Paraplu van Senz maakt geen inbreuk op Umbellae parasol

Hof van beroep Brussel 13 december 2016, IEFbe 2305 (L'Anverre tegen Senz - paraplu) en rechtbank van Koophandel Brussel, 9 april 2013, IEFbe 2305 (L'Anverre tegen Senz - paraplu) De eisers stellen dat de Senz paraplu's inbreuk maken op het gemeenschapsmodel van BVBA L'anverre en vorderen een stopzetting in de hele Europese Gemeenschap van de inbreuk. De rechtbank onderzoekt eerst de geldigheidsvereisten voor het gemeenschapsmodel en stelt vast dat er geen geldig model kan worden gevonden, gezien het ontbreken van een eigen karakter. De rechter stelt de ongeldigheid vast van het gemeenschapsmerk. Van inbreuk kan geen sprake zijn, de rest van de vorderingen van de eisers wordt niet verder beschouwd. Eisers gaan in hoger beroep en vorderen de geldigheid te bevestigen van het gemeenschapsmodel "het Model UMBELLAE" en dat Senz paraplu's inbreuk maken op het Model UMBELLAE en vorderen aan Mexx en Senz de stopzetting in de hele Europese Gemeenschap van de inbreuk.
Uitspraak ingezonden door Tom Vanraes, Sherpa Law.
Mellowparty maakt inbreuk door verder produceren marshmallows

Hof van beroep Gent 10 oktober 2016, IEFbe 2304 (Freedom confectionery tegen Mellowparty) en rechtbank van Koophandel Gent, afdeling dendermonde 29 juni 2016, IEFbe 2304 (Freedom confectionery tegen Mellowparty) Mellowparty maakt inbreuk auteursrecht door het verder produceren van marshmallows. Freedom confectionery heeft een recept en productieproces ontwikkeld voor vegetarische marshmallows met een lange houdbaarheidsdatum. Met Mellowparty werd een distributieovereenkomst ondertekend voor de productie van de marshmallows. Partijen kwamen overeen dat de intellectuele eigendomsrechten volledig zou worden gedeeld en bij het staken van de productie door Mellow Party zou de intellectuele eigendom voor 50 % worden afgestaan aan Freedom Confectionery. De overeenkomst is per 24 maart 2016 beëindigd door Mellow Party. Freedom confectionery vordert een verbod op het delen door Mellow Party van de informatie omtrent het recept en productieproces van de marshmallows aan een derde. Daarnaast vordert zij Mellow Party tot stopzetting van de productie van de marshmallows. De rechtbank verklaart de vordering gegrond. Mellow Party stelt hoger beroep in en vordert om de beschikking teniet te doen. Het Hof bevestigt de bestreden beschikking.
Le tribunal ordonne à la défenderesse de cesser l'usage de l'enseigne et du nom commercial OPTICA DISCOUNT
Tribunal de commerce Bruxelles 21 avril 2017, IEFbe 2298 (Optical contre RGO) Droit des marques. Optical est titulaire de la marque UE Optical Discount. Les demanderesses ont constaté que la défenderesse avait apposé sur son point de vente situé à Ath l'enseigne 'Optica Discount'. Les demanderesses soutiennent que l'usage par la défenderesse du digne 'Optica Discount' constitue une atteinte aux droits de propriété intellectuelle. Le tribunal ordonne à la défenderesse de cesser l'usage de l'enseigne et du nom commercial 'Optica Discount' en lien avec des produits et services d'opticiens.
La cour confirme le jugement dont appel: a déclare la demande d'annulation du brevet litigieux irrecevable en tant qu'elle se fondait sur les causes de nullité du défaut de nouveauté, du défaut d'activité inventive et de l'obscurité du brevet attaque

Cour d'appel de Mons 3 avril 2017, IEFbe 2297 (Nouvag contre M) Voir ci-dessus [IEFbe 1966]. Droit des brevets. La société de droit suisse Nouvag AG et la société de droit allemand Nouvag Dental Und Medizintechnik GmbH (ci-après NOUVAG ou les sociétés NOUVAG ou les parties appelantes) sont actives dans le domaine médical, chirurgical et dentaire, et ce au niveau mondial. Elles commercialisent divers appareils et accessoires et notamment un appareil de liposuccion dénommé 'Vason'. Le docteur M est chirurgien, spécialisé dans la liposuccion. Il est titulaire d'un brevet belge pour un appareil de lipoaspiration. Il est titulaire du brevet européen no EP0971754. En 2003, Monsieur M découvre l'existence d'un nouvel appareil Vacuson dont il considère qu'il s'agit d'une contrefaçon littérale de son invention. Par un courriel du 22 novembre 2003, Monsieur M a mis en demeure les sociétés Nouvag. Les sociétés Nouvag ont formulé, dans le cadre de cette procédure, une demande reconventionnelle tendant à entendre prononcer, en ce qui concerne la Belgique, la nullité du brevet européen du docteur M. Le tribunal a déclare la demande d'annulation du brevet litigieux irrecevable en tant qu'elle se fondait sur les causes de nullité du défaut de nouveauté, du défaut d'activité inventive et de l'obscurité du brevet attaque. La cour dit les appels principal est non fondée. Confirme le jugement dont appel, dans toutes ses dispositions entreprises sauf quant aux dépens.
AU CHÂTEAU MAGIQUE et LASER MAGIQUE sont descriptive

Cour d’appel Bruxelles 30 juin 2017 et Cour d’appel Bruxelles 30 juin 2017, IEFbe 2303 (au chateau magique contre o.b.p.i.) Marque Benelux. AU CHÂTEAU MAGIQUE. LASER MAGIQUE. Caractére descriptif. Enregistrement portant atteinte à l’interet général. La marque Iitigieuse, exciusivement composées de signes descriptifs, est descriptive dans le sens de ‘article 2.11.1.c de a CBPI pour ce qui concerne une attraction de parcs a theme sous a forme d’un château et pour ce qui concerne les services de parcs dattractions dont le theme est un château. Des lors que Ia cour a dit que le signe en cause est descriptif, ii est sans utilité de verifier s’iI est éventuellemerit distinctif.
Le signe LASER MAGIQUE, considéré dans son ensemble, ne cree pas une impression suffisamment éloignée de cello produite par Ia simple reunion des indications apportées par es éléments qui le composent, en sorte qu’il primerait Ia somme desdits éléments. Le consommateur concerné percevra ce signe, immédlatement, comme un terme désignarit un prodult servant a Intensifier les rayons de lumière avec des effets extraordinaires. C’est des lors a bon droit quo l’OBPI a refuse l’enregistrement de ce signe pour Ic produit visé en classe 9 sur Ia base de ‘article 2.11.1,c) de Ia CBPI, ce signe étant descriptif de l’espèce et Ia qualité du produit.
Uitspraak ingezonden door Dirk Merckx, Novius.
Geen rechten kunnen putten uit de vennootschaps- of handelsnaam Tow Traffic Assist

Hof van Beroep Brussel 4 oktober 2016, en Rechtbank van Koophandel Brussel 17 juni 2015, IEFbe 2299 (Tow Traffic Assist) Merkenrechtinbreuk. Domeinnaamrecht. Eisende partijen vorderen met succes de staking van elk gebruik van de benaming Tow Traffic Assist en de afkorting T.T.A., schrapping van de domeinnamen TowTrafficAssist.com en TowtrafficAssist.be. De modellen van eisende partijen worden nietig verklaard. Eisende partijen plegen een inbreuk op het merkenrecht door het gebruik van de benamingen TOW TRAFFIC ASSIST en TTA als handelsbenaming. Het Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Besluit tot de nietigheid van de door appellanten ingeroepen modellen. Appellanten kunnen geen rechten putten uit de vennootschaps- of handelsnaam Tow Traffic Assist. Zij dienen het gebruik daarvan te staken. De domeinnamen www.towtrafficassist.been www.towtrafficassist.com dienen geschrapt te worden.
Geen inbreuk op auteursrecht B&co omdat de software programma's wel degelijk verschillen

Hof van beroep Antwerpen 7 november 2016, IEFbe 2296 (B&co tegen T) Vanaf p. 24: Hof van beroep Antwerpen 21 maart 2016; vanaf p. 33: Rechtbank Antwerpen 12 november 2013; vanaf p. 49: Rechtbank Antwerpen 18 maart 2011. Auteursrecht. B is geneesheer en de VOF commercialiseerde de software voor het geëncrypteerd wisselen van wacht- en vervangingsverslagen tussen artsen. T was thesisstudent en heeft B geholpen. De thesis verschijnt naderhand in een gezaghebbend medisch tijdschrift. B verstuurt een aangetekend schrijven aan verweerder, stellende dat de inhoud en het besluit van deze thesis onterecht zouden doen geloven dat verweerder zich een volledig nieuwe versie van de software, die aan eiser zou toebehoren, zou hebben toegeëigend. Eisers vorderen te zeggen voor recht dat de door T beschreven mailer niét, dan wel onvoldoende, oorspronkelijk is om in aanmerking te komen voor auteursrechtelijke bescherming. Rb. Antwerpen benoemt in haar tussenarrest een deskundige om na te gaan of de mailer van B naar uitdrukkingswijze een originele creatie is en zo ja, of T deze informatie heeft gebruikt om zijn mailer samen te stellen, dan wel zelf tot een origineel concept is gekomen. Rb. Antwerpen beslist in het volgende vonnis dat, op basis van het deskundigenrapport, de vordering van B ongegrond is. Vervolgens is de VOF B&co ontbonden. De vraag rijst of de VOF nog bekwaamheid heeft om een vordering in te stellen. Het hof beveelt de heropening der debatten teneinde partijen toe te laten standpunt in te nemen. Het hof stelt dat de vereffenaar van de VOF het geding kan voortzetten. Het hof aanvaardt dat de mailer een intellectuele schepping is van B en voor bescherming in aanmerking komt. Volgens het hof hebben appellanten echter niet aangetoond dat geïntimeerde een inbreuk heeft gepleegd op hun intellectuele eigendom. Daarbij komt dat de gerechtsdeskundige besluit dat het programma van geïntimeerde een nieuwe ontwikkeling is van nul af aan die wel degelijk een reeks functionaliteiten aanbiedt die in de software van B eveneens aanwezig zijn, maar sommige andere niet. Geïntimeerde heeft geen inbreuk gepleegd op de auteursrechten van appellanten.
Meubelset 'Emily' maakt geen inbreuk op meubelset 'York' van Meubar

Rechtbank van Koophandel Brussel 30 december 2016, IEF 17012; IEFbe 2295 (Meubar tegen Oosterlynck) Intellectuele eigendomsrechten. Beide partijen zijn actief in de meubelsector. Eiser voert aan dat haar meubelstuk 'York' beschermd is door intellectuele eigendomsrechten en dat Oosterlynck hierop een inbreuk pleegt door de commercialisatie van een eetkamerset 'Emily' die bestaat uit een glaskast, een dressoir, een TV-meubel, een eettafel, een salontafel en een torenkast. Naar het oordeel van de rechter is het meubelset van verweerder sterk verschillend van het meubelset van eiser. Dit blijkt vooral uit de visuele waarneming van de stalen die ter zitting werden voorgelegd. De meubelen maken wel deel uit van een landelijke stijl maar hebben duidelijk een eigen algemene indruk. De rechter stelt vast dat de beide meubelsets sterk verschillend zijn wat betreft gebruikte materialen, textuur, kleur, afmetingen, afwerkingen etc. Conform artikel 3 VoGM zijn het die kenmerken die een model definiëren. Nu de geïnformeerde gebruikers van oordeel zijn dat de meubelset "EMILY" een andere algemene indruk wekt ten opzichte van de meubelset "YORK", en eiser geen namaak bewijst, kan er van enige inbreuk op intellectuele rechten geen sprake zijn. De vordering is ongegrond.
Staking geoorloofd geworden handelspraktijk de Slegte wordt niet bevolen

Hof van Cassatie 29 april 2004, IEFbe 2302 (Belgische Staat tegen de Slegte) (voor het archief) Vergelijkende reclame. Ongeoorloofde handelspraktijk. In het bestreden arrest is vastgesteld dat prijsvermelding gedaan door de Slegte niet meer strijdig is met de herziene wet handelspraktijken van 25 mei 1999, waardoor de vordering tot staking ongegrond was. Eiser stelt dat nu het bestaan van de inbreuk makende daad bevestigd is, staking van de daad bevolen had moeten worden in de periode vóór de wijziging van artikel 43, §4 (oud), WHPC. Het "moreel belang" van eiser is onvoldoende gepreciseerd. Staking van een geoorloofd geworden handelspraktijk kan niet bevolen worden. Vaststelling van verboden handelspraktijk vóór wetswijziging doet hier niets aan af. Verwerping cassatieberoep.
Geen merkinbreuk door Affinimmo op het merk Infinimo
Rechtbank van Koophandel Gent 28 december 2016, IEF 17011; IEFbe 2294 (Infinimo tegen PDG) Merkenrecht. Infinimo is actief als vastgoedmakelaar en heeft een Benelux beeldmerk geregistreerd. Verweerster is tevens actief als vastgoedmakelaar en heeft als handelsnaam Affinimmo. Infinimo stelt dat Affinimmo met de handelsnaam en het beeldmerk inbreuk maakt op haar Benelux beeldmerk. Wat de graad van overeenstemming betreft tussen het beeldmerk van eiseres Infinimo en de naam Affinimmo is er een zekere auditieve gelijkenis nu beide namen eindigen op "inimo". Het is een feit dat in de wereld van het onroerend goed zeer veel actoren actief zijn met "immo" in hun benaming. Auditief is er niet direct overeenstemming tussen "In” en "Af”. Visueel zijn de afbeeldingen en logo's van beide partijen sterk uiteenlopend. Verweerster gebruikt wit en blauw en een totaal ander lettertype dan eiseres die in haar beeldmerk een zwarte achtergrond gebruikt met grijs en rood en specifiek "In” benadrukt met een rode bol. Dat begripsmatig beide benamingen verwijzen naar vastgoed is onvoldoende om het verwarringsgevaar tussen beide te weerhouden. Op geen enkele wijze wordt aangetoond dat het gebruik van Affinimmo heeft geleid tot enige verwarring bij het publiek. De vordering is ongegrond.