Aluk tegen Eko-Okna) Het geschil betrof de inbreuk op merkrechten van de AluK Group op aluminium raam- en deursystemen. AluK maakte bezwaar tegen het gebruik van haar merk Blyweert door de Eko-Okna-groep voor identieke producten. Eko-Okna beweerde dat de producten met de merken in de Europese Unie op de markt waren gebracht met toestemming van AluK. Volgens Eko-Okna waren de producten op de markt gebracht op grond van een licentieovereenkomst tussen AluK en een derde bedrijf, het Poolse bedrijf Blyweert PL, en zouden de merkrechten van AluK daardoor zijn uitgeput. De rechtbank oordeelt echter dat Eko-Okna de identiteit van hun leverancier niet bewijst en verwerpt het uitputtingsargument.
Uitspraak ingezonden door Margot van Gerwen, TaylorWessing en Sikke Kingma en Maartje Möhring, Pels Rijcken.
Conclusie A-G in zaak Kwantum tegen Vitra

HR Conclusie A-G 15 oktober 2021, IEF 20250, IEFbe 3296; ECLI:NL:PHR:2021:983 (Kwantum tegen Vitra) Het gaat in deze zaak om de vraag of in Nederland en België auteursrechtelijke bescherming toekomt aan de Dining Sidechair Wood (DSW), een Amerikaanse designstoel uit de jaren ‘40 van de vorige eeuw. Verweerster in cassatie (Vitra) is de beweerde auteursrechthebbende. Eiseressen tot cassatie (Kwantum) zijn de beweerde inbreukmakers. Zij zijn aanbieders van een vrijwel identieke nabootsing van de DSW in Nederland en België. De conclusie van A-G Drijber strekt tot vernietiging van het arrest [IEF 19323]. Hij concludeert onder meer dat uitgaande van het vaststaande feit dat de DSW in de Verenigde Staten geen auteursrechtelijke bescherming geniet of heeft genoten, niet aan de voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming op de voet van art. 2 lid 7 BC is voldaan.