Inbreuk op Ball Chair uit sferische vorm
Rechtbank van Koophandel (en afd.) Antwerpen 12 december 2014, IEF 1107 (XL tegen Ramblaz)Uitspraak aangebracht door Dieter Delarue, Van Innis & Delarue. Auteursrecht. XL is de exclusieve producent en verdeler van de BALL CHAIR. Ramblaz wint een tender van een Limburgse Brouwerij voor een promotiegeschenk ten hoeve van Battin bier. Ze laat 1.240 Battin Big Seats produceren en levert deze. Eisers hebben aangehaakt bij een stijl die eind jaren 60 erg in trek was, meer bepaald meubels uit sferische vormen. Het prioritaire model doorkruist die auteursrechtelijke beoordeling niet; de wijze en plaats van uisnijding levert een verschillende totaalindruk op. Inbreuk wordt aangenomen, stakingsvordering met forfaitaire schadetoewijzing wordt toegewezen.
Een beperkt cijfermateriaal met enkel verkoopprijzen en tegengestelde winstcijfers, zonder productiekosten, reclamekosten,evolutie van verkoopcijfers, etc. zorgt voor toewijzing van een forfaitair bedrag ad €25 per inbreukmakend model.
Le refus d'enregistrement BENEDIKTINER WEISSBIER est justifié par 2.11 point b
Cour d'appel de Luxembourg 18 décembre 2014, IEFbe 1106 (Benediktiner Weissbier)Droit des marques. BEDA a déposé la marque verbale BENEDIKTINER WEISSBIER, l'OBPI a notifié une décision provisoire de refus d'enregistrement, le signe étant descriptif. Il est constitué de l'indication d'origine "bénédictine" et du nom générique de bière blanche. Le refus de l'OBPI d'enregistrer la marque est fondé sur l'article 2.11, par. 1er, points b) et c). Le refus d'enregistrement par l'OBPI de la marque telle que déposée était partant justifié au regard de l'article 2.11.1 b) de la CBPI.
(...) raisonnablement s' attendre à ce que le consommateur moyen des produits et services visés, même non germanophone, ne se méprendra pas sur les mots "BENEDIKTINER" et "WEISSBIER" qui se traduisent de surcroît aisément dans une des autres langues usuelles au Benelux. Ainsi, le mot BENEDIKTINER se traduit en néerlandais par "Benedictinjse" et WEISSBIER" par "Witbier"
Le signe verbal "BENEDIKTINIER WEISSBIER" permettra au public pertinent d'établir immédiatement et sans autre réflexion un rapport concret et direct avec la bière, de sorte qu'il ne dispose d'aucun pouvoir distinctif par rapport à des produits similaires qui ont une autre origine commerciale.
Le refus d'enregistrement par l'OBPI de la marque telle que déposée était partant justifié au regard de l'article 2.11.1 b) de la CBPI.
L'OBPI a refusé le dépôt pour l'ensemble des produits des classes 32, 41 et 43. Il en découle que la Cour n'est pas obligée dans le cadre de la demande principale tendant à voir dire que l'OBPI est tenu de procéder à l'enregistrement de la marque pour l'ensemble des produits et services des classes 32, 41 et 43, d'examiner le mérite de la demande d'enregistrement de la marque pour les produits et services autres que la bière, étant donné que même à supposer que la marque remplis les critères pour être enregistrée pour lesdits services et produits, l'enregistrement ne saurait être accordé pour l'ensemble des produits et services pour lesquels il a été requis.
Duitse appelrechter handhaaft inbreukverbod op vormmerk stazakje Capri-Sun
OLG Köln 31 oktober 2014, IEFbe 1105 (WeserGold tegen Deutsche SiSi-Werke) - vertalingBijdrage ingezonden door Kurt Stöpetie en Rutger Stoop, Brinkhof. Advocaten treden op namens Capri-Sun. Merkenrecht. Waar in eerste aanleg het vormmerk in zowel Nederland [IEF 13734] als Duitsland [IEF 14226] nietig werd verklaard, omdat de vorm van het sta-zakje van CAPRI-SUN noodzakelijk zou zijn om een technische uitkomst te verkrijgen, legt het Duitse Oberlandesgericht van Keulen het nietigheidsoordeel van het DPMA naast zich neer. De Duitse appelrechter handhaaft het aan riha Wesergold opgelegde inbreukverbod, omdat het oordeel van het DPMA niet definitief is en zij het – op basis van een analyse van de aangevoerde argumenten – het niet zeer waarschijnlijk acht dat het DPMA-oordeel in stand zal blijven. Dit oordeel is in lijn met het recente arrest van het Gerecht Simba Toys v OHIM (T-450/09) over de uitleg van de uitsluitingsgrond vanwege technische noodzakelijkheid (zie artikel 7, lid 1 (e, ii) Vo (EG) 207/2009): zie IEF 14409.
De Duitse appelrechter oordeelt verder, net zoals alle tot nog toe ingeschakelde Duitse Landgerichten, dat het vormmerk van het sta-zakje van CAPRI-SUN onderscheidend vermogen bezit en dat door het gebruik van een sta-zakje met nagenoeg dezelfde afmetingen (zij het met een zgn. S-vorm) gevaar voor publieksverwarring gegeven is.
Onderscheidend vermogen
De Duitse appelrechter oordeelt dat het gaat om een verpakkingsvorm met een unieke positie op de relevante markt, want zelfs als gekeken wordt naar andere verpakkingen van vloeibare levensmiddelen op de markt moet geconstateerd worden dat geen vergelijkbare sta-zakjes worden gebruikt (p. 10, onder aa.). Het voorgaande en het gemiddelde onderscheidend vermogen en de aanzienlijke bekendheid van het sta-zakje meegewogen, maken dat het publiek de verpakkingsvorm zal waarnemen als een indicatie van herkomst (p. 15, onder cc.).
Verwarringsgevaar
Bij de beoordeling van het verwarringsgevaar is een belangrijke factor dat het vormmerk en het litigieuze teken worden gebruikt voor identieke waren, namelijk vruchtendranken. Uitgaande van een normaal onderscheidend vermogen van het vormmerk en van een hoge mate van overeenstemming tussen het vormmerk en het litigieuze teken, is het redelijk om aan te nemen dat verwarringsgevaar aanwezig is, aangezien een significant deel van het publiek zal menen dat de waren van gelieerde ondernemingen afkomstig zijn (p. 15, onder b).
Verbod blijft overeind
De Keulse appelrechter onderschrijf het oordeel van het Keulse Landgericht en handhaaft op basis van het geldig te achten Duitse vormmerk DE 39508178 zowel het verbod op de inbreukmakende sta-zakjes, als het verbod op de inbreukmakende kartonnen omverpakkingen.
Volledige tekst van het arrest in het Duits, of de Engelse vertaling.
Luxembourg tax regime for trademark, licence fee, but not cartoons
Cour Administrative de Luxembourg 30 juillet 2014, IEFbe 1104 (Zeilt) et (Zinc Alloy)Resumé par NautaDutilh. On 30 July 2014, the Cour Administrative handed down its judgements in the Zeilt and the Zinc Alloy cases, holding that:
- revenues from trademark rights are eligible under the 50bis Regime as from the date of trademark application (and not as from the date of definitive registration);
- license fees are eligible revenues under the 50bis Regime only when a licensee actually exploits the eligible IP rights on a given market; this is not the case where the licensee simply affixes the trademark on goods and sells them on to the licensor, who is moreover an intra-group company;
- cartoon characters do not benefit from design protection and fall outside the scope of the 50bis Regime.
HvJ EU: Onbevruchte menselijke eicellen valt niet onder embryo-begrip
HvJ EU 18 december 2014, IEFbe 1103 , zaak C-364/13 (International Stem Cell Corporation) - dossier - Octrooirecht. Een organisme dat niet het vermogen heeft om zich te ontwikkelen tot een menselijk wezen valt niet onder het begrip menselijk embryo in de zin van de Biotechnologierichtlijn. Gebruik van zulke organismes voor industriële of commerciële doeleinden kunnen worden geoctrooieerd.
Het Hof verklaart voor recht:
Artikel 6, lid 2, sub c, van richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen, moet aldus worden uitgelegd dat een onbevruchte menselijke eicel die door parthenogenese is gestimuleerd zich te verdelen en zich te ontwikkelen, geen „menselijk embryo” in de zin van die bepaling is indien zij, gelet op de huidige kennis van de wetenschap, als zodanig niet het inherente vermogen bezit zich te ontwikkelen tot een mens. Het is aan het verwijzende gerecht na te gaan of dat het geval is.
Uit het perscommuniqué:
An organism which is incapable of developing into a human being does not constitute a human embryo within the meaning of the Biotech Directive. Accordingly, uses of such an organism for industrial or commercial purposes may, as a rule, be patented.
Gestelde vraag:
„Vallen onbevruchte menselijke eicellen, die werden gestimuleerd tot deling en verdere ontwikkeling middels parthenogenese, en die anders dan bevruchte eicellen enkel pluripotente cellen bevatten en zich niet kunnen ontwikkelen tot menselijke wezens, onder de term „menselijke embryo’s” bedoeld in artikel 6, lid 2, sub c, van richtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen?”
Op andere blogs:
NautaDutilh
Vraag aan HvJ EU over databankenrecht landkaarten en zelfstandige informatieve waarde van onderdelen
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 6 november 2014, IEFbe 1102 (Verlag Esterbauer) - dossier Databankenrecht. Verlag Esterbauer exploiteert landkaarten en gidsen voor fietsers, inline skaters en mountainbikers. Er is een auteursrechtgeschil ontstaan met de deelstaat Beieren. Via gov.uk en IPcuria: In relation to the question of whether a collection of independent materials exists within the meaning of Art. 1(2) of Directive 96/9/EC on the legal protection of databases because the materials can be separated from one another without the value of their informative content being affected, is every conceivable informative value decisive, or only the value which is to be determined on the basis of the purpose of the collection and having regard to the resulting typical conduct of users?
Vrije onofficiële vertaling: Is er sprake van een verzameling van materiaal in de zin van de Databankenrichtlijn ondanks dat het materiaal van elkaar gescheiden kan worden zonder dat de informatieve waarde wordt aangetast, en is elke denkbare informatieve waarde beslissend, of wordt de waarde bepaald op basis van het doel van de verzameling en gezien het specifieke handelen van gebruikers?
Bewarende maatregel op elke toekomstige voorraad in strijd met 1369bis
Hof van beroep Brussel 1 december 2014, IEFbe 1101 (Sandoz tegen Sanofi)Uitspraak aangebracht door Christian Dekoninck en Kristof Roox, Crowell & Moring. Cassatieberoep nog mogelijk. Hoger beroep beschikking derdenverzet beslag inzake namaak. Sanofi, titularis van EP 511 voor "N-gesubstitueerde heterocyclische derivaten, de bereiding hiervan en de farmaceutische preparaten die deze bevatten" en ABC voor het geneesmiddel irbesartan. Sandoz verkreeg marktvergunning voor generiek geneesmiddel. De vordering tot bewarende maatregelen op "elke toekomstige voorraad van Sandoz" is in strijd met de tekst van artikel 1369bis/1, par 4 Ger.W. op grond waarvan enkel een verbod kan worden opgelegd om zich van bepaalde goederen "te ontdoen, ze te verplaatsen of elke wijziging eraan aan te brengen die hun werking beïnvloeden". Deze maatregel gaat veel verder dan de in de wet opgesomde maatregelen en komt neer op een algemeen verbod om de beweerde inbreukmakende producten te commercialiseren in België.
V.3. De vordering van Sandoz met betrekking tot de gelaakte bewarende maatregelen die betrekking hebben op "elke toekomstige voorraad van SANDOZ' combo-producten op basis van irbesartan en HCTZ en die NV SANDOZ zou produceren, importeren, (...) in België".
17. (...) Sandoz voert terecht aan dat in het kader van het (eenzijdige) beslag inzake namaak, geen bewarende maatregelen kunnen worden toegekend, die betrekking hebben op toekomstige voorraden of producten die niet in het bezig zijn van de beslagene op het moment van het uitvoeren van het beslag. Dergelijk beslag maakt immers een momentopname uit, die geen betrekking kan hebben op toekomstige producten.
(...)
Het opleggen van een maatregel zoals deze waartegen het derdenverzet van Sandoz gericht is, is in strijd met de tekst van artikel 1369bis/1, par 4 Ger.W. op grond waarvan enkel een verbod kan worden opgelegd om zich van bepaalde goederen "te ontdoen, ze te verplaatsen of elke wijziging eraan aan te brengen die hun werking beïnvloeden".
(...) Stellen dat het mogelijk verbod om "zich te ontdoen" (...) ook betrekking kan hebben op elke toekomstige voorraad (...) geeft een te ruime interpretatie aan dit artikel, in strijd met de bedoeling van de wetgever.
(...)
Deze maatregel gaat veel verder dan de in de wet opgesomde maatregelen en komt neer op een algemeen verbod om de beweerde inbreukmakende producten te commercialiseren in België. Door dwangsommen op te leggen per verpakking "aangetroffen op de markt" die eveneens gelden voor verpakkingen die na uitvoering van het beslag inzake namaak werden gefabriceerd, geïmporteerd of gecommercialiseerd, werd aan Sandoz ten onrecht een algemeen commercialiseringsverbod opgelegd.
Op andere blogs:
KluwerPatentBlog
L'ARGENTINA schept een verband met een geografische benaming
Hof Den Haag 16 december 2014, IEFbe 1100 (Quilate tegen Foralways)
Uitspraak ingezonden door Naomi Ketelaar, Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap en Charles Gielen, NautaDutilh. Merkenrecht. Foralways is houdster van diverse L'ARGENTINA-merken. De rechtbank [IEF 10884] oordeelt dat deze merken niet beschrijvend zijn voor kleding uit Argentië. Het Hof verklaart de Benelux en de internationale inschrijving voor Benelux deel nietig en beveelt de doorhaling. Nu Argentinië een bij het relevante publiek bekend (groot) land is, de kleding en schoeisel hun herkomst in Argentinië kunnen hebben, is er sprake van een aanduiding slechts bestaande uit een geografische benaming en dus elk onderscheidend vermogen mist. Het relevante publiek verwacht een verband (ex Chiemsee-zaak, IEF 2814). Het woord-beeldmerk blijft in stand.
10. De volgende vraag is of door de handel en voormelde gemiddelde consument van kleding en schoenen in de Benelux het land Argentinië met die waren in verband wordt gebracht dan wel of redelijkerwijs een dergelijk verband in de toekomst te verwachten is. Het hof laat in het midden of het vereiste verband thans reeds bestaat en Argentinië voor kleding en schoenen thans beroemd of bekend is, nu het van oordeel is dat redelijkerwijs een dergelijk verband in de toekomst is te verwachten in de zin van het Chiemsee-arrest. Bij die beoordeling is in het bijzonder van belang, in welke mate het relevante publiek bekend is met de benaming (als geografische plaats), alsmede met de kenmerken van de daardoor aangeduide plaats en de betrokken categorie van waren. Hierbij heeft het Hof van Justitie EG in de Chiemsee-zaak aangegeven dat dat verband niet te verwachten is (en de aanduiding dus wel onderscheidend vermogen heeft) als
1. de geografische benaming in de betrokken kringen niet bekend is, althans niet bekend is als een geografische plaats of
2. als door de kenmerken van de plaats het niet waarschijnlijk is dat het voor de betrokken kringen aannemelijk is, dat de betrokken categorie van waren uit deze plaats afkomstig is.
13. Nu Argentinië een bij het relevante publiek bekend (groot) land is, kleding en schoeisel hun herkomst in Argentinië kunnen hebben en het relevante publiek dit weet, neemt het hof aan dat sprake is van een woordmerk slechts bestaande uit een geografische benaming die een geografische plaats aanduidt, waarvan redelijkerwijs in de toekomst te verwachten is dat die plaats in de opvatting van de betrokken kringen met de betrokken categorie van waren in verband wordt gebracht, zodat dit woordmerk elk onderscheidend vermogen mist. Overigens wijst het hof er in dit verband nog op dat naar zijn oordeel (anders dan in de CLOPPENBURG-zaak) de herkomst van kleding door (een aanzienlijk deel van) het relevante publiek van belang wordt geacht.
Gelet op het bovenstaande slaagt grief II.
16. Het hof is van oordeel dat (in ieder geval) de combinatie van de kroon - die niet een uiterst eenvoudige figuur is, maar een enigszins bijzondere vorm heeft door de combinatie van de gebogen, in dikte aflopende (spinpoot) armen, de gestileerde, van de spinpoten afwijkende, verdikte arm in het midden, de gesloten bovenkant met daarboven een bal en een kruis en de versierde onderkant -, de blauwe kleur en de gebogen rangschikking van de letters van het woord L'ARGENTINA tezamen (enig) onderscheidend vermogen heeft.
De omstandigheid dat beeldelementen wellicht ook een decoratieve functie hebben doet aan het bovenstaande niet af Hetzelfde geldt voor de stelling dat het woordelement het dominerende element in het beeldmerk is.
Designermerk Alexander Wang te kwader trouw geregistreerd
BHIM 15 oktober 2014, IEFbe 1099 (Alexander Wang)Beslissing aangebracht door Dieter Delarue, Van Innis & Delarue. Verzoek om nietigverklaring van het Gemeenschapsmerk ALEXANDER WANG vanwege registratie te kwader trouw. Het merk is de (eigen) naam van de verzoeker, een 'well-known designer in the USA, EU and elsewhere'. Hiertoe wordt bewijs overlegt van onder andere een Wikipedia pagina, talloze advertenties van fashion shows en rapportages. Houder van het gewraakte merk bezit nog meer Chinese merken van ontwerpers. Het merk wordt nietig verklaard.
Plagiaat en gepubliceerde aanvulling is onvoldoende
RvdJ 11 december 2014, IEFbe 1098 (Draulans en Knack tegen De Standaard) en tegen Het NieuwsbladMediarecht. Dagblad. Interview. Er is sprake van plagiaat en de gepubliceerde aanvulling naar aanleiding van het plagiaat is onvoldoende. Journalist Dirk Draulans schrijft een artikel in Knack van 19 februari 2014 onder de titel “De panda oorlog. Waalse dierentuin daagt Antwerpse Zoo uit”, over de concurrentie en de wederzijdse verwijten tussen de Zoo van Antwerpen en Pairi Daiza in het Waalse Brugelette. Draulans interviewt in het artikel directeur Dries Herpoelaert van de Antwerpse Zoo en oprichter en CEO Eric Domb van Pairi Daiza. Daags nadien publiceert De Standaard een gelijkaardig artikel waarin dezelfde heren aan het woord komen onder de titel ‘Zoo en Pairi Daiza gooien met modder net voor pandafeest’. Klager zegt dat nagenoeg de volledige inhoud van het artikel in De Standaard gebaseerd is op zijn artikel in Knack. Zes lange citaten zijn zonder bronvermelding letterlijk overgenomen. Daarom is er volgens klager sprake van plagiaat. De klacht is gegrond.
De Standaard betwist niet dat er een fout is gemaakt, maar zegt dat ze niet bewust gebeurde en dat er bijgevolg geen sprake is van plagiaat. De Standaard baseerde zich op het artikel van zusterkrant Het Nieuwsblad. De journalist van Het Nieuwsblad probeerde de directeurs van de twee dierenparken te bereiken, maar zij verwezen naar het artikel in Knack. De journalist kon dan ook niet anders dan zich te baseren op de uitspraken van de directeurs in Knack. Het oorspronkelijke artikel vermeldde Knack twee maal als bron, maar door de snelheid van werken en door een intern misverstand is die bronvermelding in het uiteindelijke artikel volledig weggevallen. De Standaard bevestigt dat bronvermelding nodig is en dat de schrapping niet had mogen gebeuren, maar betoogt tegelijk dat ze daarvoor haar excuses heeft aangeboden en dat de krant een aanvulling heeft gepubliceerd. De krant vraagt zich daarom af wat klager met zijn klacht bij de Raad voor de Journalistiek nog wil bereiken.
Beslissing
Een vergelijking van de twee artikels maakt duidelijk dat de inhoud van het artikel in De Standaard nagenoeg volledig gebaseerd is op het artikel in Knack en dat zes citaten zo goed als letterlijk zijn overgenomen. Knack wordt nergens als bron vermeld. Artikel 18 van de code bepaalt: ‘De journalist pleegt geen plagiaat’. Tegelijk bepaalt de code dat fouten loyaal worden rechtgezet. De door De Standaard gepubliceerde aanvulling beschouwt de Raad in dit geval van flagrant plagiaat als onvoldoende. Om die redenen is de Raad voor de Journalistiek van oordeel: De klacht is gegrond