IEFBE 3907
30 april 2025
Uitspraak

Bureau wijst oppositie van Stichting Nederlands Register Vastgoed Taxateurs tegen E-RT en ERT toe

 
IEFBE 3906
29 april 2025
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke bescherming voor Louboutin-schoenen: modellen missen vereiste originaliteit

 
IEFBE 3887
23 april 2025
Artikel

Online Update - Fictief makerschap na het ONB-arrest | dinsdag 13 mei 2025

 
IEFBE 3153

Invulling van het AVG toestemmingsvereiste

HvJ EU - CJUE 11 nov 2020, IEFBE 3153; ECLI:EU:C:2020:901 (Orange Romania tegen ANSPDCP), https://www.ie-forum.be/artikelen/invulling-van-het-avg-toestemmingsvereiste

HvJ EU 11 november 2020, IT 3338, IEFbe 3153; ECLI:EU:C:2020:901 (Orange Romania tegen ANSPDCP) Privacyrecht. Telecomrecht. Orange Romania levert mobiele telecommunicatiediensten op de Roemeense Markt. De Roemeense toezichthoudende autoriteit voor de verwerking van persoonsgegevens heeft een geldboete opgelegd aan Orange Romania, wegens het verzamelen en bewaren van kopieën van identiteitsbewijzen van haar klanten, zonder geldige toestemming. De Roemeense rechter heeft naar aanleiding hiervan prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU. Geoordeeld wordt dat op grond van art. 4 lid 11 en art. 6 lid 1 sub a AVG, het de verantwoordelijkheid van de verwerker is om aan te tonen dat de betrokkene met een actieve gedraging blijk heeft gegeven van zijn toestemming voor de verwerking van zijn persoonsgegevens en dat de betrokkene vooraf op de juiste wijze is geïnformeerd. Een overeenkomst waarin een beding is opgenomen dat de betrokkene in kennis is gesteld en toestemming heeft gegeven, kan niet aantonen dat de betrokkene op geldige wijze toestemming heeft gegeven wanneer 1) het vakje van het beding vooraf door de verwerkingsverantwoordelijke is ingevuld, 2) het beding de betrokkene kan misleiden omtrent de mogelijkheid om de overeenkomst te sluiten zonder toestemming te geven voor de verwerking van zijn gegevens of 3) de vrije keuze om zich te verzetten tegen het verzamelen van gegevens onnodig wordt aangetast, doordat geëist wordt dat de betrokkene een aanvullend formulier invult waaruit die weigering blijkt.

IEFBE 3152

Geen billijke vergoeding voor fonogram in audiovisueel werk

HvJ EU - CJUE 18 nov 2020, IEFBE 3152; ECLI:EU:C:2020:935 (Atresmedia tegen AGEDI en AIE), https://www.ie-forum.be/artikelen/geen-billijke-vergoeding-voor-fonogram-in-audiovisueel-werk

HvJ EU 18 november 2020, IEF 19610, IEFbe 3152; ECLI:EU:C:2020:935 (Atresmedia tegen AGEDI en AIE) Naburige rechten. Prejudiciële verwijzing. Atresmedia heeft meerdere televisiezenders. Op deze zenders worden audiovisuele werken uitgezonden waarin fonogrammen zijn opgenomen. AGEDI en AIE zijn entiteiten die respectievelijk de intellectuele eigendomsrechten van producenten van fonogrammen en die van uitvoerende kunstenaars beheren. In 2010 hebben deze entiteiten een vordering ingesteld tot veroordeling van Atresmedia tot betaling van een schadevergoeding wegens de mededeling aan het publiek van voor handelsdoeleinden uitgegeven fonogrammen of van reproducties daarvan. Zij menen dat de door Atresmedia verrichte mededeling aan het publiek van audiovisuele werken recht geeft op de enkele billijke vergoeding waarin de richtlijnen betreffende bepaalde naburige rechten voorzien.

IEFBE 3150

Uitspraak ingezonden door Gert-Jan van den Bergh en Auke van Hoek, Bergh Stoop & Sanders, en Berber Brouwer, Walden Law.

Modelregistratie waterballonvuller terecht nietig verklaard

18 nov 2020, IEFBE 3150; ECLI:EU:T:2020:543 (Tinnus Enterprises tegen EUIPO), https://www.ie-forum.be/artikelen/modelregistratie-waterballonvuller-terecht-nietig-verklaard

Gerecht EU 18 november 2020, IEF 19589, IEFbe 3150; ECLI:EU:T:2020:543 (Tinnus Enterprises tegen EUIPO) Modellenrecht. Het Gerecht van de Europese Unie heeft bevestigd dat zowel de Invalidity Division als de Boards of Appeal van het EUIPO terecht de ongeldigheid hebben uitgesproken van de modelregistratie van Tinnus voor een waterballonvuller (fluid distribution equipment), omdat alle kenmerken van het model uitsluitend door de technische functie zijn bepaald. Het Gerecht verwijst naar de DOCERAM-uitspraak van het HvJ EU [IEF 17542] en zie ook [IEF 17701] en [IEF 18001], waarin de ‘multiplicity of forms’ theorie is afgewezen en bevestigd dat het bestaan van technische alternatieven niet betekent dat het model niet technisch is bepaald. Alle objectieve factoren moeten daarbij worden meegenomen, waaronder het bestaan van een octrooi voor hetzelfde product. Een getuigenverklaring van de ontwerper kan niet als objectieve factor worden aangemerkt.

IEFBE 3149

Schrijf je nu in voor de Beroepsopleiding voor Merken- en Modellengemachtigden

In januari 2021 gaat bij voldoende aanmelding een nieuwe tweejarige Beroepsopleiding van start. De lessen zullen - afhankelijk van de ontwikkelingen - voor een deel digitaal worden gegeven.

De Beneluxstichting Beroepsopleiding voor Merken- en Modellengemachtigden organiseert deze beroepsopleiding voor merken- en modellengemachtigden in opleiding. Voor deelname aan de beroepsopleiding is vereist dat kandidaten met een afgeronde master minimaal 1 jaar relevante werkervaring hebben in de merken- en modellenpraktijk. Voor kandidaten met een HBO-opleiding of een afgeronde bachelor geldt een minimum van 3 jaar werkervaring.

IEFBE 3148

Artikel ingezonden door Martin Senftleben (UvA) en Christina Angelopoulos (University of Cambridge).

Senftleben en Angelopoulos over art. 17 DSM-richtlijn

Martin Senftleben en Christina Angelopoulos hebben een lezenswaardige bijdrage gescheven over de nieuwe DSM-richtlijn: 'In het actuele debat over art. 17 van de nieuwe Richtlijn auteursrecht in de digital single market (DSM-richtlijn) wordt vaak een belangrijk aspect van de nieuwe regeling buiten beschouwing gelaten: de filterverplichting die uit deze bepaling volgt (art. 17 lid 4 sub (b)) mag niet zo ver strekken dat een algemene monitoringverplichting ontstaat. Art. 17 lid 8 bepaalt uitdrukkelijk dat content platform aanbieders niet verplicht mogen worden hun dienst op een algemene manier te controleren om de illegale activiteiten van hun gebruikers op te sporen en te voorkomen. De focus van art. 17 lid 4 sub (b) op "specifieke werken" maakt dat niet anders. In het licht van fundamentele rechten ontstaat een verboden algemene monitoringverplichting wanneer voor de opsporing van potentieel inbreukmakende content - hoe specifiek die ook is gedefinieerd - elke content upload of alle content op het online platform moet worden onderzocht. Op het moment dat de inhoud van het platform in zijn geheel moet worden gescreend, krijgt de monitoringverplichting een buitensporig algemeen karakter. Tegen deze achtergrond kan een filterverplichting alleen toelaatbaar worden geacht als deze specifiek is ten aanzien van zowel het beschermde werk alsook de groep van potentiële inbreukmakers.'

Lees de bredere analyse van deze aspecten hier.

IEFBE 3147

Uitleg artikel 8 lid 3 Uniemerkenverordening

HvJ EU - CJUE 11 nov 2020, IEFBE 3147; ECLI:NL:RBLIM:2020:8299 (EUIPO en Jerome Alexander Consulting tegen John Mills), https://www.ie-forum.be/artikelen/uitleg-artikel-8-lid-3-uniemerkenverordening

HvJ EU 11 november 2020, IEF 19572, IEFbe 3147; ECLI:EU:C:2020:902 (EUIPO tegen John Mills) Merkenrecht. Het EUIPO komt in beroep tegen het arrest van het Gerecht EU [IEF 18095], waarin werd geoordeeld dat de conflicterende tekens niet gelijk zijn. Het HvJ EU doet de zaak zelf af. Geoordeeld wordt dat de Kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat John Mills moest worden beschouwd als ‘gemachtigde’ van de houder van het oudere merk in de zin van artikel 8 lid 3 Verordening 207/2009. Daarnaast is anders dan het Gerecht oordeelde, artikel 8 lid 3 van toepassing zowel wanneer het aangevraagde merk gelijk is aan het oudere merk, als wanneer het daarmee overeenstemt. Bovendien bestaat de specifieke voorwaarde voor de door deze bepaling gewaarborgde bescherming erin, dat de inschrijvingsaanvraag is gebeurd door een gemachtigde of vertegenwoordiger op eigen naam, zonder toestemming van de houder. Bijgevolg wordt de overeenstemming niet beoordeeld op basis van het bestaan van verwarringsgevaar. Het bestreden arrest wordt vernietigd en het beroep ingesteld door John Mills tegen de beslissing van de eerste Kamer van beroep wordt verworpen.

IEFBE 3146

Uitspraak ingezonden door Paul Geerts, RUG.

Bewijs normaal gebruik bij zelfstandige subcategorie

HvJ EU - CJUE 16 jul 2020, IEFBE 3146; ECLI:EU:C:2020:573 (ACTC tegen EUIPO en Taiga), https://www.ie-forum.be/artikelen/bewijs-normaal-gebruik-bij-zelfstandige-subcategorie

HvJ EU 16 juli 2020, IEF 19571, IEFbe 3146; ECLI:EU:C:2020:573 (ACTC tegen EUIPO en Taiga) Merkenrecht. ACTC heeft inschrijving aangevraagd voor het woordteken ‘TIGHA’ voor een groot aantal kledingstukken. Taiga heeft oppositie ingesteld op grond van haar oudere Uniewoordmerk ‘TAIGA’ voor eveneens kledingstukken. Volgens de Kamer van beroep maakte Taiga normaal gebruik van haar woordmerk en was er sprake van verwarringsgevaar door het aangevraagde merk. Het Gerecht EU heeft het beroep van ACTC verworpen. Het HvJ EU overweegt dat de consument die een waar of dienst wenst te kopen van een categorie die bijzonder nauwkeurig en afgebakend is omschreven, waarbinnen geen belangrijke onderverdeling kan worden gemaakt, alle waren of diensten van deze categorie zal associëren met het oudere merk, zodat dit merk zijn wezenlijke functie zal vervullen. In die omstandigheden volstaat het dat de houder van het oudere merk bewijst dat dit merk normaal gebruikt is voor een deel van de waren of diensten van deze homogene categorie. Indien er echter sprake is van een ruime categorie die kan worden onderverdeeld in verschillende zelfstandige subcategorieën, moet de houder van het oudere merk het normaal gebruik bewijzen voor elk van de zelfstandige subcategorieën. De hogere voorziening wordt verworpen. Een deel van de onderdelen wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat ACTC een nieuwe beoordeling van de feiten wenst, dan wel niet aangeeft welk punt van het bestreden arrest zij betwist. Voor het overige is de hogere voorziening ongegrond.

IEFBE 3145

Studiedag AIPPI Belgium op 3 december

Dear colleagues,

We are pleased to invite you to our yearly Study Day on Thursday the 3rd of December 2020.

The theme is: Patents, Trademarks, Cost & Compensation in IP Disputes – Recent Developments.

Please find enclosed the detailed programme, practical information and registration link. (The registration software is hosted by AIPPI International. It is possible that some of the language used automatically appears in Dutch on your computer. In that case, we apologize for the inconvenience).
We look forward to your participation!

Feel very free to share this information with your colleagues and contacts!

Very cordially,

André Clerix (BNVBIE / ANBPPI) & Dominique Kaesmacher (AIPPI Belgium)

IEFBE 3144

Beantwoording prejudiciële vragen over ‘technisch voorschrift’

HvJ EU - CJUE 22 okt 2020, IEFBE 3144; ECLI:EU:C:2020:856 (Sportingbet en IOE tegen Santa Casa), https://www.ie-forum.be/artikelen/beantwoording-prejudici-le-vragen-over-technisch-voorschrift

HvJ EU 22 oktober 2020, IT 3311; ECLI:EU:C:2020:856 (Sportingbet en IOE tegen Santa Casa) Prejudiciële verwijzing. Sportingbet en Internet Opportunity Management (‘IOE’) bieden gokdiensten aan via het internet en hebben door middel van Portugese wetgeving een boete opgelegd gekregen omdat zij binnen de staatsmonopolie op gokdiensten zou opereren. Op grond van artikel 8 lid 1 Richtlijn 98/34/EG moeten lidstaten elk ontwerp voor een technisch voorschrift meedelen aan de Europese Commissie. Niet-nakoming van die verplichting is een zeer ernstige procedurefout, die wordt bestraft met de niet-toepasselijkheid van deze technische voorschriften. De vraag is of de wettelijke bepaling een ‘technisch voorschrift’ is. Artikel 1 punt 11 Richtlijn 98/34/EG, gelezen in samenhang met artikel 1 punt 5 van deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat een nationale wettelijke regeling waarin is bepaald dat het aan een overheidsinstantie verleende exclusieve recht om voor het gehele nationale grondgebied bepaalde kansspelen te exploiteren zich mede uitstrekt tot de exploitatie van deze spelen op het internet, een ‘technisch voorschrift’ is in de zin van eerstgenoemde bepaling. Het feit dat dit technisch voorschrift niet is meegedeeld aan de Europese Commissie ex artikel 8 lid 1 van die richtlijn, heeft tot gevolg dat de regeling niet kan worden tegengeworpen aan particulieren.

IEFBE 3142

Uitspraak ingezonden door Frédéric Lejeune, Lejeune.Legal.

Overlegging aan rechter is geen ‘mededeling aan het publiek’

HvJ EU - CJUE 28 okt 2020, IEFBE 3142; ECLI:EU:C:2020:863 (BY tegen CX), https://www.ie-forum.be/artikelen/overlegging-aan-rechter-is-geen-mededeling-aan-het-publiek

HvJ EU 28 oktober 2020, IEF 19542, IT 3301, IEFbe 3142; ECLI:EU:C:2020:863 (BY tegen CX) Auteursrecht. Verzoeker en verweerder in het hoofdgeding zijn natuurlijke personen die elk een eigen website beheren. In het kader van een procedure voor de civiele rechter in Zweden heeft verweerder in het hoofdgeding een kopie van een tekstpagina met een foto overgelegd als bewijsstuk aan de rechter bij wie de zaak aanhangig was. Verzoeker in het hoofdgeding meent dat daarmee zijn auteursrechten zijn geschonden. De Zweedse rechter heeft het HvJ EU prejudiciële vragen gesteld. In wezen wenst de Zweedse rechter te vernemen of het begrip ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29 zich mede uitstrekt tot het geval waarin een beschermd werk langs elektronische weg aan een rechter wordt overgelegd als bewijsstuk in een gerechtelijke procedure tussen particulieren. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Het recht op een doeltreffende voorziening in rechte zou ernstig worden aangetast indien een rechthebbende zich tegen de overlegging van bewijsstukken aan een rechter kon verzetten op de enkele grond dat die bewijsstukken auteursrechtelijk beschermd materiaal bevatten.

Lees hier de noot van Frédéric Lejeune bij dit arrest.