HvJ EU: Nationale rechter moet beroep tegen beslissing van nationale telecom-regelgevende instantie met terugwerkende kracht nietig kunnen verklaren

HvJ EU 13 oktober 2016, IT 2188; IEFbe 2029; ECLI:EU:C:2016:769 (Prezes UKE en Petrotel tegen Polkomtel) Telecom. Elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Art. 4 lid 1 Richtlijn 2002/21/EG. Recht om beroep in te stellen tegen een beslissing van een nationale regelgevende instantie. Doeltreffend beroepsmechanisme. Instandhouding van de beslissing van een nationale regelgevende instantie hangende de uitspraak in de beroepsprocedure. Werking in de tijd van een beslissing van een nationale rechter die een beslissing van een nationale regelgevende instantie nietig verklaart. Mogelijkheid om een beslissing van een nationale regelgevende instantie met terugwerkende kracht nietig te verklaren – Beginselen van rechtszekerheid en van bescherming van het gewettigd vertrouwen.
Uitspraak ingezonden door Kees Meijer, Castelijns Kaandorp Hoekstra.
Het uiten van zorgen over prijsbeleid van Kleertjes.com is geen merkgebruik
Vzr. Rechtbank Noord-Holland 8 december 2016, IEF 16450; IEFbe 2030 (Kleertjes.com tegen gedaagden) Mededinging. Merkenrecht. Reclame. Kleertjes is een online winkel voor baby-, kinderkleding en -schoenen en is houdster van twee woord/beeldmerken. Gedaagden hebben fysieke en online winkels en hebben via WinkeliersUnited, en vanwege concurrentiestrijd, leveranciers van haar én Kleertjes onder druk gezet om te ageren tegen het prijs/kortingenbeleid van Kleertjes. De grote groep winkeliers is vrij om zijn zorgen hierover te uiten. De enkele vermelding van een merk van een concurrent in een e-mail aan leveranciers is geen gebruik in het economisch verkeer. Het uiten van zorgen ten overstaan van leveranciers kan niet gelijk gesteld worden met het doen van misleidende of ongeoorloofde reclame. Ook Kleertjes zelf wijst leveranciers op kortingsacties van andere, grotere spelers in de markt. De vorderingen worden afgewezen.
Décision envoyée par Jeff Keustermans en Peter Blomme, & De Bandt.
Chacun des logos a sa propre histoire, radicalement différente, pas d'atteinte aux droit d'auteur

Président du Tribunal de commerce de Liège 25 octobre 2016, IEFbe 2028 (Alighieri contre Komono) Droit d'auteur. KOMONO a été créée le 2 janvier 2009 avec pour activité principale la conception, le développement, la production ainsi que la vente de lunettes de soleil et de montres. Coast a modifié un logo composé de trois sphères partagées en deux. Le créateur J a créé le logo pour Alighieri à qui il a concédé un licence d'utilisation. Komono allegue en outre que la conception des trois ronds noirs comprenant des têtes de vis est une conception totalement similaire à oeuvres préexistantes et que cette conception découle donc de choix évident. Il en résulte que Alighieri et monsieur J ont démontré à suffisance le caractère original du logo Alighieri et que Komono et Coast ne contestent pas valablement cette originalité. Chacun des logos a sa propre histoire, radicalement différente, laquelle s'inscrit à l'évidence dans chacun des logos lui donnant une apparence originale totalement distincte sans reprise de l'originalité de l'autre.
Uitspraak mede ingezonden door Mark van Gardingen, Jan Pot, Brinkhof en Thijs van Aerde, Houthoff Buruma.
Definitieve prejudiciële vragen over maatstaven voor toewijzing exhibitievordering bij een partij of een derde partij

HR 9 december 2016, IEF 16444; IEFbe 2027 ; ECLI:NL:HR:2016:2834 (Synthon tegen Astellas Pharma) Handhaving. Exhibitievordering. Vervolg op HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2643. Prejudiciële vraag (art. 392 Rv). EU-Handhavingsrichtlijn 2004/48/EG. Exhibitie. Art. 1019a, 1019b en 843a Rv. Wat zijn de maatstaven voor toewijzing van een exhibitievordering in verband met een beweerde IE-inbreuk? Thans prejudiciële vragen aan HvJEU over eventuele afwijkende maatstaven m.b.t. een nietigheidsverweer en voor een exhibitievordering jegens een derde.
1. a. Moet art. 6 Handhavingsrichtlijn aldus worden uitgelegd dat bij de aan te leggen maatstaf voor toewijsbaarheid van een exhibitievordering onderscheid moet worden gemaakt al naargelang de partij van wie exhibitie wordt verlangd, een (beweerdelijke) inbreukmaker is of een derde?
b. Indien het antwoord op deze vraag bevestigend luidt, in welk opzicht verschillen dan die maatstaven?
Novagraaf Kerstpuzzel 2016

Op veler verzoek hebben we weer een Kerstpuzzel gemaakt. Dit jaar is het de uitdaging om uit te zoeken welk personage bij welk merk hoort. Weet jij ze alle 24? Lever je antwoorden in voor 3 januari 2017 en maak daarbij kans op een Fuji Instax Mini 90 camera - een moderne instant camera met een knipoog naar vroeger - ter waarde van 130 euro. De spelregels lees je hier.
Lever hier je antwoord in vóór 3 januari 2017.
In de tijdschriften december 2016
Tijdschrift voor Auteurs-, Media- & Informatierecht 2016-5
Computerrecht 2016, afl. 6
ICIP-Conseil 2016-2
Mediaforum 2016, nr. 7
Uit AMI:
De totaalindruk: onjuist maar niet onbruikbaar, M.R. de Zwaan
De privékopie in internationaal perspectief, J.P. Poort
Copyright Reform: Richtlijnvoorstel inzake auteursrechten in de Digital Single Market, J.R. Spauwen
Copyright Reform, GS Media and Innovation Climate in the EU – Euphonious Chord or Dissonant Cacophony?, M.R.F. Senftleben

Bijdrage ingezonden door Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger.
Dirk Visser: Bom onder het internet?

Dirk Visser, 'Bom onder het internet?' NJB 2016/2223, afl. 43, p. 3186; reactie op opinie van Van Eechoud & Poort, lees ook hun naschrift. De rechtspraak van het Hof van Justitie EU over de auteursrechtelijke ‘mededeling aan het publiek’ is volop in ontwikkeling. Het Hof is een nogal eclectische omstandighedencatalogus aan het aanleggen op grond waarvan bepaald moet worden wanneer nu wel of niet sprake is van een mededeling aan het publiek en het is niet altijd duidelijk welke omstandigheid nu op welk moment wel of niet doorslaggevend is. Maar leidt dit nu tot ongelukken, ontploffingen en rampen? Nee. En dat komt omdat het Hof van Justitie er in een voorkomend geval weer een omstandigheid bij verzint waardoor de juiste uitkomst wordt bereikt.
EHRM: Vastzetten Turkse "Steun aan Israëlische totaalweigeraars" vanwege "aanzetten tot dienstweigering" is schending 10 EVRM

EHRM 15 november 2016, IEF 16437; IEFbe 2021; ECLI:CE:ECHR:2016:1115JUD000245812 (Savda tegen Turkije) Mediarecht. Artikel 10 EVRM. Bij een bijeenkomst voor het Israëlische consulaat in Istanbul van het Anti Militaristische Platform las klager een persbericht voor getiteld ‘Wij betuigen onze steun aan Israëlische totaalweigeraars’. Het Hof stelt in de omstandigheid dat de nationale rechter klager hiervoor heeft veroordeeld wegens het ‘aanzetten tot dienstweigering’ een schending vast van artikel 10 van het Verdrag. Persbericht
Uitspraak ingezonden door Ernst-Jan Louwers en Sabine van Rienen, Louwers IP|Technology Advocaten en Arnoud Martens, Van Benthem & Keulen.
Koylu-merkenzaak aangehouden ex 30 EEX-Vo, vanwege Belgische procedure ten gronde

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 7 december 2016, IEF 16439; IEFbe 2023 (Koylu Kip tegen Köylü Food) Bevoegdheid. Incident. In eerder geding in België werd merkdepot ter kwader trouw aangenomen vanwege oudere handels- en domeinnaam die door Köylü Kip werd gevoerd) IEFbe 1615. De procedure in de hoofdzaak dient te worden aangehouden op grond van artikel 30 herschikte EEX-Vo. De Nederlandse rechter is bevoegd; bij afzonderlijke berechting van de vorderingen door verschillende nationale gerechten, op basis van eenzelfde feitencomplex, met toepassing van dezelfde rechtsregels, is er gevaar voor onverenigbare beslissingen. Een goede rechtsbedeling vraagt derhalve om gelijktijdige behandeling en berechting. Het onbevoegdheidsincident wordt afgewezen.
EHRM: Veroordeling gezicht OvJ op vrouwenlichaam in satirische publicatie, is schending 10 EVRM

EHRM 22 november 2016, IEF 16438; IEFbe 2022; ECLI:CE:ECHR:2016:1122JUD000891805 (Grebneva en Alismchik tegen Rusland) Mediarecht. Artikel 10 EVRM. Verzoekster Grebneva is de uitgever van een regionaal weekblad en verzoekster Alisimchik is journalist en columnist. Tijdens een verkiezingscampagne voor de Doema in het najaar van 2003 publiceerde de krant een reeks satirische artikelen, geschreven door verzoekster Alisimchik waarin een Russisch stripfiguur genaamd Masyanya gevolgd werd op haar reis van Sint Petersburg naar Vladivostok als verkiezingswaarneemster. Masyanya kwam in de artikelen in aanraking met ene Vasilinka, de directeur van een escortbureau. In een van deze artikelen, geschreven door verzoekster Alisimchik en getiteld "kandidaten moeten bekend zijn van binnenuit", werd het karakter Vasilinka geïnterviewd. Bij het artikel was een lijst van verkiezingskandidaten gevoegd, voorzien van Vasilinka’s commentaar op hen, waarbij gebruik was gemaakt van “slang” en uitdrukking die gebruikelijk zijn in de onderwereld. Bij het artikel stond een foto van het gezicht van de officier van justitie, V., afgebeeld op een vrouwenlichaam gekleed in een één dollarbiljet.