Vragen gesteld aan HvJ EU over de oogst van geplante planten nog voordat er kwekersrecht is verleend

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 6 maart 2018, IEF 17722; IEFbe 2584; zaak C-176/18 (CVVP) Kwekersrecht. Nadorcott Protection is houder van een plantenras, Nadorcott genoemd. Verzoekster (Club de Variedades Vegetales Protegidas) heeft de opdracht gekregen om rechtsvorderingen in te stellen tegen verweerder (Martínez Sanchís) wegens schending van deze rechten. Verweerder is eigenaar van twee percelen, waarop hij in de lente van 2005 en 2006 respectievelijk 351 en 998 planten van het Nadorcott-ras heeft geplant. Verweerder had deze planten in 2005 gekocht in een kwekerij, nadat het kwekersrecht voor het plantenras was aangevraagd, maar voordat de verlening ervan rechtskracht had gekregen.
Vragen gesteld aan HvJ EU: Bestaat er jegens officiële instantie recht op informatie over gewassen en niet over een beschermd ras?
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 28 maart 2018, IEF 17721; IEFbe 2583; zaak C-239/18 (Saatgut-TreuhandverwaltungsGmbH tegen Freistaat Thüringen) Kwekersrecht. Verzoekster (Saatgut-Treuhandverwaltung) is werkzaam voor talrijke ondernemingen die in Duitsland houder van kwekersrechten en/of houder van exclusieve licenties voor de exploitatie van beschermde (planten)rassen zijn. Verweerder (Freistaat Thüringen) is een openbaar lichaam dat via een administratieve dienst is belast met het openbaar bestuur en de subsidieverlening. Verweer verzamelt derhalve de gegevens van de landbouwers die subsidie aanvragen en slaat deze op in een zogenaamde InVeKoS-databank. Verzoekster heeft bij brief van 05.04.2016 verweerder verzocht de gegevens die in de InVeKos-databank zijn opgeslagen, toe te zenden. Verweerder heeft dit verzoek op grond van §9(1) van de wet van de deelstaat Thüringen inzake de toegang tot informatie (hierna ThürIFG) afgewezen.
Uitspraak aangebracht door Michaël De Vroey, Baker McKenzie.
Teruggave deskundig verslag, geen vergoeding voor advocaten als technisch raadgever

Hof van beroep Brussel 24 april 2018, IEFbe 2578 (Becton Dickinson tegen B. Braun Melsungen) Beslag inzake namaak. Octrooi EP2319556 B1 voor 'naaldeinde bescherming voor hypodermale naalden'. Beschrijvende maatregelen. Derdenverzet. Gegrond. Kosten advocaat als technisch raadman. Bij beschikking werd geoordeeld dat het derdenverzet slechts zeer gedeeltelijk gegrond. Het Hof verklaart derdenverzet in beroep ontvankelijk en gegrond. Het Hof beveelt aan B.Braun de teruggave aan gerechtsdeskundige van het exemplaar van het deskundig verslag en legt een verbod op tot gebruik van het verslag. Rechtsplegingsvergoeding van € 48.000 voor beide aanleggen samen. Geen vergoeding voor 'kosten voor technische bijstand bij het beslag inzake namaak' uitgevoerd door advocaten in de hoedanigheid als technisch raadgever.
Jugement envoyé par Jozefien Vanherpe et Véronique Pede, CAPE IP Law.
L'Abbaye de Villers porte atteinte aux droits de VILLERS pour les bières

Cour d'appel Bruxelles 26 avril 2018, IEFbe 2577 (Brouwerij L. Huyghe contre Abbaye de Villers la Ville/Abbey beer) Marques Benelux. Action en cessation. Produits identiques (bières). Public pertinent. Similitudes. Risque de confusion. Huyghe brasse et commercialise de nombreuses bières dont une est dénommée TRIPLE VILLERS et une autre VIEILLE VILLERS. Elle est titulaire des marques verbales et figurative Benelux. La brasserie Huyghe a été contactée par des réprésentants du site des ruines de l'abbaye de Villers pour discuter du brassage et/ou de la reprise de ses marques VILLERS. La cour constate que l'utilisation par l'ASBL Abbaye de Villers-la-Ville et la SPRL Abbey Beer des signes (Triple; Abbaye de) VILLERS (V; IX; Authentique; Triple) pour des bières constitue une atteinte aux droits exclusifs que la SA Brouwerij L. Huyghe détient sur ses marques Benelux.
Uitspraak en samenvatting aangebracht door Jeroen Muyldermans & Olivier Vrins, Altius.
Vragen aan BenGH: Kan de artistieke vrijheid een geldige reden uitmaken in de zin van BVIE?

Voorz. NL Rechtbank van Koophandel Brussel 12 april 2018, IEF 17718; IEFbe 2576(The Damn Pérignon Collection) Merkenrecht. Vrijheid van meningsuiting. Vragen aan Benelux Gerechtshof. Een kunstenaar gebruikt het teken 'Damn Pérignon' in kunst. Het gebruik van de gewraakte tekens voor kleding trekt ongerechtvaardigd voordeel uit de bekendheid van de Dom Pérignon merken. Verweerster buit het imago van chique en vintage uit dat verbonden is met deze merken, en eigent zich het recht toe van de merkhouder om te bepalen met welke ondernemingen zij samenwerkt in het kader van marketing of sponsoring.
Het gebruik van het teken “Damn Pérignon” is bovendien schadelijk voor de reputatie. Het gebruik van scheldwoorden en de ‘boudoir’ context van promotie daarvan heeft een negatieve invloed op het imago van kwaliteit, luxe, vintage en traditie waarvoor de Dom Pérignon merken garant willen staan.
Afstemmingsregel toegepast in paars kleurmerkzaak op partij die geen partij was in bodemzaak

Hof Arnhem-Leeuwarden 22 mei 2018, IEF 17719; IEFbe 2578; ECLI:NL:GHARL:2018:4622 (GSK tegen Sandoz) Beroep na IEF 15580 waarin de voorzieningenrechter de inburgering van het paarse kleurmerk onvoldoende aannemelijk acht. Toepassing afstemmingsregel op een partij die niet betrokken was in een bodemzaak, maar wel in het daarop volgende kort geding, omdat beide zaken materieel betrekking hebben op dezelfde kwestie. Het kleurmerk is geldig volgens de bodemzaak van de rechtbank van Koophandel Brussel [IEFbe 2520]. Het erga omnes-karakter van het merkrecht brengt mee dat dit ook geldt ten opzichte van Sandoz B.V., die geen partij in de Belgische bodemzaak is. In zoverre slagen de grieven van GSK. De rechtbank Brussel heeft, in strijd met vaste rechtspraak van het Hof van Justitie, de beschermingsomvang van het kleurmerk ten onrechte beperkt tot "tot die precieze kleurtint en -code die werd gedeponeerd als merk". Het beroep van GSK op artikel 2.20 lid 1 sub b en c van het BVIE is afgewezen, omdat het relevante publiek van artsen en apothekers, beslist op basis van werkzame stoffen en niet op basis van de kleur, zodat het "aanleunen van beide tinten niet relevant is voor de keuze" en dus geen verwarringsgevaar of onterechte associatie kan opleveren. Het hof beslist in lijn met het oordeel van Brussel rechtbank in het vonnis en wijst de inbreukvorderingen af. Het hof overweegt ten overvloede dat daarnaast het belang bij de gevraagde voorzieningen ontbreekt. Het Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Uitspraak aangebracht door Michaël De Vroey, Baker McKenzie.
Door Schoonheidsschool ontwikkelde theorieën zijn luchtkastelen die geen band meer hebben met de werkelijkheid

Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afd. Antwerpen, 3 mei 2018 en Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afd. Antwerpen, 14 december 2017, IEFbe 2573 (Lesley-Ann Poppe en VZW I-Learning tegen BVBA Belenus en VZW Schoonheidsschool) Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Eind augustus 2017 werd de Schoonheidsschool in gebreke gesteld door mevrouw Poppe wegens schending van haar recht op naam, aanhaking aan haar bekendheid en verwarringstichting (zie IEFbe1546). De Schoonheidsschool had een aantal benamingen met de bestanddelen ‘Lesley-Ann’ en ‘Poppe’ geregistreerd als Beneluxmerk en had er bij Google voor gezorgd dat mevrouw Poppe haar eigen naam niet meer kon registreren of gebruiken als zoekwoord. Het gebruik van de naam van mevrouw Poppe door Benelus en de Schoonheidsschool is onrechtmatig. Zij falen aan te tonen dat zij deze handelsnaam in het verleden zelf zouden hebben gebruikt. De juridische theorieën die zij ontwikkelen zijn luchtkastelen die geen enkele band meer hebben met de werkelijkheid. Nu blijkt dat de naam van mevrouw Poppe niet als handelsnaam wordt gebruikt, kan zij ook onmogelijk haar toestemming hiertoe hebben gegeven. De merkregistraties zonder de toestemming van mevrouw Poppe zijn onrechtmatig en er is sprake van depots te kwader trouw. De merken zijn nietig.
Het principe van voor-voorgebruik GELDOF niet uitgebreid tot ascendenten van deposant

Hof van Beroep Gent 5 maart 2018, IEFbe 2575; IEF 17714 (Geldof tegen Engicon) Merkenrecht. Recht op gebruik eigen naam. Depot te kwader trouw. Eiseressen exploiteren een GELDOF METAALCONSTRUCTIE en vorderen met succes bij de rechtbank van koophandel [IEFbe 1612] de doorhaling van merkdepot van GELDOF door mevrouw Geldof. Het Hof bevestigt de bestreden vonnissen. Het gedeponeerde Benelux woordmerk GELDOF is nietig wegens manifest te kwader trouw. Appellante levert geen enkel bewijs dat zij voorbereidingen had getroffen om onder de eigen naam zelfstandige activiteiten te ontwikkelen. De stelling van appellante dat het principe van voor-voorgebruiker zou moeten worden uitgebreid met betrekking tot het voor-voorgebruik van ascendenten van deposant (haar vader) is juridisch nergens onderbouwd.
Met samenvatting van Emiel Jurjens, Kennedy Van der Laan/Mediareport.
EHRM in tweede Guja-arrest: wederom schending rechten klokkenluider

EHRM 27 februari 2018, IEF 17709; IEFbe 2574; application no. 1085/10 (Guja tegen Moldavië 2) Mediarecht. Klokkenluiders kunnen bescherming ontlenen aan de vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM). Het standaard-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hierover is het Guja-arrest uit 2008. Deze zaak draaide om Iacob Guja, een ambtenaar in Moldavië die twee opzienbarende brieven had gelekt naar de media waaruit bleek dat vanuit de regering druk was uitgeoefend op het OM op strafzaken stop te zetten. Guja werd daarop ontslagen, wat naar het oordeel van het EHRM een schending van artikel 10 EVRM opleverde. Guja werd daarop weer in dienst genomen, maar kort daarop wéér ontslagen. Hij wendde zich wederom tot het EHRM, dat ook nu weer oordeelt dat zijn rechten onder artikel 10 EVRM zijn geschonden.
Gedelegeerde Uniemerkverordening en uitvoeringsverordening ter aanvulling Uniemerkverordening

Op 24 april 2018, verscheen in het Publicatieblad van de EU de nieuwe gedelegeerde verordening (EU) 2018/625 van de Commissie, die de Uniemerkverordening 2017/1001 aanvult en verordening (EU) 2017/1430 intrekt. Ook de uitvoeringsverordening (EU) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/626 van de Commissie, houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Uniemerkverordening 2017/1001, en die verordening (EU) 2017/1431 intrekt, werd gepubliceerd.