IEFBE 3887
6 mei 2025
Artikel

Online Update - Fictief makerschap na het ONB-arrest | dinsdag 13 mei 2025

 
IEFBE 3909
6 mei 2025
Uitspraak

EU-merk Vagisan ongeldig verklaard op basis van eerdere Britse merken, ondanks Brexit

 
IEFBE 3907
30 april 2025
Uitspraak

Bureau wijst oppositie van Stichting Nederlands Register Vastgoed Taxateurs tegen E-RT en ERT toe

 
IEFBE 2386

HvJ EU: Geen afwijzing merkinbreukvordering vanwege te kwader trouw zonder de reconventionele nietigverklaring toe te wijzen

HvJ EU - CJUE 19 okt 2017, IEFBE 2386; ECLI:EU:C:2017:776 (Hansruedi Raimund tegen Michaela Aigner), https://www.ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-geen-afwijzing-merkinbreukvordering-vanwege-te-kwader-trouw-zonder-de-reconventionele-nietigv

HvJ EU 19 oktober 2017, IEF 17193; IEFbe 2386; ECLI:EU:C:2017:776; C-425/16 (Hansruedi Raimund tegen Michaela Aigner). Merkenrecht. Raimund is houder van het Uniewoordmerk 'Baucherlwärmer', een kruidenmengsel. Aigner stelt dat Raimund het merk in strijd met de goede zeden en te kwader trouw heeft verworven. De verwijzende OOS rechter (Oberster Gerichtshof) stelt vast dat kwade trouw bij aanvraag een absolute nietigheidsgrond is die in de inbreukprocedure alleen geldig kan worden aangevoerd wanneer verweerster op grond daarvan een reconventionele vordering instelt. De vraag rijst hoe de reconventionele vordering dient te worden behandeld. Conclusie AG: [IEF 16882].

Antwoord HvJ EU:

1)      Artikel 99, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk moet aldus worden uitgelegd dat de krachtens artikel 96, onder a), van deze verordening bij een rechtbank voor het Uniemerk ingestelde vordering wegens inbreuk niet kan worden afgewezen op basis van een absolute nietigheidsgrond, zoals de in artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening bepaalde grond, zonder dat deze rechtbank de reconventionele vordering tot nietigverklaring, die de gedaagde op deze vordering wegens inbreuk heeft ingesteld op basis van artikel 100, lid 1, van deze verordening, en die op dezelfde nietigheidsgrond is gebaseerd, heeft toegewezen.
2)      De bepalingen van verordening nr. 207/2009 moeten aldus worden uitgelegd dat zij er niet aan in de weg staan dat de rechtbank voor het Uniemerk de vordering wegens inbreuk, in de zin van artikel 96, onder a), van deze verordening, kan afwijzen op basis van een absolute nietigheidsgrond, zoals de in artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening bepaalde grond, zelfs al is de beslissing op de krachtens artikel 100, lid 1, van deze verordening ingestelde reconventionele vordering tot nietigverklaring, die op dezelfde nietigheidsgrond is gebaseerd, niet definitief geworden.
 

IEFBE 2385

Conclusie AG: Bescherming gemeenschapsmodel centreerpennen uitgesloten als uiterlijke kenmerken zijn gekozen met het oog op technische functie

HvJ EU - CJUE 19 okt 2017, IEFBE 2385; ECLI:EU:C:2017:779 (Doceram tegen CeramTec), https://www.ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-bescherming-gemeenschapsmodel-centreerpennen-uitgesloten-als-uiterlijke-kenmerken-zijn

Conclusie AG HvJ EU 19 oktober 2017, IEF 17192; IEFbe 2385; ECLI:EU:C:2017:779; C-395/16 (Doceram tegen CeramTec). Modellenrecht. Docecream is houdster van diverse gemeenschapsmodellen die centreerpennen beschermen in drie verschillende geometrische vormen. Docecream stelt nietigverklaring van de soortgelijke modellen van Ceramtec omdat de bekendgemaakte uiterlijke kenmerken van de producten uitsluitend door de technische functie worden bepaald. Relevant is of er sprake is van technische bepaaldheid die bescherming in de zin van artikel 8.1 van Vo. 6/2002 uitsluit wanneer de (technische) functionaliteit de enige factor is die het design bepaalt. De Duitse rechter vraagt zich af of de bescherming zich al dan niet dient uit te strekken tot onderdelen die onzichtbaar zijn wanneer eenmaal op hun plaats zijn aangebracht. 

Conclusie AG:

1)      Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen moet aldus worden uitgelegd dat de door genoemde verordening geboden bescherming is uitgesloten indien de uiterlijke kenmerken van het aan de orde zijnde voortbrengsel uitsluitend zijn gekozen met het doel dat dat voortbrengsel kan voldoen aan een gegeven technische functie, dus zonder enige creatieve bijdrage van de ontwerper ervan; het feit dat er mogelijk andere vormen bestaan waarmee hetzelfde technische resultaat kan worden bereikt, is dienaangaande op zichzelf niet beslissend.
2)      Teneinde te bepalen of de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel zijn gekozen op grond van overwegingen die uitsluitend verband houden met de technische functie van een voortbrengsel, in de zin van genoemd artikel 8, lid 1, moet de aangezochte rechter een objectief oordeel vellen, door gebruik te maken van zijn eigen beoordelingsbevoegdheid, rekening houdend met alle relevante omstandigheden van het concrete geval.

IEFBE 2384

HvJ EU over 'dezelfde handelingen' en rechtsmacht wat betreft online merkgebruik

HvJ EU - CJUE 19 okt 2017, IEFBE 2384; ECLI:EU:C:2017:771 (MERCK), https://www.ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-over-dezelfde-handelingen-en-rechtsmacht-wat-betreft-online-merkgebruik

HvJ EU 19 oktober 2017, IEF 17191; IEFbe 2384; ECLI:EU:C:2017:771; C-231/16 (MERCK) Merkenrecht. Procesrecht. Rechtsmacht. Over de rechtsmacht over een aantal Britse en internationale woordmerken MERCK. Artikel 109 Richtlijn EUTM. Begrippen 'dezelfde partijen' en 'dezelfde handelingen', gebruik van Merck op websites en online platformen. Is er sprake van dezelfde handeling als het gaat om onderhoud en wereldwijd gebruik van identieke online internet presentie op dezelfde domeinnaam? Conclusie AG: [IEF 16757].

Antwoord HvJ EU: 

1)      Artikel 109, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk moet aldus worden uitgelegd dat slechts is voldaan aan de aldaar gestelde voorwaarde inzake het bestaan van „dezelfde handelingen” wanneer voor rechterlijke instanties van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen wegens inbreuk worden ingesteld die respectievelijk op een nationaal merk en een Uniemerk zijn gebaseerd, voor zover deze vorderingen betrekking hebben op een vermeende inbreuk op een nationaal merk en een gelijk Uniemerk op het grondgebied van dezelfde lidstaten.

IEFBE 2382

HvJ EU: Dagvaarding voor schending persoonlijkheidsrechten rechtspersoon in de plaats waar centrum van belangen ligt

HvJ EU - CJUE 17 okt 2017, IEFBE 2382; (Bolagsupplysningen tegen Svensk Handel), https://www.ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-dagvaarding-voor-schending-persoonlijkheidsrechten-rechtspersoon-in-de-plaats-waar-centrum-va

HvJ EU 17 oktober 2017, IEF 17189; IEFbe 2382; IT 2374; ECLI:EU:C:2017:766; C-194/16 (Bolagsupplysningen tegen Svensk Handel) Er is beroep ingesteld door Bolagsupplysningen tegen Svensk Handel strekkende tot rechtzetting van onjuiste informatie, verwijdering van commentaren, vergoeding van materiële en immateriële schade. Bolagsupplysningen is door Svensk Handel op een 'zwarte lijst' op haar website geplaatst wegens vermeend bedrog en oplichterij. Gevolg hiervan is dat verzoeksters bedreigd zijn en hun activiteiten in Zweden nagenoeg stilliggen. Svensk Handel stelt dat er geen nauwe band is tussen het geding en de Estse rechter. Conclusie AG: [IEF 17190]. Antwoord HvJ EU: 

1)      Artikel 7, punt 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken dient aldus te worden uitgelegd dat een rechtspersoon die stelt dat zijn persoonlijkheidsrechten zijn geschonden door de publicatie op internet van onjuiste gegevens over hem en door het niet verwijderen van op hem betrekking hebbende reacties, een beroep kan instellen tot rectificatie van die gegevens, verwijdering van die reacties en vergoeding van alle geleden schade bij de gerechten van de lidstaat waar zich het centrum van zijn belangen bevindt.
Verricht de betrokken rechtspersoon het grootste deel van zijn activiteiten in een andere lidstaat dan die waar hij zijn statutaire zetel heeft, dan kan hij de vermeende veroorzaker van de aantasting in die andere lidstaat oproepen met een beroep op de plaats waar de schade is ingetreden.
2)      Artikel 7, punt 2, van verordening nr. 1215/2012 dient aldus te worden uitgelegd dat een persoon die stelt dat zijn persoonlijkheidsrechten zijn geschonden door de publicatie op internet van onjuiste gegevens over hem en door het niet verwijderen van op hem betrekking hebbende reacties niet bij de gerechten van elke lidstaat op het grondgebied waarvan de op internet gepubliceerde informatie toegankelijk is of was, een beroep kan instellen tot rectificatie van die gegevens en verwijdering van die reacties.

IEFBE 1738

IE-Forum.be zoekt de volgende uitspraken...

Wij zijn op zoek naar de volgende uitspraken. Heeft u een tip (naam van de (mogelijke) advocaat, (e-mail)contactgegevens van de griffie, of de uitspraak zelf) stuur het in via: redactie@ie-forum.be. Nous cherchons les jugements suivants: l’envoyez ou envoyez-nous une suggestion (nom d'avocat, addresse d’e-mail du greffier) à redactie@ie-forum.be:

NIEUW!
Vrz. Kh. Namen, 13 april 2017 (Merck)
Rb van KH Brussel 28 januari 2017 (Doomoo-seat)
Rb van KH Brussel november 2016 (Nespresso tegen Mondelez) (lees)
Prés. Comm. francophone Bruxelles, cess., 26 mai 2016, affaire « H&M c. N&H » IRDI 2016/3
Tr. de Bruxelles, 9e ch., 3 mai 2016, affaire « Sabam c. État belge et fournisseurs d’accès à internet » IRDI 2016/3
Rb Luik 29 april 2014 (KPN v. VOO)
Rb Bergen 16 september 2013
Rb Brussel 16 april 2012 (Dyson)
Rb Brussel 31 Januari 2012 (Newpur v. Tempur)
Rb Brussel 31 januari 2012 (Dreft)
Rb Antwerpen 23 december 2010 (Travel Tex)
Vrz. Rb. Kh. Hasselt 8 sept. 2010 en 19 okt. 2012 (Primagaz)
Vrz. Kh. Leuven, 3 nov. 2003 (BASE)

Rechtbank-zaken waar we de arresten reeds van in ons bezit hebben [en allen opgevraagd bij advocaten]:
Rb van KH Brussel 13 januari 2016 (De Schakel Thuisverpleging tegen Thuisverpleging Pajozorg); arrest 31 oktober 2016 [IEFbe 2313]
Rb van KH Brussel 23 juli 2015 (Gemological tegen Int. Gemmological), arrest 18 oktober 2016 [IEFbe 2312]
Rb Luik 22 maart 2016 en 21 maart 2013 (Front National Belge tegen Front National); arrest van 11 oktober 2016 [IEFbe 2314]
Rb van KH Brussel 20 mei 2009 (Agicoa tegen Eviso) [IEFbe 1978]
Tribunal de commerce Bruxelles 11 september 2015 (Levi Strauss tegen New Yorker), arrêt van 23 september 2016 [IEFbe 2310]
Hof Brussel tussen arrest 4 sept 2012, 21 dec 2012, 7 maart 2013 (Kerstens tegen Arbita); arrest van 13 september 2016 [IEFbe 2283]
Tribunal de commerce de Bruxelles 12 september 2011 en 16 november 2009 (XENUM XEON), arrest van 16 juni 2016 [IEFbe 2272]
Cour d’appel Bruxelles 10 mai 2016 (Belgium Television tegen Sabam) [opgevraagd bij advocaten] [IEFbe 2261]
Rb EA Brussel 6 juni 2013 (Keyware Smart tegen Kinepolis), arrest van 19 april 2016 [IEFbe 2258]
Tr. de Commerce Bruxelles 31 mars 2011 (l’Atelier Architects contre H&M Hennes & Mauritz), arrêt 6 novembre 2015 [IEFbe 2236]

Chronologisch:

IEFBE 2383

Conclusie AG: Volledige schade als gevolg van internetpublicatie mag verhaald worden in lidstaat waar zich het zwaartepunt van de beroepsactiviteit bevindt

HvJ EU - CJUE 13 jul 2017, IEFBE 2383; ECLI:EU:C:2017:554 (Bolagsupplysningen tegen Svensk Handel), https://www.ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-volledige-schade-als-gevolg-van-internetpublicatie-mag-verhaald-worden-in-lidstaat-waar

Conclusie AG HvJ EU 13 juli 2017, IEF 17190; IEFbe 2383; IT 2375; ECLI:EU:C:2017:554 ; C-194/16 (Bolagsupplysningen tegen Svensk Handel) EEX-Vo. Beroep is ingesteld door Bolagsupplysningen tegen Svensk Handel strekkende tot rechtzetting van onjuiste informatie, verwijdering van commentaren, vergoeding van materiële en immateriële schade. Bolagsupplysningen is door Svensk Handel op een 'zwarte lijst' op haar website geplaatst wegens vermeend bedrog en oplichterij. Gevolg hiervan is dat verzoeksters bedreigd zijn en hun activiteiten in Zweden nagenoeg stilliggen. Svensk Handel stelt dat er geen nauwe band is tussen het geding en de Estse rechter en er dan ook geen reden is af te wijken van artikel 4 van Vo. 1215/2012 en artikel 7, pt 2 toe te passen. Bolagsupplysningen stellen dat hun schade in Estland, waar zij het centrum van hun belangen hebben, is ingetreden. Conclusie AG:

–      Artikel 7, punt 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) moet aldus worden uitgelegd dat een rechtspersoon die beweert dat zijn persoonlijkheidsrechten zijn geschonden door de publicatie van informatie op internet, zijn volledige schade kan verhalen voor de gerechten van de lidstaat waar het centrum van zijn belangen is gelegen.

–      Een rechtspersoon heeft het centrum van zijn belangen in de lidstaat waar zich het zwaartepunt van zijn beroepsactiviteiten bevindt, mits de beweerdelijk schadelijke informatie nadelige gevolgen kan hebben voor zijn beroepsactiviteiten in die lidstaat.

IEFBE 2381

Uitspraak ingezonden door Kirian Claeyé, Altius advocaten

Uitvinder stemde in met de overdracht van rechten aan de aanvrager octrooi

Hoven van Beroep - Cours d'Appel 25 sep 2017, IEFBE 2381; (Pinvest tegen Doccle), https://www.ie-forum.be/artikelen/uitvinder-stemde-in-met-de-overdracht-van-rechten-aan-de-aanvrager-octrooi

Hof van beroep Antwerpen 25 september 2017, IEFbe 2381 (Pinvest tegen Doccle) Octrooirecht. Het hof van beroep te Antwerpen werd gevraagd te oordelen in een betwisting tussen partijen omtrent de vermogensrechten en het uitvinderschap van een octrooi (BE 1020616). De aanvrager van het octrooi meende dat de uitvinder onterecht werd aangeduid, en de uitvinder meende dat deze nooit enige vermogensrechten had overgedragen aan de aanvrager van het octrooi. Aangaande de eerste betwisting omtrent het uitvinderschap oordeelde het hof dat de aanduiding van de uitvinder in tempore non suspecto in het Belgische, internationale en Amerikaanse octrooi, het aannemelijk maakt dat deze inderdaad de uitvinder was. Sterker nog, volgens het hof maakt deze aanduiding een buitengerechtelijke bekentenis uit, die door de aanvrager van het octrooi niet wordt weerlegd. Aangaande de tweede betwisting omtrent de vermogensrechten oordeelde het hof dat de uitvinder er niet in slaagt enig bewijs overeenkomstig artikel XI.10, §1 WER voor te leggen dat ertoe zou leiden dat het octrooi aan de uitvinder dient te worden overgedragen. Er is immers geen contractuele verplichting, en evenmin werden enige licentievergoedingen bedongen. De feiten uit het dossier tonen aan dat de uitvinder op de hoogte was van, en instemde met de overdracht van rechten aan de aanvrager van het octrooi.

IEFBE 2380

Vragen aan HvJEU: zijn toegewezen advocaten aan te merken als 'handelaar' of 'verkoper'?

HvJ EU - CJUE 27 jun 2017, IEFBE 2380; C-426/17 (Giménez tegen verweerster), https://www.ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvjeu-zijn-toegewezen-advocaten-aan-te-merken-als-handelaar-of-verkoper

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJEU 27 juni 2017, RB 3004; IEFbe 2380; C-426/17 (Giménez tegen verweerster). Oneerlijke bedingen. Via MinBuZa: Verweerster had bij de rechter verzocht om erkenning van haar blijvende arbeidsongeschiktheid en haar recht op de daarbij behorende uitkering. Verweerster is volledig arbeidsongeschikt verklaard voor de uitoefening van het beroep van schoonmaakster. Ze kreeg een uitkering toegekend van €1.178,15 per maand; deze uitkering is haar enige maandelijkse inkomen. Verweerster had verzocht om aanstelling van een toegevoegde advocaat met het oog op technische bijstand in die procedure. De benoeming viel op verzoekster (Elena Barba Giménez). Zij is door de orde van advocaten van Terrassa toegevoegd.

IEFBE 2379

Vragen aan HvJEU: zijn sigaretten met gementholiseerde bestanddelen verboden onder de Tabaksrichtlijn?

HvJ EU - CJUE 13 jun 2017, IEFBE 2379; C-439/17 (British American Tobacco), https://www.ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvjeu-zijn-sigaretten-met-gementholiseerde-bestanddelen-verboden-onder-de-tabaksrichtlijn

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJEU 13 juni 2017, IEF 17183; RB 3003; LS&R 1515; IEFbe 2379; C-439/17 (British American Tobacco). Tabak. Consumentenbescherming. Via MinBuZa: Verzoekster (British American Tobacco GmbH) komt op tegen een beslissing van verweerster (Freie und Hansestadt Hamburg) waarbij haar het in de handel brengen van het product Lucky Strike Click Flow Switch-sigaretten is verboden. Deze sigaretten bevatten een capsule met menthol houdende vloeistof in de filter die door knijpen wordt afgegeven. Met het oog op de inwerkingtreding van bepaalde voorschriften van de wet betreffende tabaksproducten en verwante producten heeft verzoekster zich tot verweerster als de voor haar bevoegde toezichthoudende autoriteit gericht. Verzoekster heeft in haar brief uiteengezet dat met de overgangsbepaling van §47(4) TabakerzG, op grond waarvan het verbod in §5(1) punt 1a TabakerzG, om sigaretten en shagtabak met een kenmerkend aroma in de handel te brengen, pas met ingang van 20.05.2020 van toepassing is, het verdergaande voorschrift als vervat in de overgangs-bepaling van de richtlijn niet correct in Duits recht is omgezet. Daardoor mogen op grond van het verbod in §5(1) punt 1b TabakerzG sigaretten en shagtabak waarbij de menthol zich bevindt in de bestanddelen niet zijnde het eigenlijke tabaksrolletje, niet meer in de handel worden gebracht, zelfs indien op die manier een kenmerkend aroma in de zin van §5(1) punt 1a TabakerzG wordt gecreëerd. Dit is in strijd met het Unierecht. De verschillende behandeling van de beide productvarianten – mentholsigaretten die door de toevoeging van menthol aan bestanddelen is gementholiseerd, en sigaretten waarbij het tabaksrolletje is gementholiseerd – heeft geen basis in de richtlijn en is ook niet objectief gerechtvaardigd.

IEFBE 2378

Vragen aan HvJEU: Wanneer mag eierlikeur de verkoopbenaming 'eierlikeur' dragen?

HvJ EU - CJUE 27 jun 2017, IEFBE 2378; C-462/17 (Eierlikeur), https://www.ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvjeu-wanneer-mag-eierlikeur-de-verkoopbenaming-eierlikeur-dragen

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJEU 27 juni 2017, IEF 17182; IEFbe 3002; RB 3002; C-462/17 (Eierlikeur). Geografische aanduiding. Etikettering. Via MinBuZa: Verzoekster richt zich tegen het gebruik van de benaming eierlikeur voor een product dat melk bevat. Verzoekster en verweerster (Altenweddinger Geflügelhof Kommanditgesellschaft) zijn producenten van likeuren die onder meer eieren als ingrediënt hebben en die in de detailhandel maar ook online worden verkocht onder de verkoopbenaming eierlikeur. Verweerster produceert onder meer een reeks producten die zij blijkens de etiketten als eierlikeur aanduidt. Op het etiket aan de achterkant van die producten staat ‘bevat melk’. Tussen partijen staat vast dat de likeuren van verweerster inderdaad melk bevatten. Verzoekster meent dat zij tegen het gebruik van de verkoopbenaming eierlikeur voor de producten van verweerster een vordering tot staking kan instellen krachtens de Duitse wet inzake de oneerlijke mededinging in samenhang met de Duitse wet inzake levensmiddelen, consumptiegoederen en voedermiddelen in samenhang met verordening 1169/2011 bijlage II bij verordening 110/2008. Het gebruik van de benaming eierlikeur voor de producten van verweerster is volgens haar misleidend, aangezien melk als ingrediënt van eierlikeur of advocaat in punt 41 van bijlage II bij verordening 110/2008 niet is opgenomen en een product dat naast de in punt 41 van bijlage II bij verordening 110/2008 melk bevat, derhalve ook niet als eierlikeur mag worden aangeduid. Verzoekster vordert veroordeling van verweerster tot staking op straffe van een dwangsom (maximaal €250.000,-) voor elke toekomstige inbreuk. Verweerster vordert verwerping van het beroep. Volgens verweerster gaat het bij punt 41 van bijlage II van verordening 110/2008 louter om minimumvoorwaarden waaraan een product moet voldoen om eierlikeur genoemd te mogen worden. De aanname dat de lijst uitputtend is, zou in tegenspraak zijn met artikel 17(1) verordening 11/69/2011.