Auteursrecht - Droit d'auteur  

IEFBE 1701

Conclusie AG over mededeling aan publiek van recreatieruimte van revalidatiecentrum

Conclusie AG HvJ EU 23 februari 2016, IEFbe 1701; ECLI:EU:C:2016:109 (Reha Training tegen GEMA)
Auteursrecht. Collectief beheer. Prejudiciële vragen gesteld over mededeling aan publiek van recreatieruimte van revalidatiecentrum [IEFbe 1327]. Conclusie AG:

1) Het begrip ‚mededeling aan het publiek’ als bedoeld in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, en in artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom, moet worden bepaald aan de hand van dezelfde beoordelingscriteria.

2)In een situatie als in het hoofdgeding aan de orde kan zowel artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 als artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115 worden toegepast.

3)Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 en artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115 moeten aldus worden uitgelegd dat in een situatie als in het hoofdgeding aan de orde, waarin de exploitant van een revalidatiecentrum in zijn ruimtes televisietoestellen plaatst waarnaar hij een zendsignaal doorgeeft zodat zijn patiënten televisieprogramma’s kunnen bekijken, sprake is van een ‚mededeling aan het publiek’.

Gestelde vragen IEF 14939:

1. Wordt de vraag of er sprake is van een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 en/of in de zin van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115 steeds beoordeeld volgens dezelfde criteria, namelijk dat
• een gebruiker met volledige kennis van de gevolgen van zijn gedrag handelt om derden toegang tot het beschermde werk te verlenen die deze zonder zijn tussenkomst niet hadden gehad,
• onder „publiek” een onbepaald aantal potentiële ontvangers wordt verstaan en dit verder moet bestaan uit een vrij groot aantal personen, waarbij er sprake is van „onbepaaldheid” wanneer het gaat om „personen in het algemeen” en dus niet om personen die tot een private groep behoren, en met „een vrij groot aantal personen” wordt bedoeld dat een zekere deminimisdrempel moet worden overschreden, en een te klein of zelfs onbeduidend aantal personen dus niet voldoet aan het criterium, waarbij het in dit verband niet enkel relevant is hoeveel personen tegelijk toegang hebben tot hetzelfde werk, maar ook hoeveel personen er opeenvolgend toegang toe hebben;
• het werk wordt medegedeeld aan een nieuw publiek, dit wil zeggen aan een publiek waarmee de auteur van het werk geen rekening heeft gehouden wanneer hij toestemming heeft verleend voor het gebruik ervan via de mededeling aan het publiek, tenzij de latere mededeling gebeurt volgens een specifieke technische werkwijze die verschilt van de werkwijze voor de oorspronkelijke mededeling en
• het niet onbelangrijk is of de betrokken gebruikshandeling een winstoogmerk heeft, en of het publiek ontvankelijk is voor deze mededeling en deze niet louter toevallig „opvangt”, waarbij dit geen dwingende voorwaarde is voor een mededeling aan het publiek?

2. Moet in gevallen zoals in het hoofdgeding, waarin de exploitant van een revalidatiecentrum in zijn ruimtes televisietoestellen installeert, daarnaar een zendsignaal doorgeeft en er zo voor zorgt dat de televisie-uitzendingen kunnen worden bekeken, de vraag of er sprake is van een mededeling aan het publiek worden beoordeeld op grond van het begrip „mededeling aan het publiek” van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 of van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115, wanneer met de televisie-uitzendingen die kunnen worden bekeken de auteursrechten en de naburige rechten van een groot aantal betrokkenen, in het bijzonder componisten, tekstschrijvers en muziekuitgevers, maar ook uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en auteurs van literaire werken en hun uitgeverijen worden getroffen?

3. Is er in gevallen zoals in het hoofdgeding, waarin de exploitant van een revalidatiecentrum in zijn ruimtes televisietoestellen installeert, daarnaar een zendsignaal doorgeeft en er zo voor zorgt dat de televisie-uitzendingen kunnen worden bekeken, sprake van een „mededeling aan het publiek” overeenkomstig artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 of overeenkomstig artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115?

4. Wanneer voor gevallen zoals in het hoofdgeding wordt bevestigd dat er sprake is van een mededeling aan het publiek in die zin: Handhaaft het Hof zijn rechtspraak dat er in het geval van mededeling van beschermde fonogrammen in het kader van radio-uitzendingen voor patiënten in een tandartspraktijk (zie arrest SCF van 15 maart 2012, C-135/10, EU:C:2012:140) of soortgelijke inrichtingen geen sprake is van een mededeling aan het publiek?

Op andere blogs:
IPKat

IEFBE 1698

Auteursrecht en inkomstenbelastingen

Jeff Keustermans, Peter Blomme en Evelien D'Hauwe, Auteursrecht en inkomstenbelastingen. Beschouwingen vanuit de auteursrechtpraktijk, Tijdschrift voor Fiscaal Recht, aflevering 494 van 15 januari 2016, p. 62-84.
Op basis van de wet van 16 juli 2008 zijn inkomsten uit auteursrechten onder bepaalde voorwaarden onderworpen aan een gunstig fiscaal regime. Deze wet heeft al heel wat stof doen opwaaien aangezien belastingplichtigen graag van dit gunstig regime profiteren, terwijl de administratie deze wet graag zo restrictief mogelijk interpreteert, en dit met momenten ook contra legem. Zelfs naar aanloop van de 8ste verjaardag van de wet, bestaan er nog vele onduidelijkheden. De auteurs bekijken het fiscale regime van de inkomsten uit auteursrechten vanuit het perspectief van het auteursrecht teneinde zo enkele pijnpunten bloot te leggen en mogelijke oplossingen voor te stellen vanuit de algemene principes van het auteursrecht. (...)
Lees verder

IEFBE 1689

Auteursrechtinbreuk door verkleinde foto's op website Kicero.be

Rechtbank Antwerpen 10 oktober 2012, IEFbe 1689 (Photonews tegen Kicero.be)
Auteursrecht. Outprint. Printscreens. Photonews treft op de website kicero.be foto’s aan die uit haar bestand komen. Gedaagde stelt alleen gebruik te hebben gemaakt van de RSS-feeds van andere websites. De rechter betwijfelt dit en oordeelt daarnaast dat de herkomst er weinig toe doet. Deketelaere heeft inbreuk gepleegd door, zonder voorafgaande toestemming, minstens 3.883 foto’s van Photonewsop kicero.be te reproduceren en beschikbaar te stellen aan het publiek. Hij wordt veroordeeld tot een schadevergoeding van 12.500 euro.

4.2. de beweerde inbreuken op de auteurswet
(...)

Het is bovendien hoogst twijfelachtig dat verweerde, zoals hij beweert, enkel gebruikt heeft gemaakt van de RSS-feeds van bijvoorbeeld De Morgen om te komen tot het resultaat dat wordt aangeboden op zijn website (verkorte tekst met verkleinde foto), nu eiseres aan de hand van een outprint van RSS-feeds van De Morgen aantoont dat daarin geen verkleinde foto’s zijn opgenomen. Het was voor verweerde hoogst gemakkelijk geweest een uitprint te bezorgen van RSS-feeds waarin dergelijk verkleinde foto’s wel vervat waren om het standpunt van eiseres te ontkrachten. Verweerder laat na dit te doen, wat de rechtbank doet besluiten dat verweerder zich niet beperkt heeft tot het louter publiceren van RSS-feeds, zoals hij beweert, docht daar ook in bepaalde gevallen ook verkleinde foto’s aan heeft toegevoegd.

Overigens doet de herkomst van wat verweerder gepubliceerd heeft er weinig toe, nu onomstotelijk bewezen is dat foto’s afkomstig van eiseres door hem gepubliceerd zijn op zijn website en dit zonder de voorafgaandelijke toestemming van eiseres.

(…)

Verweerder bewijst niet dat hij zich met betrekking tot de vastgestelde inbreuken kan beroepen op een van de uitzonderingen zoals vervat in de artikelen 21 en 22 van de Auteurswet.

Op de zitting van 12 september 2012 werd uitdrukkelijk erkend dat de website niet kaderde in een leeropdracht, zoals beweerd wordt in de synthesebesluiten (p.4)

Er dient integendeel vastgesteld te worden dat verweerder een commerciële activiteit uitoefent als “internet ondernemer en CEO van https://www.internetinkt.com” (stuk 11 van eiseres, p. 14) en via de website www.kicero.be/clippy.be enerzijds klanten naar zijn internetwinkel lokt (www.internetinkt.com, zie de prominent aanwezige banjer op diverse bladzijden van de website in het PV van gerechtsdeurwaarder Weyns) en anderzijds inkomsten verwerft of minstens poogt te verwerven uit het opnemen van advertenties op zijn website. De rubriek “Ads by Google” refereert naar het programma Gogle AdSense dat gepromoot wordt als gratis programma waarmee online uitgevers inkomsten kunnen generen door relevante advertenties weer te geven bij de meest uiteenlopende soorten online inhoud. Verweerder bewijst geenszins dat hier sprake zou zijn van het verschijnen van advertenties zonder dat de websitebeheerder dit wil (door hem “ambush advertenties” genoemd).

IEFBE 1688

Pas de protection pour 'Ma vie fout l'camp' contre 'Frozen' par le droit d'auteur

Cour de Cassation de Belgique 14 décembre 2015, IEFbe 1679 (Luppino contre Warner)
Décision envoyée par Eric de Gryse, Simont Braun. La cour de cassation a rejeté le pourvoi contre l’arrêt rendu le 3 février 2014 par la cour d’appel de Mons (IEFbe 626). La partie de la ligne mélodique de ‘Ma vie fout l’camp’ se retrouvant dans ‘Frozen’ ne présente pas une originalité suffisamment marquée pour justifier cette protection. Les demandeurs n'établissent pas que les extraits litigieux de la chanson du demandeur ne sont pas banals mais reflètent la personnalité de leur auteur. L’arrêt de la cour d’appel justifie légalement sa décision que “les extraits litigieux de ‘Frozen’ ne constituent pas une reproduction illégale des extraits litigieux de la chanson ‘Ma vie fout l’camp’ et [que] la contrefaçon n’est pas établie”. L’article 1er, §1er, alinéa 1er de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins n’exclut pas que, dans certaines circonstances, le tribunal puisse tenir compte d’œuvres postérieures pour apprécier la banalité de l’œuvre litigieuse.

IEFBE 1677

Gebruik FunXtion na einde licentie merk- en auteursrechtinbreuk

Vzr. Rechtbank Den Haag 28 januari 2016, IEF 15654; ECLI:NL:RBDHA:2016:800 (Funxtion tegen Health Centers)
Merkenrecht. Auteursrecht. Onder het merk FunXtion exploiteert eiser een fitnessconcept om het plezier en motivatie van leden van fitnesscentra te optimaliseren. Gedaagde Health Center Eijsden, Maastricht en Meerssen hebben een (inmiddels beëindigde) licentieovereenkomst. Een uitgegeven poster wordt nog steeds gebruikt, dat levert auteursrechtinbreuk op. Op websites, facebook en LinkedIn-pagina van de directeur wordt FUNXTION nog gebruikt. Het door HC gebruikte logo 'Outdoor Funxtion' en variant 'funCtion' zijn merkinbreuk op FUNXTION. Een rectificatie op websites wordt bevolen.

- gebruik van het teken ‘Funxtion’
4.8. Naar voorlopig oordeel hebben HC Maastricht en HC Eijsden inbreuk gemaakt op de merkrechten van FunXtion als bedoeld in de artikelen 9 lid 1 sub a GMVo en 2.20 lid 1 sub a BVIE. Zij hebben immers het teken ‘Funxtion’ dat identiek is aan de merken in het economisch verkeer gebruikt voor dezelfde dienst als waarvoor FunXtion haar merken onder meer heeft ingeschreven, te weten sportdiensten. Niet in geschil is dat HC Maastricht en HC Eijsden gelet op artikel 13 van de respectieve licentieovereenkomsten na het einde van die overeenkomsten geen toestemming meer hadden om de merken te gebruiken. Dat HC Maastricht het fitnessconcept van FunXtion na het einde van de licentieovereenkomst feitelijk niet (meer) gebruikte en HC Eijsden het concept helemaal niet heeft gebruikt, zoals HC c.s. heeft aangevoerd, is voor de merkenrechtelijke beoordeling niet van belang. Doorslaggevend is dat in het economisch verkeer gebruik werd gemaakt van de merken voor de ingeschreven diensten.

- gebruik van het teken ‘Outdoor Funxtion’
4.12. De voorzieningenrechter stelt vast dat het teken ‘Outdoor Funxtion’ auditief, visueel en begripsmatig aanzienlijke gelijkenis vertoont met de merken. Het element ‘outdoor’ in het teken verwijst naar een buitenactiviteit en is zodoende beschrijvend voor buiten sporten. Dit element is dan ook minder onderscheidend in het teken. Het element ‘Funxtion’ is dan ook het dominante element in het teken en dit is identiek aan de merken.

4.14. Er is sprake van verwarringsgevaar ofwel omdat het publiek meent dat diensten verricht onder het teken ‘Outdoor Funxtion’ afkomstig zijn van FunXtion (directe verwarring), ofwel omdat het publiek op grond van het gebruikte teken op zijn minst zal menen dat HC Maastricht en HC Eijsden op de ene of andere manier, vanwege een economische band met FunXtion iets te maken hebben met de onder het overeenstemmende teken aangeboden diensten (indirecte verwarring). Met name het indirecte verwarringsgevaar is zeer reëel. Partijen hebben immers een zakelijke relatie met elkaar gehad waarbij het HC Maastricht en HC Eijsden was toegestaan de merken van FunXtion te gebruiken in het kader van het verzorgen van sportdiensten. Hierdoor bestaat het gevaar dat het relevante publiek nog steeds zal denken dat HC Maastricht en HC Eijsden hun diensten aanbieden in het kader van die samenwerking en dat de diensten derhalve dezelfde herkomst hebben of in ieder geval van een economisch verbonden onderneming afkomstig zijn.

Inbreuk auteursrecht
4.19. HC c.s. heeft niet betwist dat HC Maastricht en HC Eijsden de logo’s en de poster, ook na de beëindiging van de licentieovereenkomsten, zonder toestemming van FunXtion, op hun websites hebben openbaar gemaakt. Deze openbaarmakingen en/of verveelvoudigingen vormen naar voorlopig oordeel een inbreuk op de auteursrechten van FunXtion.

- logo ‘Outdoor Funxtion’
4.21. De voorzieningenrechter verwerpt dit standpunt. HC c.s. stelt terecht dat buiten het gebruik van het woord ‘Funxtion’ het logo ‘Outdoor Funxtion’ in niets lijkt op de onder 2.3 vermelde logo’s of de onder 2.4 vermelde poster van FunXtion. Hierbij geldt overigens wel dat op grond van hetgeen hiervoor reeds is overwogen het gebruik van het teken ‘Outdoor Funxtion’ ook zoals afgebeeld in dit logo inbreuk maakt op de merkrechten van FunXtion. De toevoeging van de kleurelementen en de tekst ‘100% green fit’ doet daaraan niet af.
IEFBE 1676

SABAM bewijst vertegenwoordigingsmandaat en vangnetfunctie inzake het volgrecht

Hof van beroep Brussel 23 juni 2015, IEFbe 1676 (Art Research and Contact tegen SABAM)
Uitspraak en duiding aangebracht door Andries Hofkens, Sirius Legal. Volgrecht. Mandaat. Collectief beheer. Verweesde werken - opvangnet. Het betrof een kunstgalerij (en dus professionele tussenpersoon) die volgrecht verschuldigd was op de doorverkoop van enkele oorspronkelijke kunstwerken (artikel XI.175-178 WER). Hoewel de verschuldigdheid van het volgrecht op zich niet in twijfel getrokken werd, was dit wél zo met betrekking tot het mandaat van SABAM als beheersvennootschap. De galerij in kwestie wenste een bewijs van lidmaatschap van de betrokken kunstenaars in de vorm van de aansluitingsovereenkomsten. Deze bevatten echter heel wat vertrouwelijke informatie.

Het Hof oordeelde dat SABAM voldeed aan haar bewijslast omtrent haar vertegenwoordigingsmandaat door aan de in de wet omschreven publicatievereisten te voldoen: halfjaarlijkse neerlegging/bijwerking van ledenlijsten bij de Controledienst (art. 3, § 1 KB 2/8/2007), inzage in het repertoire op de zetel (art. XI.255, § 2 WER) en jaarlijkse neerlegging van lijsten van alle rechthebbenden bij de Controledienst (art. 255, § 2, laatste lid WER).

Daarnaast bevestigde het Hof eveneens de vordering van SABAM als opvangnet voor volgrechten op kunstwerken waarvan de kunstenaar/rechthebbende niet opgespoord kan worden (art. 178, § 3 WER). Een prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie omtrent het bevrijdend karakter van betalingen op de gemeenschappelijke rekening werd door het Hof afgewezen.

Thans is het volgrecht gewijzigd doordat werd overgeschakeld van een vrijwillig collectief beheer van volgrechten op een verplicht collectief beheer middels het “uniek platform” (art. 177 WER). Dit platform werd opgericht door SABAM en SOFAM en is te vinden op www.resalerights.be.

IEFBE 1663

Conclusie AG: Billijke compensatie thuiskopie uit staatskas mag, maar niet tevoren begroot

Conclusie AG HvJ EU 19 januari 2016, IEFbe 1663; C-470/14; ECLI:EU:C:2016:24 (EGEDA)
Auteursrecht. Naburige rechten. Billijke thuiskopiecompensatie gefinancieerd vanuit staatsbegroting. Zie eerder IEFbe 1065. Conclusie AG:

1) Artikel 5, lid 2, onder b), van [InfoSocRl] moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat de daarin vermelde billijke compensatie uit de algemene staatsbegroting wordt gefinancierd.
2)  Artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat het bedrag van de daarin vermelde compensatie wordt vastgesteld binnen de van tevoren per begrotingsjaar bepaalde grenzen zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met de geraamde omvang van het door de rechthebbenden ondervonden nadeel.

 

Gestelde vragen (zie eerder IEFbe 1065) :

1) Is een stelsel inzake billijke compensatie voor het maken van thuiskopieën dat is gebaseerd op een raming van het daadwerkelijk veroorzaakte nadeel en wordt gefinancierd uit de algemene staatsbegroting, zonder dat bijgevolg kan worden gegarandeerd dat de kosten van die compensatie worden gedragen door de gebruikers van thuiskopieën, verenigbaar met artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29?

2) Zo ja, is het verenigbaar met artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 dat het totale bedrag dat in de algemene staatsbegroting wordt bestemd voor de billijke compensatie voor het maken van thuiskopieën, ook al wordt het berekend op basis van het daadwerkelijk veroorzaakte nadeel, moet worden vastgesteld binnen de per begrotingsjaar bepaalde grenzen?

IEFBE 1659

Vraag gesteld aan HvJ EU over 'betaling van toegangsprijs' via 'hotel room tv'

Prejudicieel vraag gesteld aan het HvJ EU, IEFbe 1659; C-641/15 (Verwertungsgesellschaft Rundfunk)
Verwertungsgesellschaft Rundfunk, een Oostenrijkse collectieve beheersorganisatie, in een zaak tegen een hotelketen voor de vergoeding voor de uitzending van televisie content op tv's in de hotelkamers. Vraag:

Is aan de voorwaarden 'tegen betaling van een toegangsprijs' uit artikel 8 lid 3 [Richtlijn betreft verhuur-,uitleen en bepaalde naburige rechten*] voldaan indien:
- via de tv set beschikbaar in iedere kamer van een hotel, de hoteluitbater toegang tot het signaal van verschillende tv- en radiokanalen (hotel room tv) wordt gegeven en
- voor het gebruik van de kamer (inclusief hotel room tv) de hoteluitbater een vergoeding in rekening brengt, waarin ook het gebruik van de tv set en de televisie- en radiokanalen is inbegrepen?

* Artikel 8 Richtlijn Uitzending en mededeling aan het publiek lid 3.   De lidstaten kennen omroeporganisaties het uitsluitende recht toe om heruitzending van hun uitzendingen via de ether en de mededeling aan het publiek van hun uitzendingen toe te staan of te verbieden, indien deze mededeling plaatsvindt op plaatsen die tegen betaling van een toegangsprijs voor het publiek toegankelijk zijn.

Via ipo.gov.uk:

Is the condition of ‘against [payment] of an entrance fee’ laid down in Article 8(3) of Directive 2006/115/EC of the European Parliament and of the Council of 12 December 2006 on rental right and lending right and on certain rights related to copyright in the field of intellectual property satisfied where,
•    through the TV set made available in each room of a hotel, the hotel operator provides access to the signal for various television and radio channels (‘hotel room TV’), and
•    for use of the room (including hotel room TV), the hotel operator charges a fee per room per night (room rate) which also includes use of the TV set and the television and radio channels to which access is thereby provided?

IEFBE 1644

Duitse BGH: Hyperlink naar illegale content levert auteursrechtinbreuk op

Duitse Bundesgerichtshof 9 juli 2015, IEFbe 1644 (BestWater)
Uitspraak en persbericht ingezonden door Stichting Brein. [red. NLse BAF] Auteursrecht. Hyperlinks. Zie eerder IEF 14315. Na terugverwijzing door het HvJ deed het BGH eerder dit jaar uitspraak in de BestWater zaak. Het linken naar een, zonder toestemming, op internet geplaatst bestand levert een inbreukmakende mededeling aan het publiek op. Hierbij wordt door het BGH onderscheid gemaakt tussen het beschikbaar stellen van de content op het internet (de oorspronkelijke inbreuk) en het linken naar het illegale bestand en daarmee inbreukmakend ter beschikking stellen aan het publiek. Beide gedragingen leveren echter een inbreuk op het auteursrecht op. Deze uitspraak is ook van belang voor de Sanoma/GS Media zaak waarin de Hoge Raad prejudiciële vragen heeft gesteld aan het HvJ.

34. Werden - wie im Streitfall - auf einer Internetseite anklickbare Links zu Werken bereitgestellt, die auf einer anderen Internetseite für alle Internetnutzer frei zugänglich sind, führt dies nach der Rechtsprechung des Gerichtshofs der Europäischen Union demnach nur dann nicht zu einer Wiedergabe der fraglichen Werke für ein neues Publikum, wenn die Werke auf der anderen Internetseite mit Erlaubnis der Urheberrechtsinhaber für alle Internetnutzer frei zugänglich sind. Der Senat versteht diese Rechtsprechung des Gerichtshofs der Europäischen Union dahin, dass die fraglichen Werke in derartigen Fällen für ein neues Publikum wiedergegeben werden, wenn keine entsprechende Erlaubnis der Urherberrechtsinhaber vorliegt. Dafür spricht auch der Gesichtspunkt, dass es sich bei dem 'neuen Publikum' nach der vorm Gerichtshof der Europäischen Union gegebenen Begriffsbestimmung um ein Publikum handelt, an das der Inhaber des Urheberrechts nicht dachte, als er die ursprüngliche öffentliche Wiedergabe erlaubte. Hat der Urheberrechtsinhaber die ursprüngliche öffentliche Wiedergabe nicht erlaubt, konnte er dabei zwangsläufig nicht an ein Publikum denken, an das sich diese Wiedergabe richtet. In einem solchen Fall richtet sich daher jede Wiedergabe des Werkes durch einen Dritten an ein neues Publikum im Sinne der Rechtsprechung des Gerichtshof der Europäischen Union.

IEFBE 1630

IE-nieuws uit Duitsland

In korte tijd heeft het Duitse BGH een aantal interessante arresten gewezen:
1. Geen auteursrechtvergoeding voor slechts beschikbaar stellen van tv-toesten in hotelkamers
2. Overname van delen uit exclusieve interviews in tv-uitzending van concurrenten
3. No-reply-bevestigingsmail met reclame is niet toegestaan
4. Reclame voor multivruchtensap 'Rotbäckchen' met aanduiding 'Kracht om te leren' en 'met ijzer' toegestaan
5. Verbod HIMBEER-VANILLE-ABENTEUER-reclame

1. BGH: Geen auteursrechtvergoeding voor slechts beschikbaar stellen van tv-toesten in hotelkamers
Uit het persbericht: Keine Urhebervergütung für das bloße Bereitstellen von Fernsehgeräten in Hotelzimmern: Der u.a. für das Urheberrecht zuständige I. Zivilsenat des Bundesgerichtshof hat heute entschieden, dass der Betreiber eines Hotels der GEMA keine Vergütung für das Bereitstellen von Fernsehgeräten in den Hotelzimmern zahlen muss, wenn die Hotelgäste mit diesen Geräten die ausgestrahlten Fernsehprogramme nur über eine Zimmerantenne empfangen können.

 

2. BGH: Overname van delen uit exclusieve interviews in tv-uitzending van concurrenten is geen inbreuk Leistungsschutzrecht, want er zijn nog uitzonderingen, zoals het citaatrecht
Uit het persbericht: Bundesgerichtshof zur Übernahme von Exklusivinterviews in Fernsehsendungen: Die Parteien sind private Fernsehunternehmen. Die Klägerin führte Exklusivinterviews mit Liliana M. über sich und ihre Ehe mit dem ehemaligen Fußballnationalspieler Lothar M. Die Klägerin strahlte die Interviews am 26. Juli 2010 sowie am 2. August 2010 in ihrer Sendung "STARS & Stories" aus. Nachdem die Beklagte sich zuvor jeweils vergeblich bei der Klägerin um eine Zustimmung zu der Nutzung dieser Interviews bemüht hatte, verwendete sie daraus verschiedene Ausschnitte unter Angabe der Quelle am 1. und 3. August 2010 in ihrer Sendung "Prominent".

Die Klägerin sieht darin eine Verletzung ihrer Schutzrechte als Sendeunternehmen. (...) Der Bundesgerichtshof hat angenommen, dass die Beklagte durch die Übernahme von Teilen der von der Klägerin in den Sendungen "STARS & stories" ausgestrahlten Interviews in das der Klägerin als Sendeunternehmen zustehende Leistungsschutzrecht eingegriffen hat. Die vom Oberlandesgericht getroffenen Feststellungen rechtfertigen jedoch nicht seine Annahme, die Eingriffe in das Leistungsschutzrecht der Klägerin habe die Beklagte widerrechtlich vorgenommen.

Allerdings kann sich die Beklagte nicht mit Erfolg auf die urheberrechtliche Schrankenregelung der Berichterstattung über Tagesereignisse (§ 50 UrhG)* berufen. Diese Schrankenregelung soll die anschauliche Berichterstattung über aktuelle Ereignisse in den Fällen, in denen Journalisten oder ihren Auftraggebern die rechtzeitige Einholung der erforderlichen Zustimmung des Rechteinhabers noch vor dem Abdruck oder der Sendung eines aktuellen Berichts nicht möglich oder nicht zumutbar ist, dadurch erleichtern, dass sie die Nutzung geschützter Werke, die im Verlauf solcher Ereignisse wahrnehmbar werden, ohne den Erwerb entsprechender Nutzungsrechte und ohne die Zahlung einer Vergütung erlaubt. Im Streitfall war es der Beklagten jedoch möglich und zumutbar, vor der Übernahme des in Rede stehenden Bildmaterials um die Zustimmung der Klägerin nachzusuchen. Zudem erlaubt § 50 UrhG keine Berichterstattung, die die urheberrechtlich geschützte Leistung - hier die Interviewsendungen der Klägerin - selbst zum Gegenstand hat. Die Leistung muss vielmehr bei einem anderen Ereignis in Erscheinung treten.

Aufgrund der bislang getroffenen Feststellungen kann aber nicht ausgeschlossen werden, dass sich die Beklagte auf das Zitatrecht (§ 51 UrhG)** berufen kann.

3. BGH: No-reply-bevestigingsmail met reclame is niet toegestaan
Uit het persbericht: Bundesgerichtshof zur Zulässigkeit sogenannter "No-Reply" Bestätigungsmails mit Werbezusätzen: Die zugelassene Revision hat zur Aufhebung des Berufungsurteils und zur Wiederherstellung des amtsgerichtlichen Urteils geführt. Jedenfalls die Übersendung der Bestätigungsmail mit Werbezusatz vom 19. Dezember 2013 hat den Kläger in seinem allgemeinen Persönlichkeitsrecht verletzt, weil sie gegen seinen zuvor erklärten ausdrücklichen Willen erfolgt ist.

4. BGH: Reclame voor multivruchtensap 'Rotbäckchen' met aanduiding 'Kracht om te leren' en 'met ijzer' toegestaan:
Uit het persbericht: Bundesgerichtshof zur Bewerbung des Mehrfruchtsafts "Rotbäckchen"
Das Landgericht hat der Klage stattgegeben. Das Oberlandesgericht hat die Berufung der Beklagten zurückgewiesen. Es hat angenommen, die Angaben "Lernstark" und "Mit Eisen … zur Unterstützung der Konzentrationsfähigkeit" seien nicht nach Maßgabe der Verordnung (EG) Nr. 1924/2006 zugelassene und damit unzulässige gesundheitsbezogene Angaben in Form von Angaben über die Gesundheit von Kindern gemäß Art. 10 Abs. 1*, Art. 14 Abs. 1 Buchst. b ** dieser Verordnung.

5. BGH: Verbod HIMBEER-VANILLE-ABENTEUER-reclame
Uit het persbericht: Bundesgerichtshof verbietet "HIMBEER-VANILLE- ABENTEUER"-Werbung von Teekanne:
Zwar lesen Verbraucher, die sich in ihrer Kauf-entscheidung nach der Zusammensetzung des Erzeugnisses richten, das Verzeichnis der Zutaten. Der Umstand, dass dieses Verzeichnis auf der Verpackung des Tees angebracht ist, kann jedoch für sich allein nicht ausschließen, dass die Etikettierung des Erzeugnisses und die Art und Weise, in der sie erfolgt, die Käufer irreführen. Die Etikettierung umfasst alle Angaben, Kennzeichnungen, Hersteller­ und Handelsmarken, Abbildungen oder Zeichen, die sich auf ein Lebensmittel beziehen und auf dessen Verpackung angebracht sind. Wenn die Etikettierung eines Lebensmittels und die Art und Weise, in der sie erfolgt, insgesamt den Eindruck entstehen lassen, dass das Lebensmittel eine Zutat enthält, die tatsächlich nicht vorhanden ist, ist eine Etikettierung geeignet, den Käufer über die Eigenschaften des Lebensmittels irrezuführen. Danach sind die verschiedenen Bestandteile der Etikettierung des Früchtetees insgesamt darauf zu überprüfen, ob ein normal informierter und vernünftig aufmerksamer und kritischer Verbraucher über das Vorhandensein von Zutaten oder Aromen irregeführt werden kann. Das ist vorliegend aufgrund der in den Vordergrund gestellten Angaben auf der Verpackung der Fall, die auf das Vorhandensein von Vanille- und Himbeerbestandteilen im Tee hinweisen.