HvJ EU: Verwording tot soortnaam door nalaten verkopers te instrueren
HvJ EU 6 maart 2014, zaak C-409/12 (Backaldrin Österreich The Kornspitz Company) - dossier
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Oberster Patent- und Markensenat. Uitlegging van artikel 12, lid 2, sub a merkenrechtrichtlijn. Gronden voor vervallenverklaring. Ingeschreven woordmerk dat voor de consument de gebruikelijke benaming is geworden voor de betrokken waar omdat de tussenpersonen niet meedelen dat het een merk betreft. Afwezigheid van alternatieve benamingen om de betrokken waar aan te duiden. Nalaten van de merkhouder. Het Hof verklaart voor recht:
1) Artikel 12, lid 2, sub a, van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moet aldus worden uitgelegd dat in een situatie als die van het hoofdgeding de houder van een merk de door dit merk verleende rechten kan verliezen voor een waar waarvoor het merk is ingeschreven wanneer het merk door toedoen of nalaten van deze houder louter uit het oogpunt van de eindverbruikers ervan de gebruikelijke benaming voor deze waar is geworden.
2) Artikel 12, lid 2, sub a, van richtlijn 2008/95 moet aldus worden uitgelegd dat als „nalaten” in de zin van deze bepaling kan worden aangemerkt het feit dat de houder van een merk de verkopers niet ertoe aanzet om dit merk meer te gebruiken bij de verkoop van een waar waarvoor het merk is ingeschreven.
3) Artikel 12, lid 2, sub a, van richtlijn 2008/95 moet aldus worden uitgelegd dat voor de vervallenverklaring van een merk niet is vereist dat wordt nagegaan of alternatieve benamingen bestaan voor een waar waarvan dit merk de in de handel gebruikelijke benaming is geworden.
Gestelde vragen:
1) Is een merk ‚de in de handel gebruikelijke benaming van een waar of dienst’ geworden in de zin van artikel 12, lid 2, sub a, van richtlijn [2008/95] wanneer
a) de handelaren zich er weliswaar van bewust zijn dat het merk een herkomstaanduiding is, maar in de regel de [eindverbruikers] hierover niet informeren, en
b) de [eindverbruikers] het merk met name daarom niet meer als een herkomstaanduiding opvatten, maar als een gebruikelijke benaming van waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven?
2) Is er reeds sprake van ‚nalaten’ in de zin van artikel 12, lid 2, sub a, van richtlijn 2008/95 wanneer de merkhouder niet optreedt, ofschoon de handelaren hun klanten er niet op attent maken dat het een ingeschreven merk betreft?
3) Moet een merk dat door toedoen of nalaten van de houder ervan voor [eindverbruikers], maar niet voor de handel, een gebruikelijke benaming is geworden, in dat geval, maar ook alleen dan, vervallen worden verklaard wanneer de eindverbruikers op deze benaming zijn aangewezen omdat er geen equivalente alternatieve benamingen bestaan?
Op andere blogs:
AOMB Ons dagelijks brood wordt dagelijkse kost
BirdBuzz Kornspitz - CJEU specifies requirements for trade mark genericism
DVAN De beperking van een beschrijvende merknaam
BBIE serie februari 2014
Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 10 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE serie januari 2014.
13-02 | L | L V | Afgew. | fr | ||
04-02 | CHATEAU BLANC TOP QUALITY BELGIAN CHOCOLATES | CHATEAUX CHOCOLAT | Afgew. | nl | ||
04-02 | MATIS PARIS | MATE | Afgew. | nl | ||
04-02 | JEWEL | ZINZI JEWEL | Toegew. | nl | ||
04-02 | PROMASYS | PROMISE | Afgew. | nl |
Behoefte aan een verdere analyse? Tip de redactie: redactie@ie-forum.be
Analysing the Trade Secrets Directive
Wouter Pors, Analysing the Trade Secrets Directive, IE-Forum.nl IEF 13607.
Bijdrage ingezonden door Wouter Pors, Bird & Bird. The European Commission has published a proposal for a Trade Secrets Directive on 28 November 2013. This is a big step forward in the long-desired harmonization of trade secret law throughout Europe. It has the potential to bring protection to the same level as in the US, where the Uniform Trade Secrets Act has been around for quite a while. It was also necessary since so far most Member States have not taken sufficient steps to implement Article 39 TRIPs, which requires a minimum level of trade secret protection.
(...) 4. Conclusion
The proposal for the Trade Secret Directive certainly is a big step forward towards effective protection. It contains a lot of useful tools and provides a comprehensive, though not perfect, delimitation of the scope of trade secrets. At the same time it is an imperfect proposal with a fundamental flaw. It denies trade secrets their full protection as intellectual property rights as required by TRIPs. The fear for too much protection has led to some provision that might render the law rather ineffective. The choice not to have trade secrets covered by the Enforcement Directive means that different sets of tools apply and essential tools for collecting evidence are missing.
It is clear that the commission also has not appreciated, or chosen not to appreciate, the problems this causes in litigation practice. Any patented invention starts with a trade secret, but even once patent protection is granted, trade secret protection is still required. Not every bit of know-how meets the requirements for patentability and not every further development or technology involved in implementing the patent can be patented, either for legal or for economic reasons. However, if the invention is then copied by an infringer, this may be a combination of patent and trade secret infringement, which the owner might want to address in a single action. Because of the diverging rules for enforcement, that might prove to be quite difficult.
The current proposal is not the final text. Some of the problems are a result of political compromise and very hard to repair. Others are more up for debate, also by legal professionals. There will be lots of opportunities for industry to have this debate in the near future. The Directive is not expected to be enacted in the very near future, probably at least not before the end of this year. It is worthwhile to have these discussions and share views with the Commission, in order to create a good system that brings Europe to the same level as the US.
Wouter Pors
Meegezonden documenten:
Trade secrets proposal
Trade secrets implementation plan
Trade secrets summary impact assessment
Derdenverzet beschrijvend beslag, termijn aan eerste verzoek deskundige
Voorz. Rechtbank van Koophandel Gent 21 februari 2014 VR/13/030 (Edmedical tegen NV Koninklijke Philips)
Uitspraak ingezonden door Carina Gommers en Tim Robrechts, Hoyng Monegier LLP.
Derdenverzet tegen beschikking waarbij beslag inzake namaak werd toegekend. Eiseres verzet zich tegen de beschrijvende en de beslagmaatregelen die aan Philips werden toegekend op basis van haar merkenrechten op sensoren die de zuurstofgraad in bloed meten. De beschikking in derdenverzet bevestigt dat Philips het verzochte beslag inzake namaak rechtmatig heeft gekregen. Als houder van relevante woord- en beeldmerken heeft Philips voldoende aangetoond dat het beslagverzoekschrift voldeed aan de voorwaarden van art. 1369bis/1 Ger.W. De vordering tot gehele intrekking van de beschikking is ongegrond. De oorspronkelijke beschikking is echter wel onduidelijk betreffende de dwangsommen en met name in de termijn waarbinnen gevolg moet worden gegeven aan "het eerste verzoek" van de deskundige om informatie; dat onderdeel wordt gewijzigd.
4. De eiseres in verzet heeft echter wel een punt wanneer zij stelt dat de beschikking onduidelijk is betreffende de termijn om een gunstig gevolg te geven aan "het eerste verzoek" van de deskundige:
Van een handelaar kan niet worden verwacht dat hij te allen tijde bij zijn pc of faxtoestel "kampeert" en steeds bereikbaar is voor de instructies van de deskundige.
Bovendien moet het duidelijk zijn dat de dwangsom enkel / pas verbeurd verklaard kan worden op voorwaarden dat de schuldenaar van de opgelegde maatregel het verzoek van de deskundige effectief heeft ontvangen.
Aldus volstaat een onrechtstreeks "eerste verzoek" van de deskundige tot mededeling van stukken - vb. aan een raadsman en niet rechtstreeks aan de schuldenaar - uiteraard niet om aanleiding te geven tot de verbeuring van de opgelegde dwangsom.
De beschikking wordt derhalve hervormd met betrekking tot de concrete voorwaarden om de dwangsom te verbeuren, zoals nader geformuleerd in het beschikkend gedeelte van dit vonnis.
In de tijdschriften februari 2014
Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de bladen, voor de sites dient u in te loggen. Heeft u suggesties voor deze rubriek, of wilt u uw inhoudsopgave hier ook in laten opnemen, laat het ons weten: redactie@ie-forum.be.
![]() | ![]() | ![]() |
Berichten IE
Artikelen
Auteursrecht met betrekking tot octrooiaanvragen – Toon Huydecoper
Finding Vredopat.pending – Alexander Tsoutsanis
Rechtspraak
Octrooirecht
Nr. 3 Hoge Raad 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4115, Lundbeck/Tiefenbacher, IEF 12745 – met noot van A. Tsoutsanis
Merkenrecht/auteursrecht
Nr. 4 Hof Amsterdam 23 juli 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2243, [Appellant]/ Super de Boer, IEF 13397 – met noot van T.E. Deurvorst
Rechtspraak in het kort
Merkenrecht
Nr. 5 HvJ EU 19 september 2013, Martin Y Paz/David Depuydt c.s., IEF 13049
Nr. 6 Hof Amsterdam 15 oktober 2013, AFC Ajax N.V./X., IEF 13159
Nr. 7 HvJ EU 17 oktober 2013, Isdin SA/BHIM en Bial-Portela & Cª SA, IEF 13148
Nr. 8 Hoge Raad 6 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1613, Makro/Diesel, IEF 13317
Nr. 9 Hoge Raad 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2057, Refresco/Red Bull, IEF 13370
JIPLP 2014 vol 9 issue 3
Guest Editorial
Through the looking glass?
Julia Montero . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Current Intelligence
Italian torpedo actions can sink cross-border patent infringement proceedings
Michele Giannino . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
HTC v Nokia (UK): no case for exhaustion
Pat Treacy and Helen Hopson. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
Hong Kong media group has no protectable goodwill in the UK; its Community trade mark is ‘now’ invalid
Joel Smith and Laura Deacon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
United States Court of Appeals for the Second Circuit examines trade mark infringement under the Federal Trademark Dilution Act
Miri Frankel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Copyright criminal complaint against YouTube dismissed in Argentina
Pablo A. Palazzi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
SAS: major software copyright ruling upheld
Iona Silverman . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Puma and jumping feline at the intersection of design and trade mark rights
Laetitia Lagarde. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Risks of IP carve-out in arbitration clauses
Jacques de Werra . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Articles
The Technology Transfer Block Exemption Regulation and related Guidelines: competition law and IP licensing in the EU
Stefano Barazza. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Copyright law-making in the EU: what lies under the ‘internal market’ mask?
Ana Ramalho . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Repeated filings of a European Community trade mark
Karin Stumpf. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
From GRUR Int.
Personal privacy rights in the 21st century: logic and challenges
Karl-Nikolaus Peifer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
Vehicle Navigation System
Sandra von Lingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Quo vadis, iudicium unitarium?
Peter Meier-Beck . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 241
IP in Review
At the crossroads of art and law: international art collection
Paraskevi Kollia. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
Paragliding from the pharmaceutical patent cliff
Christopher Stothers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247
Interpreting for Humpty Dumpty: Bridging the gap between intended usage and constructed claim definitions
Patrick E. Caldwell. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Patent remedies from around the world
David R. Verbeeten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
Vraag aan HvJ EU: Kan van het volgrecht contractueel worden afgeweken?
Prejudiciële vraag gesteld aan HvJ EU 22 januari 2014, zaak C-41/14 (Christie’s France) - dossier
Prejudicieel verzoek van Cour de cassation, Frankrijk. Volgrecht. Verzoekster heeft een veilinghandel. Het Syndicat national des antiquaires (SNA, verweerder) heeft een vordering tegen verzoekster ingesteld omdat zij in strijd met het Franse Wetboek Intellectuele Eigendom zou handelen door in haar algemene verkoopvoorwaarden een beding in te voegen dat de betaling van het volgrecht bij de koper legt. SNA stelt dat dit een daad van oneerlijke mededinging is en vraagt vernietiging. De Hof van Beroep verklaart het beding nietig, maar verzoekster gaat in cassatie omdat in de Franse regeling ter omzetting van Richtlijn 2001/84 niet verder is gepreciseerd of beperkt wie het volgrecht dient te voldoen.
De wetshistorie sluit contractueel regelen niet uit. Het Appelhof ziet (op 12 december 2012) echter geen ruimte in de Franse regeling noch in de Richtlijn om het volgrecht contractueel te regelen. Daarmee negeert zij volgens verzoekster een advies uit 2008 van de Europese Commissie waarin die stelt dat partijen vrij zijn om het volgrecht contractueel te regelen, maar dat dit de door de Franse wet opgelegde verplichtingen onverlet laat.
De verwijzende Franse cassatierechter legt de volgende vraag aan het HvJ EU voor:
“Moet de in artikel 1, lid 4, van richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk neergelegde regel dat het volgrecht ten laste van de verkoper komt, aldus worden uitgelegd dat de verkoper uiteindelijk de kosten van dat recht draagt, zonder dat daarvan contractueel kan worden afgeweken?”
Vraag aan HvJ EU: Lettercombinaties en de toevoeging van beschrijvende woordcombinaties
Prejudiciële vragen gesteld HvJ EU 16 december 2013, zaak C-20/14 (BGW Marketing- & Management-Service) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Bundespatentamt. Merkenrecht. Verzoekster heeft in december 2006 een merk BWG [maar met de toevoeging "Bundesverband der deutschen Gesundheitswirtschaft] laten inschrijven in het Duitse register. Verweerster Bodo Scholz heeft een woord/beeldmerk BWG ingeschreven sinds juli 2004 in gedeeltelijk dezelfde klassen. Zij heeft oppositie ingesteld tegen de aanvraag van verzoekster wegens het beeldmerk. De merkenafdeling van het DPMA verklaart het beeldmerk gedeeltelijk nietig. Het verwarringsgevaar zou komen door de zelfstandige onderscheidende plaats van de lettercombinatie BGW binnen het bestreden merk.
Verzoekster vraagt om heroverweging omdat opposante geen rechtsinstandhoudend gebruik van het merk zou maken. In januari 2012 wordt de eerdere beslissing van het Patent- und Markenamt vernietigd maar ook de eis van opposante afgewezen omdat rechtsinstandhoudend gebruik niet aannemelijk is gemaakt. Opposante gaat tegen die beslissing in beroep bij de verwijzende rechter.
De verwijzende Duitse rechter (Bundespatentgericht) gaat ervan uit dat de totaalindruk van het oudere woord-/beeldmerk alleen door de lettercombinatie BGW wordt gedomineerd. Over het jongere merk oordeelt hij dat dit door toevoeging van de woorden ‘Bundesverband der deutschen Gesundheitswirtschaft’ beschrijvend van aard is. Er lijkt dan ook geen individuele indeling mogelijk en er is dan ook geen onderscheidend vermogen. Zodat hij ook hier neigt naar dominantie van de lettercombinatie en hij ziet dan ook verwarringsgevaar voor het publiek. Maar hij twijfelt gezien de uitspraak van het HvJ EU in de zaken C-90/11 en C-91/11 over de woord-/lettercombinatie. Hij besluit de volgende vraag aan het HvJ EU voor te leggen:
Moet artikel 4, lid 1, sub b, van richtlijn 2008/95/EG aldus worden uitgelegd dat in geval van dezelfde en soortgelijke waren en diensten gevaar voor verwarring bij het publiek kan worden aanvaard indien een lettercombinatie met onderscheidend vermogen, die het oudere woord-/beeldteken met een gemiddeld onderscheidend vermogen vormt, in het jongere woordteken van een derde zo wordt overgenomen dat aan deze lettercombinatie een beschrijvende woordcombinatie wordt toegevoegd die daarop betrekking heeft en de lettercombinatie als afkorting van de beschrijvende woorden verklaart?
Op andere blogs:
Nachtwey-IP
Simulcastuitzending geen nieuwe vorm van kabeldoorgifte
![]() |
![]() |
5. Beslissing
(...)
- bevestigt het bestreden vonnis waar dit tussen partijen zei voor recht dat de digitale kabeldoorgifte bij simulcastuitzendingen, met name uitzendingen waarbij een simultane, ongewijzigde en integrale gelijktijdige uitzending plaatsvindt van een analoog en digitaal signaal, geen nieuwe vorm van kabeldoorgifte uitmaakt;
- wijst het overige van de oorspronkelijke vordering en tussenvordering van TELENET af;
- alvorens recht te doen heropent de debatten op de zitting van 20 JANUARI 2014 om 9:30 uur.
Ondanks het gemis aan conceptuele overeenstemming LIEF en BOETIEK LIEF
Hof van Beroep Brussel 6 februari 2013, 2011/AR/1680 (BVBA Boetiek Lief tegen LIEF! B.V.)
![]() |
26. [..] op het vlak van de conceptuele overeenstemming, het BBIE het woordonderdeel 'Boetiek' onterecht als een voorvoegsel heeft gekwalificeerd en het geen onderscheidende kracht toekent.
Die term zou wel degelijk verschil opleveren.
De appreciatie van het BBIE luidt dat het bedoelde onderdeel van het betwiste merk op zich geen onderscheidend vermogen heeft voor de waren waarvoor het teken is gedeponeerd. Op zich beschouwd kan zulks worden beaamd, maar het klopt dat dit gegeven irrelevant is voor het besluit dat de tekens begripsmatig sterk overeenstemmend zijn.
27. De twee tekens vertonen conceptueel slechts één gelijkenis: ze bevatten het woord 'lief'.
Voor het overige geeft het teken van eiseres een opvallend grafische voorstelling te zien van zowel het woord 'boetiek' als van het woord 'lief' en het geheel wordt ingekleed in een lijnenspel dat tegelijk onderlijnt (boetiek) als participeert aan 'Lief'.
Het teken van verweerster heeft geen ander grafisch voorstellend element dan een uitroepteken.
28. De twee vergeleken tekens zijn dan ook conceptueel zeer verschillend.
In zoverre is de kritiek van eiseres ongegrond.
[..]
34. De ontstentenis aan conceptuele overeenstemming die boven werd vastgesteld, staat er niet aan in de weg dat de conclusie van de bestreden beslissing overeind kan blijven op grond van de andere elementen van overeenstemming en verwarringgevaar die ze aanvoert en die door eiseres niet of niet deugdelijk worden bekritiseerd.
35. Zodoende dienen de grieven tegen de bestreden beslissing te worden verworpen.
Wijziging schadevergoeding auteursrechtinbreuk naar coëfficiënt X2 in plaats van X3
Hof van beroep Antwerpen 28 januari 2013, 2011-AR-1408 (Microsoft Action Pack)Auteursrecht software. Wijziging schadevergoeding. Double damaging principe. Inbreuk op auteursrechten op software van Microsoft is vastgesteld in eerste aanleg en appellanten zijn bevolen tot het betalen van schadevergoeding, welke is begroot met hantering van een coëfficiënt X2 volgens het Europese principe "double damaging". Appellanten vorderen in hoger beroep de niet-toelaatbaarheid van de vordering van Microsoft , de niet-ontvankelijk en minstens deze ongegrond te verklaren. Het hof bevestigt het bestreden vonnis met wijziging van de hoogte van de schadevergoeding. Het hof is van oordeel dat nu de verkoop van de programma's op eigen verzoek en ten behoeve van geïntimeerde werd georganiseerd en van het verder verhandelen van deze programma's geen enkel bewijs is, zij niet kan overtuigen van haar stelling dat de daardoor door haar geleden schade nog groter is dan deze, geleden ingevolge het bezit ervan.
Appellanten brengen geen bewezen elementen bij, waaruit blijkt dan wel zou kunnen worden afgeleid dat de deskundige zich in zijn advies aangaande de prijs van de illegale programma's heeft vergist of dat daaraan zou moeten worden getwijfeld. Het hof sluit zich aan bij dit advies.
Volgens de algemeen aanvaarde rechtspraak wordt bij begroting ex aequo et bono, in navolging van het Europese principe "double damaging", een coëfficiënt X2 gehanteerd ter bescherming van de softwareprogramma's tegen illegaal bezit, zodat geïntimeerde daarin kan worden gevolgd.
Waar geïntimeerde dan voor de beweerdelijk door haar geleden schade wegens illegale verspreiding van de door haar opgesomde programma's een coëfficiënt X3 hanteert, is het hof daarentegen van oordeel dat, nu de ten grondslag van deze inbreuk liggende verkoop van deze programma's op eigen verzoek en ten behoeve van geïntimeerde werd georganiseerd en er van andere/verdere verkopen/verspreiding van deze programma's geen enkel bewijs, nog enige aanwijzing in die zin voorligt, zij niet kan overtuigen van haar stellen dat de daardoor door haar geleden schade nog groter is dan deze, geleden ingevolge het bezit ervan.
Naar oordeel van dit hof kan hierbij immers inderdaad niet voorbij worden gegaan aan hetgeen de deskundige in [..] zijn verslag met betrekking tot het Microsoft Action Pack en het doel daarvan uiteenzet en het antwoord van tweede appellante op zijn vraag naar de herkomst van dit Microsoft Action Pack.
Gelet op hetgeen voorafgaat, wordt aldus bij de begroting ex aequo et bono van de door geïntimeerde geleden schade voor alle in het deskundigenverslag vermelde programma's, waaronder dus ook het Microsoft Action Pack, een coëfficiënt gehanteerd.
De door appellanten te betalen schadevergoeding voor de door de deskundige ten huize van appellanten aangetroffen installaties, waarvoor geen licenties konden worden voorgelegd, kan dienvolgens worden toegekend voor het uit hoofde daarvan door geïntimeerde begrootte bedrag van 4.479,00 EUR, terwijl deze voor de componenten van het Microsoft Action Pack, waarvan de door de deskundige geadviseerde verkoopwaarde, incl. btw, in het totaal 12.551,00 EUR - in plaats van het door hem, ingevolge materiële vergissing, vermelde bedrag van 12.549,00 EUR - bedraagt en waarbij dan eveneens, overeenkomstig het principe van de "double damaging", een coëfficiënt X2 wordt gehanteerd, op 25.102,00 EUR wordt bepaald.
Daarop worden dan vergoedende intresten vanaf 8 december 2009 tot datum van dagvaarding en vanaf dan tot datum van algehele betaling gerechtelijke intresten toegekend.
De bij het bestreden vonnis gewezen beslissing inzake de door appellanten aan geïntimeerde te betalen schadevergoeding conform artikel 1382 B.W. is aldus te wijzigen in die zin dat het daarbij ten titel van schadevergoeding in hoofdsom toegekende bedrag van 42.132,00 EUR te betalen bedrag wordt gebracht op [..] 29.581,00 EUR, vermeerderd met vergoedende en gerechtelijke intresten, zoals hiervoor bepaald.